John Weerdenburg

Vanuit de positieve intentie om belanghebbenden beter inzicht in de jaarrekening te geven, constateert John Weerdenburg iets wat lijkt op collectieve ongehoorzaamheid.

Discussie Column

Collectieve ongehoorzaamheid voor een beter inzicht?

Het merendeel van de accountants past een verkeerde methode toe bij het verwerken van de post debiteuren in de jaarrekening. De toepassing van deze methode resulteert zelfs in jaarrekeningen met materiële fouten. Worden hier nu echt fouten gemaakt, of speelt er toch iets anders?

De huidige werkwijze van veel accountants in het mkb is als volgt: de accountant vraagt de openstaande debiteurenlijst op per einde boekjaar (31 december). Op het moment dat de samenstellingswerkzaamheden worden uitgevoerd, wordt de actuele debiteurenlijst opgevraagd. Aan de hand van de nog openstaande debiteuren wordt vervolgens nagegaan of er nog debiteuren van het oude jaar openstaan. Deze worden op dat moment met het bestuur besproken, waarna een inschatting wordt gemaakt van de inbaarheid van deze vorderingen. Voor een vordering die niet binnenkomt - mogelijk als gevolg van een faillissement in het nieuwe boekjaar - wordt dan altijd een voorziening voor oninbaarheid gevormd. 

Verwerkingswijze formeel onjuist

Strikt formeel is deze verwerkingswijze niet juist. De beoordeling voor oninbaarheid moet namelijk worden gemaakt aan het einde van het boekjaar (op 31 december) en níet op het moment dat de samenstellingswerkzaamheden worden uitgevoerd. Dit uitgangspunt benadrukt de Raad voor de Jaarverslaggeving nog eens expliciet in RJ-Uiting 2020-5 (Impact coronavirus op de jaarverslaggeving 2019): "De gevolgen van de uitbraak van het coronavirus worden aangemerkt als een gebeurtenis na balansdatum die geen nadere informatie geeft over de feitelijke situatie op balansdatum. Dit betekent onder meer dat bijzondere waardevermindering van vaste activa, voorraden en debiteuren welke zich in 2020 mogelijk voordoen als gevolg van corona niet in de jaarrekening 2019 worden verwerkt. Indien deze gebeurtenis na datum van belang is voor de oordeelsvorming van de gebruiker van de jaarrekening neemt de rechtspersoon hierover een toelichting op."

Voorbeeld

Een onderneming met een balanstotaal van € 6.000.000 heeft een debiteurensaldo van € 3.000.000. Bij het bespreken van de conceptjaarrekening in augustus 2020 blijkt dat één debiteur met nog een openstaand bedrag van €  1.600.000 failliet is gegaan als gevolg van corona. Hoe wordt dat verwerkt in de jaarrekening 2019? Volgens de RJ mag er dan geen afboeking plaatsvinden van €  1.600.000 (en dus lagere winst en vaak minder belasting en een lager eigen vermogen), maar moet er een tekst worden opgenomen in de toelichting bij de jaarrekening: "Onder de debiteuren is een post opgenomen van € 1.600.000 die vanwege een faillissement in 2020 niet binnenkomt." Dus niets opnemen in de cijfers, maar wel in de toelichting! Een toelichting die geen onderdeel vormt van de publicatiestukken, waardoor deze voor veel gebruikers buiten beeld blijft. 

Hoe kijkt de gebruiker van de jaarrekening naar de situatie in dit voorbeeld? Begrijpt de gebruiker wat er gebeurd is? Ik vermoed van niet. De gebruiker moet het immers stellen zonder de benodigde toelichting, omdat die niet wordt meegenomen in de publicatiestukken. Hij ziet dus alleen het veel te hoog gepresenteerde eigen vermogen en is zich daar volstrekt niet van bewust. 

Liever boter bij de vis

Maar is er in deze situatie wel sprake van een gebeurtenis na balansdatum die niets zegt over de feitelijke situatie óp balansdatum? Heeft de oninbaarheid van een debiteurenvordering niet te maken met de risicoafweging in het boekjaar van de ondernemer? Die kiest niet voor boter bij de vis, maar voor betaling op termijn - al dan niet voorzien van zakelijke zekerheden, zoals fiduciair eigendomsvoorbehoud totdat de betaling binnen is. Anders gezegd: door te kiezen voor betaling op termijn, vergroot de ondernemer zelf de kans op oninbaarheid. 

