Tuchtrecht

Waardering leningen niet kritisch genoeg gecontroleerd

Een registeraccountant steunt bij de waardering van een lening van in totaal 21 miljoen euro te veel op beweringen van het management en een ondeugdelijk taxatierapport.

Accountantskamer

Zaaknummers:
23/1236 en 23/1396 Wtra AK
Datum uitspraak:
01 maart 2024
Oordeel:
deels gegrond
Maatregel:
berisping
Status:
nog niet definitief
Vindplaats:
ECLI:NL:TACAKN:2024:6

» Direct naar annotatie

Lex van Almelo

Belangrijkste feiten

Een vader, een zoon en twee andere familieleden houden de aandelen in een holdingmaatschappij en een 100%-dochtermaatschappij die zich bezighouden met (her)ontwikkeling, exploitatie en beheer van onroerend goed. In april 2012 treedt de vader op papier terug als (enig) bestuurder. Hij blijft als vastgoedadviseur en aandeelhouder van de holding feitelijk de centrale figuur van de onderneming. Tot een zoon hem in 2019 opvolgt.

Een projectontwikkelaar, die in handen is van een nv op een buitenlands eiland, ontwikkelt een resort in het buitenland. De bestuurder van deze nv is een trustkantoor. Vanaf 2000 verstrekt de vastgoedonderneming voor dit project diverse leningen aan de nv en haar groepsmaatschappijen. In 2008 volgt een aanvullende kredietfaciliteit van 3 miljoen dollar. Het totaal van leningen beloopt dan 9,4 respectievelijk 14,3 miljoen dollar.

Als zekerheid worden de aandelen gesteld van de nv en haar deelnemingen, waaronder de projectontwikkelaar van het resort. In 2011 wordt een aanvullende kredietfaciliteit verstrekt, waarmee de nv maximaal 28,65 miljoen dollar kan lenen. Dit aanvullend krediet is in de jaarverslagen van de vastgoedonderneming over 2011 verantwoord met de toelichting dat het gaat om een aanvullend noodkrediet voor het resort. In 2012 wordt opnieuw een aanvullend krediet verstrekt, deze keer van 7 euroton. Op de geconsolideerde balans per eind 2012 wordt een totaal van 24.871.882 euro aan leningen verantwoord, waaronder de lening aan de nv ten bedrage van 21.661.442,32 euro.

Het project is meerdere keren getaxeerd. Eén vastgoedbedrijf komt in 2008, 2010, 2014 en 2017 op 59.516.034,23, 41.626.075,84, 43.062.691,80 respectievelijk 49.652.743,73 dollar. Een ander vastgoedbedrijf taxeert het project in 2022 op 10,8 miljoen dollar met een waarde bij bulk sale van 8,742 miljoen dollar.

Een accountant is sinds 2004 betrokken bij de controle van de holding. Aanvankelijk als niet-accountant binnen het controleteam en sinds 2006 als registeraccountant. Wanneer hij in 2007 overstapt naar een ander kantoor volgt de holding hem, omdat “… wij zeer veel waarde hechten aan de goede vertrouwensrelatie die wij de laatste jaren hebben opgebouwd…”. In 2013 geeft de accountant als opdrachtpartner goedkeurende controleverklaringen af bij de jaarrekeningen 2012 van de holding en de dochter.

In het jaarverslag 2012 van de holding staat over de toestand op balansdatum dat:

  • er voor 1,3 miljoen euro aan nieuwe leningen is verstrekt;
  • er een aanvullend krediet is verstrekt van 0,7 miljoen euro ten behoeve van het resort-project;
  • de waarde van de volledige lening met 0,4 miljoen afnam door de daling van de dollarkoers.

Omdat (rente)betalingen uitblijven verwerft de dochtermaatschappij in 2013 de aandelen in de nv voor 1 euro. De transactie is in het jaarverslag 2012 van de holding verantwoord als een gebeurtenis na balansdatum.

