Tuchtrecht

Ongebruikelijke transactie te laat gemeld

Een registeraccountant is berispt, omdat hij ongebruikelijke transacties van zijn cliënt pas meldde enkele maanden nadat het BFT hem op die transacties had gewezen en omdat hij niet in zijn dossier heeft vastgelegd waarom hij niet eerder meldde.

Accountantskamer

Zaaknummers:
14/822 Wtra AK
Datum uitspraak:
15 december 2014
Oordeel:
gegrond
Maatregel:
berisping
Status:
bevestigd, CBb 13 september 2016, AWB 15/43
Vindplaats:
ECLI:NL:TACAKN:2014:123, Samenvatting CBb-uitspraak

Lex van Almelo

Belangrijkste feiten

Een registeraccountant boekt voor een Chinees/Japans restaurant de salaris- en financiële administratie in, stelt de jaarrekeningen samen en verzorgt de belastingaangiften Vpb en IB. Het restaurant is in handen van een holding, waarvan een vrouw de aandelen heeft. Die holding heeft ook de aandelen van een bv die een horecaclub exploiteert. De vrouw verkoopt de aandelen in de club in 2011.

Vóór die verkoop verschijnen berichten in de media over een Japans restaurant, dat banden heeft met een Chinese bende. De bende zou zich bezig hebben gehouden met mensensmokkel, geweldsmisdrijven, identiteitsfraude, witwassen en internationale handel in soft- en harddrugs. Het restaurant is de klant van de accountant.

In november 2010 komt de politie langs bij de accountant om alle originele bescheiden van de holding en haar vennootschappen te vorderen. De accountant praat met de vrouw over de inval en stelt diverse vragen over haar vermeende betrokkenheid bij illegale activiteiten. Als de vrouw uitlegt dat zij niet bij zulke activiteiten betrokken is, concludeert de accountant dat hij de opdracht kan continueren en dat er geen ongebruikelijke transactie is die hij op basis van de Wwft zou moeten melden. Een verslag van het gesprek en zijn afwegingen legt de accountant vast in een notitie.

In december 2010 raadpleegt de accountant de strafrechtadvocate van de vrouw. De advocate zegt hem dat er geen feitelijke basis bestaat voor de verdenkingen jegens de vrouw, die volgens haar professionele inschatting snel zullen wijken. De accountant maakt hiervan een aantekening in de notitie.

Het college van burgemeester en wethouders trekt naar aanleiding van het politieonderzoek en de inval in het restaurant de drank- en horecawetvergunning in. Het bezwaar tegen de intrekking wordt gegrond verklaard.

In januari 2012 hoort de politie de accountant als getuige in het onderzoek naar onder anderen zijn cliënt. De accountant legt een verslag van het verhoor vast in een aparte notitie.

Het Bureau Financieel Toezicht (BFT) komt in juli 2012 langs voor een regulier onderzoek naar de naleving van de Wwft. Eén van de onderzochte dossiers is dat van de vrouw. Het bureau stuit op enkele ongebruikelijke transacties. De accountant vertelt dat de politie de vriend van de vrouw zoekt en dat de vrouw er zelf niets mee te maken heeft.

In augustus 2012 wil het bureau van de accountant weten:

  • wanneer hij wist van de politie-inval en de mediaberichten;
  • wat hij met deze informatie heeft gedaan;
  • wanneer hij wist van de intrekking van de DHW-vergunning;
  • wat hij met deze informatie hierover heeft gedaan;
  • of de intrekking wellicht samenhangt met een contante betaling van 5 mille door het restaurant aan de vriend;
  • wat de accountant denkt van de berichten dat zijn cliënt "een strovrouw was voor de hoofdverdachte", een 34-jarige buitenlander, die achter de schermen de uitbater zou zijn van de club en het restaurant.
  • of de accountant de naam van de vriend kan noemen, die door de politie wordt gezocht;
  • in hoeverre hij deze persoon kent;
  • of die vriend ook een cliënt is van zijn kantoor.

De accountant antwoordt dat:

  • hij niet meer precies wanneer hij van de zaak heeft gehoord, maar dat het in ieder geval niet via de pers was;
  • hij naar zijn mening voldoende heeft gedaan om vast te stellen of mevrouw erbij betrokken was;
  • hij "wat navragen" heeft gedaan en ook de advocaat van zijn cliënte heeft gesproken;
  • hij gezien de geschiedenis met zijn cliënte tot conclusie is gekomen dat zij niets te maken heeft met de zaak;
  • hij de politie de hele administratie, de back up van het boekhoudpakket en de originele stukken ter beschikking heeft gesteld;
  • hij de verdachte kent via de vrouw en de verdachte geen cliënt van hem is;
  • de vergunning niet is ingetrokken.