Feitelijk is er sprake van collectieve ongehoorzaamheid door accountants. Accountants, die het maatschappelijk verkeer op een juiste wijze willen informeren door de oninbaarheid van debiteuren zichtbaar te maken in de cijfers. Dat doen ze met een positieve intentie en met oog voor het maatschappelijk verkeer, dat op ons rekent. Tijd voor een frisse, constructieve discussie over dit onderwerp?

Wat vindt u van deze column?

Reageer

John Weerdenburg AA is mede-oprichter van adviesorganisatie Auxilium Adviesgroep BV te Leusden.

11 reacties

John Weerdenburg

@heren, dank voor jullie reactie. Het uitgangspunt bij deze opinie is dat ik vaststel dat blijkbaar veel accountants deze post fout verwerken, maar er toch niet op aangesproken worden. Dan lijkt het toch op geaccepteerde collectieve ongehoorzaamheid. Het gevolg hiervan is inderdaad dat deze post mogelijk bij een jaarrekening die in februari wordt uitgebracht een andere uitkomst krijgt dan in november. Dat onderstreept nogmaals het belang van de datering van de jaarrekening. Naast dit voorbeeld zijn er nog tal van voorbeelden te noemen waarbij accountants bij balansposten kijken in hoeverre deze post 'afloopt' in het nieuwe boekjaar. Een praktische benadering die blijkbaar niet aansluit bij de theorie. Ik pleit ervoor dat bij jaarrekeningen voor kleine en micro rechtspersonen de gebruiker (die vaak niet goed op de hoogte is van de theorie) er meer baat bij heeft dat het effect van de gebeurtenissen na balansdatum duidelijk moet zijn. En is het dan theoretisch niet mogelijk in de cijfers, dan maar een verplichting om de gebeurtenissen na balansdatum die niets zeggen over de feitelijke situatie op balansdatum in de publicatiestukken op te nemen, net als de niet in de balans opgenomen verplichtingen.

Freek Zandbergen

Hoi Gert Jan,

Wees gerust; uit mijn reactie kun je denk ik opmaken dat het me uiteindelijk ook geen begaanbare weg lijkt. Echter, er is niks op tegen om nu en dan te beoordelen of onze theoretisch kloppende concept wel aansluit bij de praktijk. Vergelijk het eens met het opstellen van de balans na resultaatverdeling, inclusief opnemen van een dividendvoorstel onder de kortlopende schulden. Dat slaat formeel ook nergens op (en was in het jaar 2004, dus één jaar lang, door de RJ ook niet toegestaan) maar veel mensen vinden het toch wel logisch, praktisch of inzichtelijk. De RJ kwam er daarom toen ook snel van terug.

Gert-Jan Jordaan

Freek, dat doe je met je aangifte IB toch ook niet. Het is een balans, met een einddatum. Alles meenemen na balansdatum? Dus ook omzet maar gelijk doen? De regels zijn duidelijk, maar soms wat lastig te aanvaarden. Dat is geen reden om de regels aan te passen. De regels zijn opgesteld vanuit een uitgangspunt, de voorstellen hier zijn vanuit het niet willen of kunnen begrijpen van deze regels.

Freek Zandbergen

Kortom ik denk dat we wel samen op moeten trekken (en dan liefst mét de RJ) maar op zich vind ik het helemaal geen raar gedachte-experiment om te kijken of het jaarrekeningrecht hierin wat kan worden aangepast, zeker als dat beter aansluit bij het begrip en de behoefte van het maatschappelijke verkeer. Ik zou dan echter zoveel mogelijk vermijden vergaande redenaties te bedenken, maar gewoon het principe expliciet herformuleren: Voortaan mag alle info over (vooral) balansposten die binnenkomt voor opmaken (cq vaststellen?) van de jaarrekening cijfermatig worden verwerkt. Dus niet alleen nieuwe info die nieuw licht werpt op de werkelijke situatie per ultimo boekjaar. Dus een voorraad die niet tegen kostprijs verkoopbaar blijkt te zijn door oorzaken van ná ultimo boekjaar: toch gewoon afboeken per ultimo boekjaar. Rene van Wingerden wijst er terecht op dat het dan uitmaakt of de de jaarrekening in januari of in november maakt. Dat nadeel is wellicht acceptabel tov de voordelen; en ook nu is het zo dat je de balans soms anders opmaakt met de kennis van november tov de kennis eind januari.
Maar nogmaals: laten we dit zeker niet per accountant beslissen. Ik ben benieuwd of de leden van de RJ hierover na wil denken. Je komt vermoed ik echter wel los van de internationale regelgeving, of je krijgt (nog meer) uitzonderingen tussen de grootte regimes. En dan geen vrijstellingen, maar echt verschillende principes. Ik denk dat dat een brug te ver is...