De vastgoedonderneming en de zoon die zijn vader opvolgde als dga dienen medio 2023 een klacht tegen de accountant in bij de Accountantskamer.

Klacht

De accountant heeft onvoldoende:

a. informatie verkregen om de controleopdracht voort te zetten en door de voortzetting in strijd gehandeld met het objectiviteitsbeginsel en de onafhankelijkheidsvoorschriften;

b. controlewerkzaamheden verricht ten aanzien van de post Leningen u/g en daardoor ten onrechte goedkeurende controleverklaringen afgegeven bij de jaarrekeningen 2012.

Oordeel

Klachtonderdeel a is ongegrond, klachtonderdeel b is grotendeels gegrond.

Ad a Continuering controleopdracht

a.1 Onafhankelijkheid

Volgens (artikel 3.3 van) de Nadere voorschriften onafhankelijkheid van de openbaar accountant (RA’s) leidt het voor lange tijd meewerken aan een controleopdracht tot een bedreiging van de onafhankelijkheid. Als de controlecliënt een organisatie van openbaar belang (oob) is moet de verantwoordelijk partner daarom na zeven jaar worden vervangen. De holding en de dochter zijn geen oob. Volgens artikel 3.3 verdient vervanging na zeven jaar dan de voorkeur. Los daarvan was de accountant in 2013 nog geen zeven jaar de verantwoordelijk partner.

De Accountantskamer vindt dit klachtonderdeel bovendien ongegrond, omdat de accountant op de zitting heeft toegelicht dat:

  • wisselingen in zowel het controleteam als bij de controlecliënt (controllers) er mede voor hebben gezorgd dat hij voldoende onafhankelijk is gebleven;
  • het controledossier in 2012 is onderworpen aan een onafhankelijke kwaliteitsbeoordeling.

a.2 Opdrachtcontinuering

Voordat hij de controleopdracht van de onderneming mocht continueren, had de accountant volgens de klagende zoon als opdrachtpartner moeten overwegen:

  1. hoe integer zijn vader was als kernfiguur binnen het management en als toezichthouder van de entiteit;
  2. of de accountant de deskundigheid, tijd en middelen heeft om de controleopdracht uit te voeren; en
  3. welke significante aangelegenheden bij eerdere controleopdrachten naar voren zijn gekomen en wat de implicaties daarvan zijn voor het continueren van de relatie.

De verplichtingen 1 en 2 gelden volgens (artikel 12 lid 1 sub b en d van) het Bta voor accountantskantoren en niet rechtstreeks voor de accountant. Maar als bestuurder en partner van het kantoor moest de aangeklaagde accountant volgens de klagende zoon voldoen aan de vereisten uit het Bta.

Volgens de klager had zijn vader bij de vastgoedonderneming als enige de leiding en de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de investeringen in het resortproject. Als aandeelhouder van de nv had de vader bovendien een eigen belang bij de leningen aan de nv. De zoon vraagt zich af welke conclusies de accountant daaraan heeft verbonden.

Verder vindt de zoon dat de vastgoedonderneming niet past in het klantprofiel van het accountantskantoor. Het kantoor richt zich namelijk op ondernemers, instellingen en particulieren in de eigen regio en op franchise-ondernemers en retailorganisaties. Het is daarom de vraag of de accountant en het accountantskantoor:

  • voldoende inzicht en praktische ervaring hadden met dit soort opdrachten;
  • beschikten over kennis van de relevante bedrijfstakken;
  • voldoende (vaktechnische) deskundigheid hadden op het gespecialiseerde gebied van internationale vastgoedbeleggingen (Standaard 220.A11).

Volgens de accountant is de integriteit van het management wel degelijk overwogen bij de opdrachtaanvaarding en waren er geen indicaties die aanvaarding van de opdracht verhinderden. Dat het accountantskantoor zich richt op bepaalde klanten betekent nog niet dat de accountant de vereiste deskundigheid zou missen om jaarrekeningen van ondernemingen als deze te controleren. Hij had enkele klanten met een vergelijkbare vastgoedportefeuille.

