Consolidatie

Integrale versus proportionele consolidatie

De wettelijke verankering van het consolideren van niet-100 procent-groepsmaatschappijen in de geconsolideerde jaarrekening behoeft aandacht, meent Peter Epe.

Peter Epe

In artikel 2:390 lid 1 BW is voorgeschreven dat de rechtspersoon die, alleen of samen met een andere groepsmaatschappij, aan het hoofd van zijn groep staat, een geconsolideerde jaarrekening opstelt. Daarin zijn opgenomen de eigen financiële gegevens met die van zijn dochtermaatschappijen in de groep, andere groepsmaatschappijen en andere rechtspersonen waarop hij een overheersende zeggenschap kan uitoefenen, of waarover hij de centrale leiding heeft.

Algemeen wordt aangenomen dat het consolideren van niet-100 procent-groepsmaatschappijen in de geconsolideerde jaarrekening moet gebeuren via integrale consolidatie. Ik betwijfel of dit wel zo duidelijk is vastgelegd in de wet (Titel 9 Boek 2 Burgerlijk Wetboek) en in de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving van de Raad voor de Jaarverslaggeving. Een beschouwing. 

Consolidatietechnieken

Voor de consolidatie van niet-100 procent-groepsmaatschappijen zijn in theorie twee verwerkingstechnieken: proportionele en integrale consolidatie.

Bij proportionele consolidatie worden de activa, verplichtingen, opbrengsten en kosten van het betreffende concernonderdeel voor een evenredig deel (gelijk aan het deelnemingspercentage) opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening.

Gekeken naar het financieel belang van de houdstermaatschappij lijkt dit een correcte methode. Het bezwaar van deze methode is echter dat bijvoorbeeld een 60 procent-kapitaalbelang (ervan uitgaande dat het kapitaalbelang de zeggenschap representeert) leidt tot volledige zeggenschap over de productiemiddelen van de betreffende onderneming. De niet-concernaandeelhouders (de outside-aandeelhouders) kunnen geen recht doen gelden op 40 procent van de machines of van de voorraad. Zij hebben slechts recht op 40 procent van het eigen vermogen bij liquidatie en op 40 procent van het dividend.

Vanwege bovengenoemd bezwaar is de techniek van integrale consolidatie ontwikkeld: de posten van het kapitaalbelang worden voor 100 procent opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening, terwijl daarnaast rekening wordt gehouden met het recht van de niet-concernaandeelhouders. Dit laatste wordt bewerkstelligd door opname van een post 'Belang derden' in de geconsolideerde balans en een post 'Winstaandeel derden' in de geconsolideerde winst- en verliesrekening, die de rechten van de outside-aandeelhouders belichamen.

Welke van deze twee technieken moet nu worden toegepast?

Titel 9 Boek 2 BW

De wet doet voor de te hanteren consolidatietechniek voor niet-100 procent-groepsmaatschappijen geen expliciete uitspraak. Wel zijn er aanwijzingen die erop duiden dat de wet integrale consolidatie voorstaat. Zo wordt in artikel 405 bij de definiëring van de geconsolideerde jaarrekening gesproken van 'één geheel' en wordt in artikel 411.2 vermelding verlangd van het aandeel in het groepsvermogen en in het geconsolideerde resultaat dat niet aan de rechtspersoon toekomt.

Bij deze laatste aanwijzing is het ook nog maar de vraag of de wet hier doelt op de geconsolideerde balans en winst- en verliesrekening; er wordt immers niet gesproken van 'verwerking', maar van 'vermelding'. Met opname in de toelichting op de geconsolideerde balans en winst-en-verliesrekening van bedoelde bedragen lijkt aan artikel 411.2 te zijn voldaan.

De wet geeft wel expliciet aan dat proportionele consolidatie is toegestaan, indien (artikel 409):

  1. in die rechtspersoon of vennootschap een of meer in de consolidatie opgenomen maatschappijen krachtens een regeling tot samenwerking met andere aandeelhouders, leden of vennoten samen de rechten of bevoegdheden kunnen uitoefenen als bedoeld in artikel 24a, lid 1; en
  2. hiermee voldaan wordt aan het wettelijke inzichtvereiste.

Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving

De Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) geeft in RL 217.503 aan dat de integrale methode in het algemeen het meest geëigend is voor het opstellen van geconsolideerde overzichten. In deze richtlijn haalt de RJ tevens artikel 409 aan en stelt dat in dit artikel is bepaald dat de proportionele methode uitsluitend mag worden gehanteerd in joint-venture-verhoudingen, mits voldaan wordt aan het inzichtvereiste.

Deze richtlijn is niet vetgedrukt: dit betekent dat het geen stellige uitspraak betreft, maar slechts een aanbeveling.

Inhoudelijk wil ik bij RL 217.503 de volgende twee kanttekeningen plaatsen:

  1. Mijns inziens maakt de RJ ten onrechte gebruik van het woord 'uitsluitend', in artikel 409 is hier niets over terug te lezen.
  2. Mijns inziens rept de RJ ook ten onrechte over 'joint-venture-verhoudingen', de wet spreekt over 'samenwerking met andere aandeelhouders, leden of vennoten'; een bijvoorbeeld 75/25 procent-verhouding in het kapitaalbelang voldoet hier ook aan voldoen. 