Freek Zandbergen

Mooi punt John! Ik wil het wel voor de RJ opnemen in die zin dat het doel van de RJ natuurlijk ook is om de regels duidelijk te maken; waarbij 1 van de effecten is dat jaarrekening vergelijkbaar zijn. Individueel als accountant teveel kiezen voor wat logisch lijkt of goed voelt brengt volgens mij uiteindelijk meer nadelen met zich mee dan voordelen. Er is nu wel een grijs gebied, zoals hje terecht zegt. Als een pand op 1 januari om 01:15
af fikt door vuurwerk en je hebt schade, dan is dat primair een gebeurtenis na balansdatum. Maar je zou ook kunnen zeggen: maar dan ben je kennelijk onderverzekerd geweest (voor opstal; en/of bedrijfsschade, en dat was een keuze die per ultimo boekjaar al bestond; dus heeft de schade toch oorsprong in het boekjaar? Ik zou er voor pleiten of (cf het huidige stelsel ) wat strenger naar o.a. de geb na balansdatum te kijken. Bij de meeste debiteuren kun je dan zeggen als je failliet gaat door corona dan was je op 31-12-2019 waarschijnlijk als niet gezond. Als je in ogenschouw neemt dat er sinds 1 april juist minder faillissement waren dan normaal... Voor die paar debiteuren die én aantoonbaar echt alleen failliet zijn gegaan door gebeurtenissen na balansdatum; én dit een materieel verschil maakt voor de jaarrekening, zou ik ze toch maar niet voorzien per 31-12-2019.

Gert-Jan Jordaan

Helemaal eens met Rene. Het gaat nog steeds om de situatie per 31 december. En als de situatie zo is dat een gebeurtenis na balansdatum niets zegt over deze situatie per balansdatum, dan vindt er geen verwerking plaats. Het voorstel wil dat we de toekomst het verleden laten beinvloeden. Overigens is inderdaad het voorbeeld niet zo heel gelukkig gekozen. Alle signalen zijn er wel dat er op balansdatum al een groot risico op oninbaarheid was. En dan is het faillissement alleen maar een bevestiging van dit feit, en vindt verwerking wel plaats. Maar laten we ons realiseren dat we een balans opstellen op 31 december, en niet een balans op 13 november.....

Gert-Peter den Hollander

Interessant vraagstuk. Stel dat de betreffende debiteur (actief in de horeca) ultimo 2018 ook reeds klant van de onderneming was, met een vergelijkbaar debiteurensaldo en betaalgedrag. Ultimo 2018 had de directie een voorziening van 25% vh saldo opgenomen, ofwel 400k. Dat werd verdedigbaar geacht door de directie (en de accountant), o.a. vanwege de relatieve omvang van de post, en het (aanwijsbaar) slechtere betaalgedrag vd debiteur. Situatie eind 2019 is identiek aan die van een jaar eerder. In juni 2020 gaat de debiteur failliet. Is er een relatie met corona? Dat is zeer aannemelijk, gezien de branche waarin de debiteur actief is. Zou dan in de jaarrekening 2019 geen voorziening getroffen mogen worden? Dat lijkt me een vreemde zaak.

Het is voor de jr. van de onderneming naar mijn mening niet relevant wat de reden is van het faillissement van de debiteur (of wanneer die reden zich manifesteert): als bij het opmaken vd jaarrekening blijkt dat de openstaande vordering niet is voldaan na balansdatum, en de debiteur failliet is verklaard (en de curator niets meer zal uitkeren), dan dient een voorziening getroffen te worden cf. RJ 160.201 en 160.204b1.

Het niet treffen van een voorziening leidt in deze situatie nl. tot een (materieel) onjuist weergegeven vermogen ult. 2019, zodat niet wordt voldaan aan art. 362 lid 1 BW.
De vermelding in de toelichting van de afwaardering in 2020 lijkt me in strijd met RJ 110.125.