Omdat de klager niet nader ingaat op dit verweer kan de Accountantskamer niet vaststellen dat de accountant duidelijk onvoldoende vaktechnische deskundigheid had op het terrein van internationale vastgoedbeleggingen. De accountant had geen aanleiding om te twijfelen aan de integriteit van de centrale persoon. De twijfel die de klagers hebben aangevoerd is bovendien mede gebaseerd op omstandigheden die achteraf bekend zijn geworden (hind sight bias), zoals het eigen belang van de vader bij de lening aan de nv.

Ad b Onvoldoende controlewerkzaamheden

Volgens de klagende zoon had de accountant geen goedkeurende controleverklaringen bij de jaarrekeningen mogen afgeven, omdat deze onvoldoende:

  1. onderzoek heeft gedaan naar de transacties met verbonden partijen;
  2. werkzaamheden heeft verricht om de risico’s op een afwijking van materieel belang te identificeren en in te schatten en om de controlewerkzaamheden te plannen;
  3. werkzaamheden heeft verricht om te kunnen concluderen dat de jaarrekeningen een getrouw beeld geven van de grootte en samenstelling van het vermogen en het resultaat van de vastgoedonderneming.

Ad b.1 Verbonden partijen

Transacties met verbonden partijen geven een verhoogd risico op materiële afwijkingen in de jaarrekening. Daarom moet de accountant vaststellen welke risicofactoren er zijn en nagaan of de transacties met verbonden partijen correct zijn weergegeven en toegelicht in de jaarrekening (Standaard 550.9). Volgens Standaard 550.10 is een ‘verbonden partij’ een partij die als zodanig wordt omschreven in het toepasselijke verslaggevingsstelsel. Als het stelsel niets zegt over verbonden partijen moet je spreken van een verbonden partij als:

a. een persoon of een andere entiteit direct of indirect overheersende zeggenschap heeft over, dan wel - al dan niet door één of meerdere tussenpersonen - een significante invloed uitoefent op de rapporterende entiteit;

b. het gaat om een andere entiteit waarover de rapporterende entiteit (direct of indirect) overheersende zeggenschap heeft of significante invloed heeft;

c. het gaat om een andere entiteit die samen met de rapporterende entiteit onder gemeenschappelijke zeggenschap valt, omdat beide entiteiten met dezelfde eigenaar hebben, de eigenaren naaste familie zijn of een gemeenschappelijk topmanagement hebben.

Als entiteiten vallen onder de gemeenschappelijke zeggenschap van een nationale, regionale of lokale overheid worden zij niet als verbonden beschouwd, tenzij ze significante transacties aangaan of onderling op significante wijze middelen delen.

Volgens de accountant was de relatie tussen de holding en de nv die van geldlener en geldgever. De aandelen van de nv zijn pas in 2013 overgedragen aan de holding en de dochter. De klagende zoon heeft niet aannemelijk gemaakt dat de vastgoedonderneming in dat boekjaar een overheersende zeggenschap of significante invloed had op de nv (zoals in Standaard 550.10.II.b staat). De nv is in zijn ogen dus geen verbonden partij.

De vader had in 2012 via twee buitenlandse stichtingen een 5%-belang in de nv, die dus wel degelijk een verbonden partij is. Maar het valt de accountant volgens de Accountantskamer niet te verwijten dat hij dit niet wist. Hij heeft het management gevraagd om informatie over verbonden partijen en heeft het aandeelhoudersregister van de nv geraadpleegd. In dat register stonden de stichtingen weliswaar genoemd. Maar het was voor de accountant niet mogelijk om vast te stellen wie daarvan de uiteindelijk belanghebbenden waren.

