WHOA-akkoord in de tuinbouw: wie zaait, oogst niet altijd alles
Bij het aanbieden van een WHOA-akkoord is het mogelijk om concurrente schuldeisers ongelijk te behandelen. Een tuinbouwbedrijf dat dreigde failliet te gaan kreeg op die manier de mogelijkheid om gewassen te oogsten en kon daardoor een faillissement voorkomen. Maar door de ongelijke behandeling kreeg niet iedereen die financieel had gezaaid, ook zijn volledige oogst.
Het is mogelijk om groepen van schuldeisers ongelijk te behandelen. Daarvoor is het wel noodzakelijk dat de groep schuldeisers die ongelijk wordt behandeld met de vereiste meerderheid instemt met het akkoord. En dus met de keuze dat de andere groep schuldeisers beter wordt behandeld. Het kan ook zijn dat de vereiste meerderheid niet wordt behaald. In dat geval is het toch nog mogelijk dat de rechtbank het akkoord aanneemt. In dat geval moet voor die ongelijke behandeling wel een redelijke grond bestaan. Bovendien mag de groep schuldeisers die ongelijk wordt behandeld daardoor niet in haar belangen worden geschaad.
De casus
Een glastuinbouwbedrijf lijdt al enkele jaren verlies. De onderneming kent een seizoensgebonden exploitatie. In de periode maart/september wordt de omzet behaald, terwijl in de periode november/maart de hoge investeringen nodig zijn ter voorbereiding van de teelt en oogst.
Rabobank financiert de onderneming voor een bedrag van ruim € 21 miljoen. Hier staan zekerheden tegenover met een waarde van circa € 10 miljoen. Er is dus sprake van onderdekking. Ondanks onderdekking stelt Rabobank in november 2020 een oogstkrediet van € 1.5 miljoen ter beschikking. Er wordt met Rabobank overeengekomen dat het krediet in de loop van 2021 volledig zal worden voldaan uit de opbrengsten van de teelt 2021.
Hoewel er een oogstkrediet ter beschikking is gesteld, houdt het bestuur er toch rekening mee dat de onderneming op korte termijn niet in staat zal zijn haar schulden te betalen. De bestuurder bereidt daarom een WHOA-akkoord voor dat hij voornemens is op korte termijn aan de schuldeisers ter stemming voor te leggen.
De onderneming hanteert bij het aanbieden van het akkoord een zogeheten peildatum. Dat is ergens in november 2020. De schuldeisers met een vordering vóór de peildatum krijgen ongeveer 21 procent van hun vordering vergoed, terwijl schuldeisers ná de peildatum volledig zullen worden betaald. Rabobank is een van de schuldeisers van na de peildatum. Circa twee maanden na de peildatum dient de onderneming een WHOA-verzoek bij de rechtbank in.
Op grond van de WHOA kan de onderneming, voordat het akkoord ter stemming wordt voorgelegd, de rechtbank verzoeken een uitspraak te doen over aspecten die van belang zijn in het kader van het tot stand brengen van een akkoord.
De rechtbank wordt verzocht uitspraak te doen over de vraag of het ongelijk behandelen van twee groepen concurrente schuldeisers wel kan. De onderneming wil namelijk voorkomen dat na een eventuele negatieve stemming over het WHOA-akkoord de rechtbank om die reden het akkoord afwijst. Ongelijke behandeling van schuldeisers kan immers een weigeringsgrond zijn om het akkoord te laten slagen.
Oordeel Rechtbank
De rechtbank oordeelt dat de ongelijke behandeling toelaatbaar is als de groep concurrente schuldeisers met een vordering van vóór de peildatum met de vereiste meerderheid instemt met het akkoord. En daarmee dus met de keuze om de concurrente schuldeisers met een vordering van ná de peildatum waaronder Rabobank met de vordering uit oogstkrediet, volledig te betalen. Als deze groep concurrente schuldeisers echter niet met de vereiste meerderheid instemt, kan het akkoord, ondanks de ongelijke behandeling, toch worden aangenomen. Dat is het geval als voor die ongelijke behandeling een redelijke grond bestaat. En de groep concurrente schuldeisers die ongelijk wordt behandeld daardoor niet in haar belangen is geschaad.