Het lijkt me nuttig als Uiting 2020-05 wordt genuanceerd, bijv. door te zeggen dat RJ 160.201 en 160.204b1 ook in geval van corona van toepassing zouden kunnen zijn, en dit verder uit te werken. Een andere mogelijkheid zou kunnen zijn om het begrip 'normaliter' in RJ 160.204b1 nader uit te werken voor een corona-casus.

Wijnand Rozendaal

Ik lees in deze (overigens prikkelende) column niets over RJ 160.204.b.1 waar het gaat over voorbeelden van een gebeurtenis na balansdatum die nadere informatie geeft over de feitelijke situatie op balansdatum.

Hierin staat "1. het faillissement van een handelsdebiteur dat uitgesproken wordt na balansdatum, bevestigt normaliter dat het verlies reeds bestond op de balansdatum en dat de rechtspersoon de boekwaarde van die vordering moet aanpassen;".

Zoals ik dit lees sluit dit voorbeeld in de RJ dus wel degelijk aan op de in de column beschreven praktijk. Het verschil met de Corona crisis is mijns inziens dat een faillissement na boekjaar vaak al een langere voorgeschiedenis heeft en dus vaak wel degelijk iets zegt over de toestand op balansdatum.

Rene van Wingerden

Dat de gebeurtenis na balansdatum niet in de pubstukken is vermeld ligt niet aan de RJ, maar aan de wettelijke vrijstelling voor pubstukken die vervolgens weer verplicht is op grond van de EU richtlijn. De RJ kan dus opnemen van deze toelichting in de pubstukken niet voorschrijven.

Het lijkt mij ver gaan als een accountant een onderneming zou verbieden gebruik te maken van een wettelijke mogelijkheid. Dat de vrijstellingen voor Klein afdoen aan het inzicht is inherent aan het geven van die vrijstellingen. Dus het verbieden op grond van het inzichtsvereiste is dan geen geldig argument.

Het verwerken van de effecten van de coronacrisis zoals die optrad in 2020 in de jaarrekening 2019 morrelt toch wel erg principieel aan de periode-afbakening van een jaarrekening. Zou je dan bijv. naast de afwaardering van de debiteur niet ook de NOW-vergoeding in 2019 moeten verwerken? Dat hangt ook direct samen met corona...

Bovendien worden de 2019-cijfers dan mede bepaald door hoe snel je de jaarrekening opmaakt. In november weten we meer dan in januari.
Dat zou nogal afdoen aan de objectiviteit van de jaarrekening.

Het voorstel lijkt mij dus nogal op een hellend vlak.

Albert Bosch

Prima voorzet voor een nuttige discussie John.

Wet- en regelgeving kan vaak worden verbeterd door inbreng van onderen, i.e. vanuit de praktijk. Daarmee breng je ‘the best of both worlds’ bij elkaar. In feite een variant van trial & error als proces van doorontwikkeling, want omgekeerd geldt veelal: een beleidsmaker/regelgever die geheel top-down iets bedenkt, en dat ook enigszins haastig doet, creëert eerder meer leed dan verbeteringen.

In deze specifieke casus: het lijkt mij dat de Raad voor de Jaarverslaggeving best open staat voor inbreng vanuit de praktijk, mede gelet op de bemensing van de Raad. Wellicht kan het faciliteren van dergelijke inbreng nog wel beter en laagdrempeliger worden opgezet.

O ja, qua inhoud: ik vind dat je een goed punt aanstipt en ben zelf voorstander van de praktische invulling die nu nog afwijkt van de formele invulling (zonder daar op jouw betoog aanvullende argumenten voor aan te dragen).

Arnout van Kempen

Bijzonder interessante discussie. In de kern raakt het de verantwoordelijkheid van de individuele accountant versus de regelgever(s). Het betekent nogal wat als accountants feitelijk zeggen “beste RJ, je kan me nog meer vertellen, maar ik bepaal zelf wel wat het betere inzicht geeft”.

Dit beroep is groot geworden door individuele beroepsbeoefenaren die zelf verantwoordelijkheid namen. De VGBA ademt die geest nog volledig.

Tegelijk heeft het NIVRA, later de NBA, heel nadrukkelijk gezegd zich niet met de normen en dus niet met de RJ, te willen bemoeien.

Ik heb geen standpunt, maar ben wel heel benieuwd naar de standpunten van beroepsbeoefenaren en beroepsorganisatie

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.