Wanbeleid bestuurders en falende toezichthouders
Commissarissen komen niet meer weg met marginaal toezicht. Grijpen ze niet in als ze het bestuur zien 'rommelen', dan kunnen ze persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor de schade die daaruit voortvloeit. Zelfs als aan hen decharge is verleend.
Vincent van Werkhoven
Bij vennootschapsrechtelijke structuren wordt soms een toezichthoudend orgaan in het leven geroepen. Een dergelijk orgaan - meestal een raad van commissarissen of een raad van toezicht - dient toe te zien op het reilen en zeilen van het bestuur van de onderneming. Althans, dat is de theorie. Een commissaris met een laissez-faire-mentaliteit hoefde zich eigenlijk niet druk te maken om de gevolgen van een marginaal toezicht op het handelen van het bestuur. In de rechtspraak wordt daar inmiddels anders over gedacht, hetgeen ook blijkt uit een recente uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (30 september 2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:6932).
In die uitspraak ging het om het wanbeleid van de bestuurders (A en B) van een zeetransportbedrijf (Z). In de statuten van Z is bepaald dat besluiten tot het verkrijgen van een registergoed (waaronder een schip) onderworpen zijn aan de goedkeuring van de raad van commissarissen. Het bestuur gaat een overeenkomst aan tot de bouw van een schip onder voorbehoud van de goedkeuring van de raad van commissarissen. In de daarop volgende overeenkomst wordt bevestigd dat de vereiste goedkeuring door de raad is verleend. Achteraf blijkt dat die goedkeuring voorwaardelijk is verleend, namelijk onder voorbehoud van financiering. Voor een van de commissarissen is dat reden genoeg zijn biezen te pakken en op te stappen.
Het bestuur gaat echter een stapje verder. A en B zijn - handelend via een persoonlijke vennootschap - met Z overeengekomen dat indien een belangrijke wijziging zou plaatsvinden in de zeggenschap de persoonlijke holding recht zou hebben op een aanzienlijke vertrekvergoeding ter grootte van bijna 4 miljoen US-dollar. De sfeer zal er goed in gezeten hebben toen een nietsvermoedende derde (D) 54 procent van het aandelenkapitaal van de zeetransportonderneming verwierf. Zij strijken vervolgens de vertrekvergoeding op maar spreken af dat zij als bestuurder van Z mogen aanblijven. Daarbij wordt bedongen dat de bestuurders worden gevrijwaard voor iedere aanspraak van de vennootschap en eventuele claims van derden. Vervolgens verlenen de bestuurders decharge en vrijwaring aan de commissarissen van de onderneming. In de daarop volgende procedure stelt D (onder andere) dat de met A en B gesloten overeenkomsten en het decharge van de commissarissen nietig zijn.
En met succes. Voor wat betreft de koop/aannemingsovereenkomst van het schip oordeelt de Rechtbank dat A en B opzettelijk hebben gehandeld in strijd met de door de raad van commissarissen uitdrukkelijke gestelde financieringsvoorwaarde en dat zij de raad willens en wetens onjuist en onvoldoende hebben geïnformeerd. Het gevolg daarvan is dat zij hun bestuurstaak onbehoorlijk hebben vervuld en dat zij hebben gehandeld in strijd met de statutaire bepalingen die Z beoogden te beschermen. Het betoog van A en B dat aan hen reeds finale kwijting is verleend en dat Z niets meer te vorderen heeft faalt, aldus de Rechtbank. Een niet nageleefde tegenstrijdigbelangregeling zorgt er uiteindelijk voor dat Z niet kan worden gehouden aan de met A en B gesloten overeenkomst. De commissarissen wordt verweten dat zij hun taak niet naar behoren hebben vervuld, doordat zij zich ten opzichte van het bestuur van Z onvoldoende kritisch hebben opgesteld en dat zij hebben verzuimd te handelen op het moment dat daartoe alle aanleiding was. Met andere woorden: de raad van commissarissen heeft zitten slapen en had bij diverse gelegenheden nadere informatie moeten eisen en moeten ingrijpen. Nu de commissarissen persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt zijn ook zij jegens Z aansprakelijk voor de daardoor geleden schade.
De commissarissen hebben dus de verplichting om nadere informatie te verlangen en in te grijpen zodra zij kennis nemen van het handelen in strijd met statuten. Schade die ontstaat als gevolg van gebrekkig toezicht kan onder omstandigheden verhaald worden op de leden van de raad van commissarissen. Een aan de commissarissen verleende decharge en vrijwaring hoeft aan die aansprakelijkheid niet in de weg te staan. Het advies voor commissarissen is derhalve om tijdig in te grijpen en niet te vertrouwen op een in het vooruitzicht van een aansprakelijkheidsstelling verleende vrijwaring.
Gerelateerd

AFM consulteert uitbreiding geschiktheidstoets voor beleidsbepalers van accountantskantoren
De Autoriteit Financiële Markten (AFM) consulteert in de zomerweken een nieuwe Beleidsregel geschiktheid Wta 2026. De geschiktheidstoets voor beleidsbepalers bij...

Nieuwe rvc-voorzitter KPMG moet bijdragen aan rust
De per 1 juni jl. benoemde voorzitter van de raad van commissarissen van KPMG, Dirk Jan van den Berg, is een man "wiens integriteit je nooit in twijfel hoeft te...

Stichting Audit Only: niet betrokken bij boete voor KC Audit
De Stichting Audit Only, het accountantskantoor uit Deventer dat wordt genoemd op de website van KC Audit, reageert op de berichtgeving over de boete van de AFM....

AFM legt accountantskantoor boete op voor illegaal verrichten van wettelijke controles
De Autoriteit Financiële Markten (AFM) heeft dit voorjaar een boete opgelegd van € 250.000 aan accountantskantoor KC Audit & Assurance Services BV. Het kantoor...

Britse toezichthouder onderzoekt rol Deloitte in corruptiezaken Glencore
De Britse toezichthouder Financial Reporting Council (FRC) is een onderzoek gestart naar het werk van controlerend accountant Deloitte bij grondstoffenconcern Glencore,...