Omdat dit verzoek gedaan wordt voordat er door de schuldeisers wordt gestemd, dient de rechtbank allereerst te beoordelen of er in dit geval sprake is van een redelijke grond. De rechtbank is van oordeel dat voor de ongelijke behandeling een redelijke grond bestaat. Als de onderneming immers de kosten vanaf de peildatum niet zou hebben gemaakt, dan had de onderneming niet kunnen worden voortgezet. In dat geval zou het gewas binnen enkele dagen afsterven en zou de onderneming moeten worden geliquideerd. Het volledig betalen van schuldeisers met een vordering na de peildatum is in de optiek van de rechtbank essentieel geweest voor de (voortzetting van de) bedrijfsvoering.
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of de desbetreffende groep concurrente schuldeisers, ondanks een redelijke grond, niet in haar belangen is geschaad. In dat verband oordeelt de rechtbank dat zonder het oogstkrediet, gelet op de schuldenpositie, de onderneming al in staat van faillissement zou zijn verklaard. Volgens de rechtbank is het onaannemelijk dat er in dat geval een uitdeling aan concurrente schuldeisers zou plaatsvinden. Hooguit zou Rabobank met haar zekerheden een gedeeltelijk uitkering hebben kunnen ontvangen. De rechtbank oordeelt daarom dat geen van de concurrente schuldeisers met een vordering van vóór de peildatum door de ongelijke behandeling in hun belangen worden geschaad.
De uitspraak van de rechtbank om de twee groepen ongelijk te behandelen is bindend ten opzichte van schuldeisers en aandeelhouders die door deze uitspraak worden geraakt.
In de praktijk zal het vaker voorkomen dat er een peildatum wordt gehanteerd. Het is gebruikelijk dat de peildatum gelijk valt met de start van de WHOA-procedure bij de rechtbank. Is dat immers niet het geval en slaagt een WHOA-akkoord uiteindelijk niet dan loopt het bestuur wel aansprakelijkheidsrisico’s. Het bestuur wist immers dat de onderneming op termijn niet in staat zou zijn haar schulden te betalen en gaat desondanks wel verplichtingen aan. Deze problematiek gaat echter het bestek van deze uitspraak te buiten.
Uitspraak gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 17 juni 2021: ECLI:NL:GHARL:2021:5940
Gerelateerd
Onderzoeker: voorrang bank en fiscus bij bankroet is achterhaald
Het hoeft niet vanzelfsprekend te zijn dat banken en de Belastingdienst voorrang hebben als schuldeiser bij een faillissement. Dat stelt universitair docent Ruben...
Curator stelt eigenaar aansprakelijk rond bankroet Miss Etam
De eigenaar van het bedrijf achter de omgevallen winkelketens Miss Etam en Steps moet zich voor de rechter verantwoorden voor tekorten van ongeveer 4,5 miljoen euro...
'Ontzenuwen' voor bestuurders
Bij een faillissement kunnen bestuurders persoonlijk aansprakelijk worden gesteld wanneer blijkt dat zij hun taken niet goed hebben vervuld, bijvoorbeeld wanneer...
Kun je een bedrijf failliet laten gaan door een vordering te splitsen?
Een schuldeiser kan het faillissement van een schuldenaar aanvragen. Daarbij is het wel van belang dat vast komt te staan dat de schuldenaar meerdere schulden niet...
Accountantskantoor aansprakelijk na advisering over dividendbesluit
Een curator van een failliete vennootschap houdt een bestuurder aansprakelijk voor het goedkeuren van een dividendbesluit. De rechtbank veroordeelt de bestuurder,...