Jan Bouwens

De combinatie van controle- en advieswerk blijft voer voor discussie. Jan Bouwens reageert op de stelling van Marcel Pheijffer dat één gedateerd onderzoek geen bewijs mag heten. Er is meer onderzocht, aldus Jan.

Discussie Column

Over advies en controle: anekdotes zijn leuk, maar leveren geen bewijs

In zijn laatste column beweert Marcel Pheijffer dat ik geen conclusie over de nadelen van de combinatie van controle en advies kan trekken op basis van één onderzoek, dat ook nog eens data gebruikt van veertig jaar geleden. Er is 'iets meer' onderzoek gedaan naar de relatie advies en controle dan Marcel aangeeft.

Om de literatuur te duiden neem ik drie aspecten in overweging: (1) de mate waarin de accountant de onderneming toestaat betere of slechtere resultaten te laten zien dan de onderliggende economische omstandigheden rechtvaardigen (de accountant staat bijvoorbeeld het management van de onderneming toe om resultaten te manipuleren), (2) de bereidheid van de accountant tot het afgeven van een gunstige continuïteitsverklaring, en (3) de mate waarin de accountant vasthoudt aan het conservatismebeginsel (winst alleen erkennen als deze zeker is en verliezen nemen ook als het onzeker blijft of deze zich zullen voordoen).

Als het gaat om de vraag of accountants minder geneigd zijn een oordeel met beperking over de continuïteitsstatus af te geven, geeft het werk van DeFond, Raghunandan en Subramanyam (2002) geen indicatie van een kleinere kans op het kwalificeren van de continuïteit van ondernemingen die naast auditdiensten ook adviesdiensten afnemen.

Ruddock, Taylor en Taylor (2006) vinden geen bewijs voor het vermoeden dat auditors de toepassing van het conservatisme-principe versoepelen als leidend principe voor bedrijven die, naast de audit, andere diensten afnemen die onder dezelfde merknaam worden aangeboden. Met andere woorden, ongeacht of een gecontroleerd bedrijf al dan niet adviesdiensten verleent naast controlediensten, accountants maken geen verschil tussen beide klanten op het gebied van resultaatherkenning. Dat wil zeggen dat de accountant, ongeacht of zijn of haar kantoor al dan niet adviesdiensten aanbiedt, het conservatismeprincipe handhaaft. Dat principe vereist dat kosten worden genomen op het moment dat ze als potentiële kosten aan de oppervlakte komen en neemt opbrengsten alleen op wanneer deze met zekerheid worden gerealiseerd.

Antle, Gordon, Narayanamoorthy en Zhou (2006), Ashbaugh et al. (2003), Chung en Kallapur (2003), Francis en Ke (2003), en Reynolds, Deis en Francis (2004) vinden geen resultaat dat suggereert dat er een verband bestaat tussen het relatieve financiële belang dat de accountantsorganisatie heeft bij één individuele cliënt op kantoor en winstmanipulatie. Lennox (2016) toonde aan dat de door de PCAOB in 2005 en 2006 opgelegde restricties op belastingadvies geen effect hadden op de kwaliteit van de controle, gemeten in termen van het aantal gemelde fouten dat aanleiding gaf tot een financiële correctie (restatements), tekortkomingen in ingediende belastingaangiften en de mate waarin going concern in gevaar was. Het enige punt waar we zien dat de combinatie advies en controle negatief uitwerkt, is als het kantoor accountingvreemde adviezen geeft, zoals over strategie (Breadsley, Imdieke en Omer (2021)).

Marcel vraagt zich af waarom er geen onderzoek is naar de gunstige werking van controle en advies in een firma. Maar onderzoek gedaan door Ciconte en Knechel en Mayberry (2017) laat zien dat bedrijven die zich laten adviseren, later veel beter presteren dan andere organisaties. Dit effect wordt sterker naarmate de complexiteit van de onderneming toeneemt. Het zou inderdaad beter zijn als we onderzoek gingen inrichten om naar mogelijk gunstige effecten te kijken. Helaas laten onderzoekers zich ook leiden door de negatieve vibe van de buitenwacht, als het gaat om de keuze van onderzoeksvragen!

Marcel noemt anekdotes, met de suggestie dat deze meer zeggend zijn dan wetenschappelijk onderzoek. Maar een anekdote gaat over een geval dat wellicht iets of niets zegt over de populatie. Het onderzoek dat ik aanhaal gaat over de populatie, is peer reviewed en gepubliceerd in de vijf wereldtopbladen. Wat is het meest zeggend? Marcel geeft ook aan dat sinds advies en controle in Nederland voor oob's is gescheiden, we geen achteruitgang zagen in de kwaliteit van de controle. Hoe is dat dan gemeten? Ik heb het onderzoek niet gezien.

Het is een kwestie van afwegen. We zien aan de ene kant dat de aandacht wordt afgeleid (Breadley e.a. 2021) en aan de andere kant dat het hebben van specialisten gunstig uitwerkt en/of geen negatief effect heeft. Al het onderzoek dat ik aanhaal is gedaan in een VS-context, waarin advies en controle ook aan oob's mag worden gegeven. In Nederland is dat verboden. Maar zelfs in de VS zijn er dus nauwelijks overtuigende negatieve effecten te bespeuren van de combinatie van advies en controle.

Anekdotes volgen de intuïtie en leveren geen systematisch bewijs gebaseerd op grootschalige analyse.