Integrale consolidatie

Algemeen wordt aangenomen dat het consolideren van niet-100 procent-groepsmaatschappijen in de geconsolideerde jaarrekening moet gebeuren via integrale consolidatie. In deze bijdrage is nagegaan of dit wel zo duidelijk is vastgelegd in Titel 9 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en in de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving van de Raad voor de Jaarverslaggeving.Op grond van voorgaande beschouwing is mijns inziens de conclusie te trekken dat dit niet het geval is.

Proportionele consolidatie lijkt wettelijk niet verboden, terwijl de RJ in RL 217.503 mijns inziens artikel 409 niet juist interpreteert. Ik beveel de wetgever en de RJ dan ook aan de voorschriften ter zake aan te scherpen, zodat duidelijker wordt weergegeven welke consolidatietechniek in welke situatie gehanteerd dient te worden. 

Literatuur

  • Burgerlijk Wetboek, Boek 2, Titel 9 BW.
  • Raad voor de Jaarverslaggeving (2019), Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving voor grote en middelgrote rechtspersonen, jaareditie
    2019, Kluwer: Deventer.

Dr. Peter Epe RA is lector accountancy & controlling aan de Hogeschool Windesheim, docent externe verslaggeving aan Nyenrode Business Universiteit en auteur Noordhoff Uitgevers.

Gerelateerd

4 reacties

Rene van Wingerden

De formulering in de wet van "mag indien..." lijkt mij voldoende duidelijk dat de samenwerking een voorwaarde is om proportionele consolidatie te mogen toepassen.

Het gaat om stemrechten, niet om economische belangen. Dus je kan proportionele consolidatie toepassen bij een winstverdeling van 75/25%, zolang maar geldt dat besluiten (kortgezegd) altijd unaniem moeten zijn.

De andere aandeelhouder 'gijzelen' met het dreigen om een noodzakelijk patent te onthouden lijkt mij niet echt 'samenwerken'.

Anne Jan Dekker

Met Peter Epe ben ik van mening dat niet in alle gevallen duidelijk is welke consolidatietechniek moet worden toegepast. Uit de wettekst “krachtens een regeling tot samenwerking met andere aandeelhouders, leden of vennoten samen de rechten of bevoegdheden kunnen uitoefenen als bedoeld in artikel 24a, lid 1” haal ik niet meteen dat hier alleen sprake van kan zijn als alle aandeelhouders eenzelfde belang in de rechtspersoon of vennootschap hebben. De RJ verduidelijkt dit niet door aan te geven dat er sprake moet zijn van een Joint Venture. Daarvan kan mijns inziens ook best sprake zijn bij ongelijke (aandelen)belangen. Ik kan me in de praktijk situaties voorstellen waarin bij ongelijke aandelenbelangen toch sprake kan zijn van een samenwerkingsverband. Dit zou zich bijvoorbeeld voor kunnen doen waarbij de minderheidsaandeelhouder een cruciaal patent heeft, waardoor het meerderheidsbelang niet betekent dat deze aandeelhouder de “baas” is. Ik zou dan ook willen pleiten voor een ruimere uitleg van het begrip samenwerking.

Arnout van Kempen

Buiten wat Rene al zegt: dit klinkt erg als een zoektocht naar een probleem. Als je eerst zelf uitlegt waarom het niet handig is proportioneel te consolideren, vanwege het gegeven inzicht, je vervolgens constateert dat zowel wel als RJ wel erg wijzen in de richting van integraal als hoofd oplossing en proportioneel voor specifiek benoemde uitzonderingen, EN je geeft nog eens het overweldigende belang van het inzichtsvereiste, wat is dan precies het probleem?

Een onderwerp zoeken waarover geen echte discussie bestaat, dan via close-reading en context negeren proberen een discussie te creeeren, om te concluderen dat de wet onduidelijk is, lijkt mij weinig zinvol voor de beroepspraktijk eerlijk gezegd.

Dus wellicht is het een idee als de auteur uitlegt wat nu echt het probleem is dat hier opgelost wordt? Ik heb de afgelopen decennia in ieder geval nog nooit noodkreten uit de praktijk gehoord over dit onderwerp.

Rene van Wingerden

De wet stelt als voorwaarde voor pr0portionele consolidatie dat de aandeelhouders samen de stemrechten uitoefenen. Dat is niet het geval als er een aandeelhouder is met overheersende zeggenschap. De baas zijn is niet samenwerken. Dus met een 75/25 stemverhouding mag geen van beide aandeelhouders proportioneel consolideren.

En niet alle niet-vette teksten in de RJ zijn slechts aanbevelingen. Ook waar wettelijke bepalingen worden aangehaald door de RJ (zoals RJ 217.503) staat dat in niet-vette tekst.

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.