Magazine

Complex pensioenstelsel op de loer

Het afgelopen jaar gesloten pensioenakkoord tussen sociale partners en regering is alleen een akkoord op hoofdlijnen. Momenteel werkt onder meer het ministerie van SZW aan de uitwerking van belangrijke details. Ook accountants debatteren mee.

Dit artikel is verschenen in Accountant nr. 1/2, 2012

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

» Download dit artikel in pdf

Volgens planning zal het ministerie eind februari 2012 gereed zijn, met stukken waar dan ongetwijfeld nog veel debat over zal volgen. De verwachting is dat niet voor het najaar van 2012 helder is wat de definitieve details zijn en wat de gevolgen zijn voor de sector. Hoewel minister Kamp van Sociale Zaken zich medio december 2011 in de Tweede Kamer nog op de vlakte hield (‘mij is niet bekend dat het pensioenakkoord ingewikkeld wordt’), is voor de betrokken partijen al duidelijk dat de kans groot is dat het erg complex wordt in de uitvoering. Dit beeld werd bevestigd op een door de Platformcommissie NBA & Actuarieel Genootschap (PCNA) georganiseerd seminar op 13 december 2011. Onder meer de Pensioenfederatie, het Verbond van Verzekeraars en ook accountants gaven hun visie op het akkoord.

Diverse problemen

Complexiteit ontstaat onder meer vanwege de twee verschillende pensioencontracten: een relatief zeker nominaal contract en een relatief onzeker reëel (waardevast) contract. Bij beide systemen komt een apart financieel toetsingskader voor pensioenfondsen.

Uitvoering wordt voor fondsen een moeilijke klus, bijvoorbeeld wanneer er premies en uitkeringen moeten worden aangepast aan de levensverwachting (levensverwachtingaanpassingsmechanisme, LAM) en de rendementen (rendementsaanpassingsmechanisme, RAM). De meningen verschillen op welke manier de mechanismen er uit moeten zien. Lastig is ook wanneer deelnemers wisselen van een nominaal naar een reëel contract of vice versa. Dit kan het geval zijn bij een baanwisseling. Verder worden problemen verwacht bij het ‘invaren’ van bestaande pensioenrechten in de nieuwe contracten. De kans is aanwezig dat er juridische procedures van bijvoorbeeld gepensioneerden komen die misschien meer jaren duren.

Rekenrente

Een ander punt betreft de rekenrente waartegen pensioenvoorzieningen contant worden gemaakt. De rekenrente blijft een belangrijke factor in de berekening van de dekkingsgraad van een pensioenfonds. In de media is het beeld ontstaan dat de rekenrente in het reële pensioencontract het verwachte beleggingsrendement zou zijn. In de afgelopen maanden riep dit heftig verzet op, omdat pensioenfondsen door het nemen van risico per heden een hogere dekkingsgraad kunnen noteren en meer geneigd zouden kunnen zijn om vervolgens te indexeren. In werkelijkheid ligt het genuanceerder, stelde Theo Nijman, hoogleraar beleggings theorie aan de Universiteit van Tilburg, op het seminar. In de eerste plaats wordt het verwachte rendement gecorrigeerd voor inflatie. Daarnaast verwacht Nijman niet dat ouderen volledig aan de risico's van het verwachte rendement worden overgeleverd. Dit is volgens hem ook niet terecht, omdat ‘nabije uitkeringen’ zekerder moeten zijn dan uitkeringen over twintig jaar. In de bepaling van de rekenrente moet daarom ook de leeftijdsopbouw van een fonds worden meegenomen. Bij een fonds met een oude populatie is de risicodempende correctiefactor groter dan bij een jong fonds.

‘Prudentiemarge’

Annemieke Hulsbergen, actuaris bij het Pensioenfonds voor Metaal en Techniek, stelde namens de Pensioenfederatie dat het belangrijk is dat de methode om de rekenrente te bepalen eenduidig is. Daarmee is volgens haar niet gezegd dat de rekenrentes en de dekkingsgraden van de pensioenfondsen onderling vergelijkbaar moeten zijn.

Nico Pul, partner bij Ernst & Young Accountants, gaf op het seminar aan het tot op zekere hoogte met Hulsbergen eens te zijn. Hij vindt momentopnames van rekenrentes en dekkingsgraden en vergelijkbaarheid op dit punt minder relevant als informatie voor deelnemers. Deelnemers hebben volgens Pul vooral belang bij inzicht in de kansverdeling ten aanzien van de nominale en waardevaste uitkeringen (inclusief indexatie).

Voor wat betreft de informatie aan andere partijen, bijvoorbeeld toezichthouder DNB, is de bepaling van de rekenrente en dekkingsgraad wel relevant. Een bepaalde mate van vergelijkbaarheid is dan niet onverstandig. In dit verband vindt Pul het het overwegen waard om te werken met een te rapporteren ‘prudentiemarge’. De prudentiemarge geeft het verschil aan tussen de door de toezichthouder toegestane waarden van de parameters die de rekenrente bepalen en de waarden die een fonds gebruikt.

Illusie

Pul wijst er op dat voor de langere termijn een momentopname van de rekenrente een beperkte informatiewaarde heeft. In een periode van twintig jaar zijn er volgens hem te veel onzekerheden en veranderingen om te kunnen zeggen dat een rekenrente op een willekeurige datum een goede voorspeller is. Volledige vergelijkbaarheid tussen fondsen is een illusie, verwacht Pul. “Per fonds kunnen de dempingmechanismen sterk verschillen. Het is wel belangrijk dat in de jaarrekening een duidelijke toelichting op de cijfers en dempingmechanismen komt.”

Pleidooi voor duidelijkheid

Een onderwerp dat in de discussie over het nieuwe pensioenakkoord door alle partijen ‘essentieel’ wordt genoemd is transparantie voor de deelnemers. Een les van de afgelopen jaren is dat goed aan deelnemers moet worden gecommuniceerd dat pensioen onzeker is. verder moet in een nieuw pensioenstelsel helder zijn waar deelnemers precies voor kiezen. dit is een lastige opgave omdat het stelsel complex is. Nico Pul (Ernst & young) stelt dat complexiteit de kans op fouten in pensioenberekeningen vergroot. verder zorgt een ingewikkeld pensioensysteem voor onzekerheid bij deelnemers, het wordt voor deelnemers moeilijker om keuzes te maken. hij pleit daarom, mede namens de Sectorcommissie verzekeringsmaatschappijen en Pensioenfondsen van de nba, voor kernachtige communicatie richting de deelnemers. Een mogelijkheid is communicatie in de vorm van kansverdeling, bijvoorbeeld ‘er is vijftien procent kans op een waardevast pensioen gedurende twintig jaar, zestig procent kans dat de toeslagen de inflatie niet volledig dekken en 25 procent kans op lagere dan nominale pensioenuitkeringen’. Pul: “met communicatie in een dergelijke vorm kunnen fondsen het beleid beter uitleggen. verder zijn deelnemers bewuster van de onzekerheden.”

Lieuwe Koopmans is journalist.

Gerelateerd

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.