Nieuws 28 oktober 2008

Waarschuwing forensisch accountants die hoorplicht ontdoken

Twee forensisch accountants hebben een schriftelijke waarschuwing gekregen, omdat zij bij een fraudeonderzoek hebben nagelaten twee bestuurders te horen. De accountants deden drie jaar geleden onderzoek naar een mogelijke fraude in de voorraadadministratie van een medicijnengroothandel.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven legde de twee op 9 september een schriftelijke waarschuwing op. De uitspraak is op 14 oktober gepubliceerd.

De forensisch accountants werden ingeschakeld na een boekencontrole bij Medische Middelen Groothandel (MMG). Toen PricewaterhouseCoopers daar de jaarrekening over 2004 controleerde, rezen er twijfels over de voorraadadministratie. MMG was in 2001 overgenomen door geneesmiddelengroothandel OPG. OPG gaf de twee forensisch accountants daarop de opdracht de verdachte voorraadverschillen te onderzoeken.

De onderzoeksopdracht werd zo geformuleerd dat de Richtlijn persoonsgerichte accountantsonderzoeken niet van toepassing leek. Het onderzoeksrapport had meteen personele consequenties voor de bestuurders. Deze dienden een klacht in bij de Raad van Tucht.

De bestuurders vonden dat zij ten onrechte niet waren gehoord.

De forensisch accountants voerden aan dat hun rapport slechts een weergave was van feitelijke bevindingen en horen daarom niet nodig was. De Raad van Tucht was het daarmee eens en verklaarde de klachten van de MMG-bestuurders ongegrond.

In beroep zegt het College van Beroep voor het bedrijfsleven dat het wel degelijk om een persoonsgebonden onderzoek gaat. En dat de accountants de bestuurders daarom hadden moeten horen om een deugdelijke grondslag te krijgen voor hun rapport.

Volgens het college hadden de onderzoekers kunnen voorzien dat tijdens het onderzoek ook de bestuurders in het vizier zouden komen. En bij de aanvang van de opdracht hadden de forensisch accountants al kunnen weten dat het onderzoek gevolgen zou hebben voor de bestuurders. Toen tijdens het onderzoek duidelijk werd dat de bestuurders direct betrokken waren bij de onderzochte handelingen, hadden de onderzoekers hen zeker moeten horen.

Daarbij komt volgens het college dat OPG bij het verlenen van de opdracht al duidelijk een verband had gelegd tussen de verantwoordelijkheden van de bestuurders en de fraude. In de ogen van OPG stond al vast dat er sprake was van fraude.

Het College van Beroep is het met de klagers eens dat het uitgebrachte rapport meer is dan een weergave van feitelijke bevindingen. De onderzoekers hebben namelijk ook gerapporteerd over het motief achter de gewraakte handelingen. Bovendien zijn de gerapporteerde feiten niet allemaal juist.

Het rapport mist dus een deugdelijke grondslag. Omdat het grote gevolgen kon voor de bestuurders van MMG hebben - en feitelijk ook heeft gehad - hadden de forensisch accountants volgens het college juist met grote zorgvuldigheid te werk moeten gaan.