Bij zijn antwoorden stuurt de accountant het advies mee van de bezwaarschriftencommissie. Daaruit blijkt onder meer dat de Regionale Recherchedienst een onderzoek heeft ingesteld naar een organisatie die zich schuldig maakt aan mensenhandel/mensensmokkel, afpersing, witwassen, identiteitsfraude, de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. Volgens het college is uit dit onderzoek onder meer naar voren gekomen dat:

  • zowel het restaurant als de cliënte daarbij betrokken zijn;
  • in de woning van de cliënte een geluiddemper en 23 patronen zijn aangetroffen, een geringe hoeveelheid verdovende middelen en een grote som cash geld;
  • de vrouw niet degene is die de uiteindelijke beslissingen neemt.

Een en ander betekent volgens het college dat de vrouw van "slecht levensgedrag" is en dat er sprake is van schijnondernemerschap.

De commissie neemt de verdenking serieus, maar vindt nog niet vaststaan dat de holding en de cliënte persoonlijk betrokken zijn bij de vermeende strafbare feiten. Dat de politie hennepkwekerijen heeft aangetroffen in twee woningen die zij verhuurde, vindt de commissie onvoldoende om van slecht levensgedrag te spreken. En dat de bestuursrechter haar heeft aangemerkt als overtreder betekent niet dat zij ook persoonlijk bij die hennepkwekerijen was betrokken.

Verder meldt de accountant dat de vrouw in de bezwaarprocedure heeft aangegeven dat zij zevenentwintig panden in de verhuur had toen de eerste hennepkwekerij werd ontmanteld en dat zij onmogelijk al die panden kon controleren.

Na deze reactie stelt het BFT vast dat de accountant:

  • zich beperkt bewust was van de Wwft-verplichtingen;
  • de Wwft-bepalingen over cliëntonderzoek en de meldplicht heeft overtreden;
  • geen aanvullend onderzoek heeft gedaan naar aanleiding van de aanwijzingen van fraude of onwettig handelen;
  • in het dossier niets heeft vastgelegd over zijn vragen naar de betrokkenheid van de vrouw en de redenen voor de politie-invallen bij het restaurant en bij haar thuis;
  • geen (vastgelegde) vragen heeft gesteld over de grote hoeveelheden contant geld en de illegale werknemer die de politie aantrof in het restaurant.

In oktober 2013 meldt de accountant bij FIU-Nederland dat er sprake is van "een cliënt" in wier huis bij een inval "een geluiddemp en 23 patronen is aangetroffen, alsmede een geringe hoeveelheid verdovende middelen en een grote som contant geld (mogelijk 158.000 euro's)".

De cliënte wordt in mei 2014 veroordeeld tot tien maanden celstraf voor het faciliteren van de criminele activiteiten van de hoofdverdachte. De accountant zegt de opdracht van de vrouw en haar vennootschappen op en doet een aanvullende melding bij FIU-Nederland.

Het BFT heeft dan al een klacht tegen de accountant ingediend.

Klacht

De accountant heeft:

a. artikel 16 van de Wwft overtreden door geen melding te doen van een ongebruikelijke transactie nadat het bureau zijn concept-rapport uitbracht naar aanleiding van het onderzoek;

b. in strijd gehandeld met NVCOS 4410 en fundamentele beginselen uit de VGC door niet adequaat te reageren op onbevredigende gegevens en aanwijzingen van fraude of onwettig handelen en die gegevens en aanwijzingen onvoldoende vast te leggen in het dossier.

Oordeel

De klacht is gegrond.

Ad a

Dat er een politieonderzoek liep naar onder andere het restaurant en de cliënte en dat de politie wellicht meer informatie had dan de accountant ontslaat hem niet van de meldingsplicht. Het is namelijk niet uitgesloten dat het politieonderzoek zich op andere aspecten richt(te) dan de vraag of er sprake is of was van een ongebruikelijke transactie in de zin van de Wwft.

Dat FIU-Nederland slechts vijf transacties als verdacht heeft aangemerkt, betekent volgens de Accountantskamer niet dat de overige elf transacties dan niet (kunnen) worden beschouwd als ongebruikelijk. Heeft de accountant de juiste afweging voor het al dan niet doen van een melding heeft gemaakt?

Volgens de Hoge Raad kan fiscale fraude de basis zijn voor het strafrechtelijk begrip 'witwassen' (art. 420bis Wetboek van Strafrecht). Een vermoeden van fiscale fraude is dus voldoende om je af te vragen of een transactie wellicht verband houdt met witwassen. Het is niet de taak van de accountant om te beoordelen of de transactie verdacht was maar of die ongebruikelijk was. Dat doet hij aan de hand van de vastgestelde indicatoren (art. 15 Wwft). Het BFT hoeft in de klacht niet aan te geven om welke objectieve of subjectieve indicator het precies gaat.