Op de zitting heeft de klagende zoon desgevraagd erkend dat de enige aanwijzing voor betrokkenheid van zijn vader was dat één van zijn zonen is geboren in de plaats waar de nv is gevestigd. Dat de naamstelling van de vader en de stichtingen overeenkomsten hebben is niet voldoende om het verwijt gegrond te verklaren. Overigens heeft het management in de Letter of Representation bij de jaarrekening 2012 van de vastgoedonderneming bevestigd dat het alle informatie over verbonden partijen aan de accountant heeft verstrekt (Standaard 550.26).

b.2 en b.3 Onvoldoende aandacht risico’s materiële afwijking en onterechte goedkeuring

De accountant hanteerde bij de wettelijke controle een materialiteit van 2% op het balanstotaal van zo’n 400 miljoen euro, ofwel 8 miljoen euro. Voor de winst- en verliesrekening hanteerde hij een lagere materialiteit. De lening u/g aan de nv van ruim 21 miljoen euro is dus van materieel belang. De accountant heeft het bestaan en de hoogte van de lening gecontroleerd aan de hand van documenten en vaststellingsovereenkomsten over de lening.

De nv heeft een geschiedenis van niet betalen en niet nakomen van afspraken. De accountant wist dit naar eigen zeggen, maar voegt eraan toe dat:

  • dit niet leidt tot het risico dat de post Leningen u/g te hoog gewaardeerd is;
  • de jaarrekening als geheel hierdoor nog geen afwijking van materieel belang vertoont (Standaard 315.3);
  • hij het risico voldoende gemitigeerd vond, omdat het management van de vastgoedonderneming het volste vertrouwen bleef houden in de investeringen;
  • het management zelfs aanvullende leningen verstrekte;
  • de nv al haar aandelen als zekerheid had gesteld;
  • de taxaties uitwezen dat het resortproject een waarde had die ruim boven het uitstaande bedrag lag.

Volgens de Accountantskamer heeft de accountant de relevante risicofactoren dus wel geïdentificeerd en ingeschat, maar daarop vervolgens onvoldoende ingespeeld met aangepaste controlewerkzaamheden (Standaard 330.60). Zo heeft hij geen werkzaamheden opgezet en uitgevoerd om vast te stellen waarop het (klaarblijkelijke) vertrouwen van het management in de investeringen was gebaseerd. Inlichtingen vragen kan zelfs voor een afwijking belangrijke controle-informatie opleveren, maar meestal niet voldoende over de afwezigheid van een afwijking van materieel belang op het niveau van beweringen (Standaard 500.A2).

Voor zover je al kunt spreken van een functiescheiding was die gebrekkig. De vader had de leiding en uitvoering van het resortproject en er was geen onafhankelijk toezicht in de vorm van een raad van commissarissen of een interne auditfunctie. In zijn managementletter 2012 vraagt de accountant vergeefs “in hoeverre de lening wordt terugverdiend?”. Al met al heeft hij onvoldoende ingespeeld op het ingeschatte risico dat de post Leningen u/g een materiële afwijking vertoont. De bewering van de vader dat deze vertrouwen had in de investering, levert geen geschikte controle-informatie op.

De nv is haar rente- en aflossingsverplichtingen structureel niet nagekomen. De onbetaald gebleven rente is steeds toegevoegd aan de hoofdsom, die daardoor steeds verder toeneemt. De afspraken worden pas aangescherpt als een eerder overeengekomen kredietmaximum wordt overschreden. RJ 290.534 merkt contractbreuk aan als voorbeeld van een objectieve aanwijzing voor bijzondere waardevermindering van een financieel actief. De accountant had in die objectieve aanwijzing aanleiding moeten zien om aanvullende controlewerkzaamheden op te zetten en uit te voeren. Het enige dat hij extra heeft gedaan, is het resortproject nogmaals laten taxeren.