  • Antle, R., E. Gordon, G. Narayanamoorthy and L. Zhou. 2006. The Joint Determination of Audit Fees, Non-Audit Fees, and Abnormal Accruals. Review of Quantitative Finance and Accounting 27(3): 235-266.
  • Ashbaugh, H., R. LaFond and B. W. Mayhew. 2003. Do Nonaudit Services Compromise Auditor Independence? Further Evidence. The Accounting Review 78 (3): 611-639.
  • Beardsley, E., A. Imdieke, T. Omer. 2021. The distraction effect of non-audit services on audit quality, Journal of Accounting and Economics, 71(2-3): 1-20
  • Bell, T., M. Causholli and R. Knechel. 2015. Audit Firm Tenure, Non-Audit Services and Internal Assessments of Audit Quality, Journal of Accounting Research 53 (3): 461-509.
  • Ciconte, W.A., W.R. Knechel and M.A. Mayberry. 2017. Investments in Auditor-Provided Non-Audit Services and Future Operating Performance, AUDITING: A Journal of Practice & Theory (2022) 41 (2): 141–164.
  • Chung, H. and S. Kallapur. 2003. Client Importance, Non-Audit Services, and Abnormal Accruals. The Accounting Review 78 (4): 931-955.
  • DeFond, M. L., K. Raghunandan and K. R. Subramanyam. 2002. Do Non-Audit Service Fees Impair Auditor Independence? Evidence from Going Concern Audit Opinions. Journal of Accounting Research 40 (4):1247-1274.
  • Francis, J. R. 2006. Are Auditors Compromised by Non-Audit Services? Assessing the Evidence. Contemporary Accounting Research 23 (3): 747-760.
  • Francis, J. R. and B. Ke. 2006. Disclosures of Fees paid to Auditors and the Market Valuation of Earnings Surprises. Review of Accounting Studies 11 (4): 495-523.
  • Koh, K., S. Rajgopal and S. Srinivasan. 2013. Non-Audit Services and Financial Reporting Quality: Evidence from 1978 to 1980, Review of Accounting Studies 18 (1): 1-33.
  • Lennox, C.S. 2016. Did the PCAOB’s Restrictions on Auditors’ Tax Services Improve Audit Quality? The Accounting Review 91 (5): 1493-1512.
  • Ruddock, C., S. J. Taylor and S. L. Taylor. 2006. Non-Audit Services and Earnings Conservatism: Is Auditor Independence Impaired? Contemporary Accounting Research 23 (3): 701-746.

Naschrift Marcel Pheijffer

Jan Bouwens maakt een opmerking van ondergetekende over anekdotisch bewijs tot de kern van zijn kritiek op mij. Dat blijkt uit de titel van zijn bijdrage, de laatste zin daarin en de opmerking: "Marcel noemt de anekdotes met de suggestie dat deze meer zeggend zijn dan wetenschappelijk onderzoek."

Daarmee doet Bouwens mijn bijdrage geen recht. Mijn bijdrage staat recht overeind als de passage aangaande de Vestia-anekdote eruit gaat. Het is niet dragend voor de argumentatie en onderbouwing die ik aanlever. De opmerking van Bouwens dat ik "suggereer dat anekdotes meer zeggend zijn dan wetenschappelijk onderzoek" is bespottelijk en gebaseerd op een onjuiste en daarmee misleidende weergave van mijn bijdrage.

Voorts verwijst hij nu naar publicaties in peer reviewed bladen. Los van het feit dat deze artikelen - net als dat van Koh et al - diverse nuanceringen bevatten, leveren zij geen overtuigend maar hooguit op onderdelen enig indicatief bewijs op voor de stellingname van Bouwens inzake de combinatie van controle en advies.

Bouwens haalde de nu door hem genoemde literatuur eerder aan in een paper die hij vanuit de Foundation for Auditing Research (FAR) schreef: What is the relationship between audit quality and non-audit services? An overview of the existing literature.

De paper van Bouwens is gebruikt door de Chartered Accountants Australia and New Zealand, in hun paper Audit quality in a multidisciplinary firm: what the evidence shows. Deze paper is besproken tijdens het Australische parlementair onderzoek naar de accountantssector. Besproken met prof. James Guthrie, die laatstgenoemde paper – grotendeels gebaseerd op het werk van Bouwens - kwalificeerde als "This is a big four submission".  Overigens bedankte Jan Bouwens in zijn paper (zoals gepubliceerd op de FAR-site) Deloitte-partner Marco van der Vegte en KPMG-partner Egbert Eeftink voor hun commentaar op zijn paper.

Guthrie geeft in zijn verklaring voor de Australische commissie aan dat hij contact heeft opgenomen met de Nederlandse onderzoeker (Bouwens), die hem mededeelde: "I can’t get it published." De Australische senator O’Neill stelde vervolgens aan Guthrie de volgende vraag: "So they’re relying on the work of an academic that cannot achieve peer acceptance for publication?" Guthrie gaf als antwoord dat het werk van de onderzoeker (Bouwens) tot op dat moment niet in een peer reviewed journal was gepubliceerd en voorts: "I can’t publish it in my journal."

Ik heb deze reactie vooraf aan Jan Bouwens voorgelegd. Hij gaf in zijn reactie aan dat hij toentertijd het volgende tegen Guthrie heeft gezegd: "Ik heb gezegd dat het overzichtsartikel aangeboden is ter publicatie, maar dat men het verder uitgebreid wilde zien. Mijn overzichtsartikel is geen empirisch onderzoek maar slechts een samenvatting van de literatuur."

Ik wil best een discussie met Jan Bouwens aangaan. Maar dan dient hij wel zuiver op door mij aangedragen argumenten in te gaan, mij geen woorden in de mond te leggen of het gestelde verdraaien en dient hij zich bovendien tot de kern van de discussie te beperken (on topic blijven).

Waarvan akte.

Wat vindt u van deze column?

Reageer

Jan Bouwens is hoogleraar accounting UvA en research fellow University of Cambridge.

Gerelateerd

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.