Nieuws 08 april 2019

Verdachte belastingfraude kreeg terecht geen VOG

De minister van Justitie en Veiligheid heeft terecht een Verklaring Omtrent Gedrag geweigerd aan een sollicitant die manager financiële zaken en partner wilde worden bij Deloitte. Dat zegt de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Lex van Almelo

Deloitte had Stichting DSI ingezet om de sollicitant te screenen voor een functie waarin hij leiding zou geven aan een team van negentig personen. De manager zou onder andere moeten overleggen over offertes, advisering en bemiddeling, zou onderhandelingen moeten voeren en contracten moeten afsluiten namens Deloitte.

De minister weigerde eind 2017 de VOG af te geven, omdat de sollicitant in het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) staat geregistreerd wegens drie verdenkingen van belastingfraude, die gepleegd zijn van 1 maart 2008 tot 6 mei 2012. Het Openbaar Ministerie heeft deze verdenkingen op 9 november 2016 ingeschreven in het JDS; twee jaar nadat de fraudes waren ontdekt. Deze verdenkingen zijn - volgens de hoogste bestuursrechter - uitgemond in "een omvangrijke strafzaak".

Afweging

Voor de beoordeling van een VOG-verzoek gelden een objectief en een subjectief criterium. Bij het objectieve criterium kijkt de minister of de sollicitant de afgelopen vier jaar een blanco strafblad had. En zo niet, of het risico voor de samenleving gezien de vermelde feiten zwaarder moet wegen dan het belang van de sollicitant. Volgens de minister is er sinds de inschrijfdatum van 9 november 2016 te weinig tijd verstreken om te zeggen dat het risico voor de samenleving was geweken.

Als de sollicitant voldoet aan het objectieve criterium kan de minister hem volgens het subjectieve criterium het voordeel van de twijfel geven, als diens belang bij een baan zwaarder weegt dan dat van de samenleving bij bescherming.  

Foute datum

De hoogste bestuursrechter vindt dat de minister het verzoek terecht heeft afgewezen en het bezwaar daartegen terecht ongegrond heeft verklaard. De minister heeft daarbij echter een verkeerd uitgangspunt gekozen, door bij het objectieve criterium uit te gaan van de inschrijfdatum in plaats van de pleegdatum.

Maar ook als de minister was uitgegaan van de pleegdatum had hij gezien de hoge integriteitseisen voor deze functie de VOG mogen weigeren, zegt de Raad van State. Er was ook geen reden om op basis van het subjectieve criterium de VOG alsnog toe te kennen, want het gaat om drie verdenkingen over een periode van ruim vier jaar. Bovendien gaat het om diverse vormen van belastingfraude, die in het algemeen niet worden gezien als lichte vergrijpen.

De verdenkingen zijn niet te verenigen met de beoogde functie van partner bij een grote financiële organisatie. Bij een dergelijke functie in deze branche mag, gezien de grote maatschappelijke gevolgen van niet integer gedrag, "geen twijfel" bestaan over "de betrouwbaarheid van degenen die in die branche werkzaam zijn".