De nv had zich bij wijze van zekerheid verplicht haar aandelen van al haar deelnemingen te leveren. Het is niet duidelijk hoe deze levering vormgegeven zou kunnen worden en wat de voorwaarden voor deze voorwaardelijke levering waren. De waardering van de vordering op de nv hangt daarom in sterke mate af van de waarde van de deelnemingen en de overige activa en passiva van de nv. Tot de deelnemingen van de nv behoorde het resortproject, aan het einde van een keten van tussenliggende dochter- en kleindochtermaatschappijen. De accountant heeft daarop geen controlewerkzaamheden uitgevoerd en voor de volwaardigheid van de lening alleen de waarde van het resort beoordeeld op basis van een taxatie.

De Accountantskamer noemt dit “een dubbelzijdig manco in de controle-aanpak”. In de eerste plaats omdat het vastgoed slechts één van de actief-posten op de balans van de projectontwikkelaar van het resort was. De verplichtingen die daar (eventueel) tegenover staan zouden kunnen blijken uit de balans van de projectontwikkelaar. De accountant heeft echter geen kennisgenomen van de uit de balans blijkende verplichtingen van de projectontwikkelaar.

In de tweede plaats heeft de accountant nagelaten de jaarrekeningen van de nv en haar deelnemingen op te vragen dan wel op andere wijze inzicht te verkrijgen in de financiële positie van de nv. Dit inzicht was nodig om de waarschijnlijkheid te beoordelen dat de nv aan haar terugbetalingsverplichtingen kon voldoen. De nv had meer dan tachtig deelnemingen. Op de zitting heeft de accountant desgevraagd verklaard dat hij het bij de klacht gevoegde organogram niet kende en de rechtspersonen - die lagen tussen de nv en de tachtig SA’s en hun dochter/zustermaatschappijen waarin het project was ondergebracht – evenmin. Zonder dat inzicht kon hij geen rechtstreeks verband leggen tussen de waarde van het resortproject en de waarde van de nv-aandelen. Dat de lening van 21 miljoen euro terugbetaald kon worden, omdat het resort meer dan 50 miljoen dollar waard zou zijn, is daarmee op niets anders gebaseerd dan een veronderstelling.

De accountant is dus niet professioneel-kritisch genoeg geweest bij het inspelen op de geïdentificeerde en ingeschatte risico’s van een afwijking van materieel belang. Daardoor heeft hij onvoldoende controlewerkzaamheden uitgevoerd op de post Leningen u/g om met een redelijke mate van zekerheid te kunnen concluderen dat de jaarrekeningen een getrouw beeld gaven van het resultaat en het vermogen van de ondernemingen.

Bij de waardering van de lening heeft hij uitsluitend de taxatierapporten gebruikt. Of de accountant de competentie, capaciteiten en objectiviteit van de taxateur voldoende heeft geëvalueerd, laat de Accountantskamer in het midden. Eén taxatierapport geeft in dit geval namelijk onvoldoende controle-informatie over de waardering van de post Leningen u/g, omdat daarin geen informatie staat over schulden in verband met het resort of andere verplichtingen van de nv.

Maatregel

Berisping. De accountant is bij het opzetten van zijn controlewerkzaamheden tekortgeschoten door alleen af te gaan op inlichtingen van het management en de taxatie van het resort. Die fout wordt hem zwaar aangerekend, omdat hij wist van de uitblijvende betalingen van rente

en aflossing door de nv en de opvallende structurering van het resort in verschillende buitenlandse entiteiten. De accountant heeft de controle uitgevoerd met een instelling die niet professioneel-kritisch genoeg was. Daarmee heeft hij in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.