Afgezien van de objectieve indicator - meer dan 15 mille betaald in contanten, checques aan toonder of soortgelijke betaalmiddelen - moet de accountant een subjectieve afweging maken. Hulpmiddelen daarvoor zijn de Leidraad en de guidelines uit bijlage 2 bij die leidraad, waar een lijst met voorbeelden staat die onvolledig is en daarom niet kan worden gebruikt als checklist.

Het BFT ziet in dit dossier tien subjectieve indicatoren:

a. de vrouw heeft aangegeven dat zij zevenentwintig huurpanden bezat, maar die staan niet vermeld in de IB-aangifte die de accountant opstelde;

b. de vrouw had alle aandelen in de club, maar die staan niet vermeld in de IB-aangifte die accountant opstelde;

c. de FIOD zou veel contant geld bij de vrouw thuis hebben aangetroffen; de accountant heeft in zijn uiteindelijke melding bij FIU-Nederland een mogelijk bedrag van 158 duizend euro genoemd;

d. de vrouw heeft ruim drieënhalve ton van de rekening van de vennootschap gehaald;

e. volgens de IB aangifte had de vrouw geen bank- of spaarsaldi en had zij geen contant geld thuis;

f. volgens de IB aangifte over 2009 en 2010, die de accountant heeft opgesteld, ontving de vrouw geen salaris uit het restaurant.

g. het kasboek vertoont onduidelijkheden. Zo was er bijvoorbeeld een negatief kassaldo en is meer gepind dan als omzet is geboekt;

h. de administratie was chaotisch en moeilijk compleet te krijgen;

i. er waren onduidelijke geldleningen en schuldbekentenissen tussen de vrouw en derden. Veel leningen zijn uiteindelijk als privéleningen geboekt in rekening courant met de vrouw.

j. de verdenking bestond dat de vrouw een strovrouw was en er sprake was van schijnondernemerschap.

De Accountantskamer vindt dat de accountant hierin aanwijzingen had moeten zien voor één of meer ongebruikelijke transacties bij het restaurant. Nadat hij het conceptrapport van het BFT had gelezen, had hij meteen een melding moeten doen. Door dit na te laten heeft hij niet de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag in acht genomen.

Ad b

De accountant wijst er onder meer op dat hij een en ander wel degelijk heeft vastgelegd in de notities. Het verwijt dat hij niet adequaat heeft gereageerd op onbevredigende gegevens en aanwijzingen van fraude of onwettig handelen, gaat volgens hem uit van de veronderstelling dat hij ten onrechte geen Wwft-melding heeft gedaan. Maar hij vindt dat hij goede redenen had om te denken dat hij niets hoefde te melden.

Het zogeheten conceptueel raamwerk (de artikelen A-100.2, A-100.4, B1-200.1, B1-200.2 en B1-200.3 van de VGC) houdt in dat een registeraccountant:

  • de fundamentele beginselen van integriteit, objectiviteit, deskundigheid en zorgvuldigheid, geheimhouding en professioneel gedrag in acht neemt;
  • bedreigingen voor een goede naleving daarvan signaleert;
  • zo nodig waarborgen treft die de bedreiging wegnemen of terugbrengen tot een aanvaardbaar niveau.

Volgens de Accountantskamer heeft de accountant dit raamwerk niet of onjuist toegepast door de cliëntrelatie met de holding en de vennootschappen van de vrouw zonder meer te continueren. De accountant heeft weliswaar vragen gesteld over de verdenkingen, maar daarvan heeft het BFT bij zijn onderzoek geen enkele vastlegging in het dossier aangetroffen.

De accountant heeft in het dossier ook geen afwegingen vastgelegd over het wel of niet melden. Volgens de accountant is een en ander vastgelegd in het elektronisch samensteldossier 'Caseware'. Het BFT heeft dat niet gezien, omdat hij op dat moment nog niet begonnen was met zijn werkzaamheden.

De Accountantskamer vindt dit onvoldoende om aan te nemen dat de accountant het conceptueel raamwerk juist heeft toegepast. Te meer nu hij heeft gezegd dat hij al veel eerder op de hoogte was van de verdenkingen en op dat moment dus al had moeten laten blijken dat hij alert was op deze cliënt. Hij had dit moeten vastleggen in het dossier. De notities inzake de vrouw en het politieverhoor doen niet ter zake, omdat hij die niet in een dossier heeft gestopt, maar ergens in het kantoor heeft bewaard waar ze niet toegankelijk waren voor anderen.

De accountant heeft daarom ook de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en professioneel gedrag veronachtzaamd.

Maatregel

Berisping.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.