Annotatie Lex van Almelo

De feiten zouden niet misstaan in de plot voor een Netflix-serie. Een vader, een zoon en twee andere familieleden hebben een bedrijf in vastgoed en projectontwikkeling. De vader is de spin in het web en blijft ook de leiding houden als hij op papier alleen nog maar adviseur en commissaris is. Eén van de projecten die het bedrijf laat ontwikkelen is een resort op een (naar het schijnt) buitenlands eiland. Feitelijk voert de vader de leiding over dit project. Het bedrijf dat het project ontwikkelt, is eigendom van een nv waarin de vader een belang heeft van 5%. De drie andere aandeelhouders van de vastgoedonderneming komen daar pas veel later achter, omdat de vader de nv-aandelen houdt via twee buitenlandse stichtingen, waarvan een trustkantoor de bestuurders levert.

De vader leent met de vastgoedonderneming miljoenen aan de nv. Omdat de nv de rente en aflossingen niet betaalt, wordt de som van de lening steeds hoger. Uiteindelijk leent het bedrijf van de familie 21 miljoen euro aan de nv. Als het geduld van de familieleden op is, verzilvert de vastgoedonderneming de verstrekte zekerheid: voor 1 euro verwerft het de aandelen van de nv en haar tachtig SA’s en andere rechtspersonen. Hoe het afloopt met het resort en het familiebedrijf is niet duidelijk. De vraag is vooral wat de accountant die de jaarrekening 2012 van het familiebedrijf goedkeurde, had moeten zien.

Niet dat de nv een verbonden partij was. De accountant heeft het management naar verbonden partijen gevraagd en kreeg zwart op wit dat die er niet waren. In het aandeelhoudersregister stonden de buitenlandse stichtingen wel vermeld, maar niet dat de vader de ubo was.

De accountant wist wel dat er een gebrek aan functiescheiding was bij het familiebedrijf en dat er nauwelijks toezicht was op de vader. Ook wist hij dat het uitgeleende bedrag aan de nv was opgelopen tot 21 miljoen euro. De accountant identificeerde dit wel als risicofactor, maar de kans dat de nv de leningen niet zou terugbetalen schatte hij laag in. Ook al wist hij dat de nv in al die jaren nog niets had terugbetaald. Het management – lees: de vader – had nog altijd vertrouwen in het resortproject en de waarde van het project – zo bleek uit een taxatie die de accountant had laten uitvoeren – lag nog altijd ver boven de totale leensom.

De accountant wordt berispt om zijn onkritische instelling. Hij had voor de waardering van de lening niet mogen afgaan op de informatie van het management en de ene taxatie. Hij had meer controlewerkzaamheden moeten plannen en uitvoeren en voor de waardering van de leningen u/g ook oog moeten hebben voor de nv en haar verplichtingen. Hij heeft onvoldoende ingespeeld op het risico van een materiële afwijking. En bij gebrek aan voldoende controle-informatie had hij de jaarrekening niet mogen goedkeuren.

Scherp op fraude

Het woord fraude valt niet in de uitspraak. Maar de materiële afwijking lijkt toch echt eerder het gevolg van fraude dan van een fout. De nv betaalt immers niets en bedient zich van verhullende constructies. Ook de vader verhulde zijn belang in de nv. De accountant heeft bij de risicoanalyse niet door een fraudelens gekeken, maar wel een risicofactor onderkend. Hij heeft de kans dat de lening niet zou worden terugbetaald optimistisch ingeschat, maar die inschatting was ongefundeerd.

De gebrekkige controle past in de constatering van de Autoriteit Financiële Markten dat accountants in de helft van de onderzochte controledossiers wel de benodigde stappen hebben gezet, maar hun frauderisicoanalyse niet diep genoeg gaat. De NBA werkt momenteel aan een Handreiking voor de frauderisicoanalyse. Met dit hulpmiddel blijft het inschatten van frauderisico’s nog altijd een kwestie van professionele oordeelsvorming en dus van een professioneel-kritische houding. Moet er ook een Handreiking Professioneel-kritische instelling komen?

reacties

Reageer op dit artikel

Spelregels debat

    Aanmelden nieuwsbrief

    Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

    Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.