Bezoldiging bestuurders volgens EU-richtlijn, Titel 9 en de RJ – zoek de verschillen!
De wetgever doet er goed aan een aantal technische onvolkomenheden in de jaarrekeningwetgeving te corrigeren, waar het gaat over de vermelding van de bezoldiging van bestuurders en commissarissen. Dat is in het publiek belang.
Gert-Peter den Hollander
Deze zomer schreef ik over RJ-bepalingen die strijdig zijn met wetteksten in Titel 9. Dat was slechts een bloemlezing en er zijn meer onderwerpen waar de RJ meent te moeten afwijken van Titel 9. Dat is ook het geval bij de vermelding van de bezoldiging van bestuurders en commissarissen ingevolge artikel 383 BW. De contra legem aanbeveling van de RJ in alinea 271.605 zorgt op zijn beurt weer voor niet-eenduidige interpretaties van de grote accountantskantoren. In deze bijdrage behandel ik de verschillen in wet- en regelgeving ten aanzien van art. 383 en doe ik voorstellen voor verbetering.

EU-richtlijn
In de EU-richtlijn (2013/34/EU) zijn twee bepalingen opgenomen voor de bezoldiging van bestuurders en toezichthouders:
Enkelvoudige jaarrekening - artikel 17 lid 1 onder d: "Het bedrag van de bezoldigingen die voor het boekjaar aan de leden van het bestuurs-, leidinggevend en het toezichthoudend orgaan uit hoofde van hun werkzaamheden zijn toegekend, alsmede de pensioenen die zijn ingegaan en pensioenverplichtingen die zijn aangegaan met betrekking tot leden van die organen, onder opgave van het totaalbedrag per categorie orgaan.
De lidstaten kunnen ondernemingen ontheffen van de verplichting die informatie te vermelden indien de financiële positie van een specifiek lid van een van die organen uit de vermelde informatie zou kunnen worden afgeleid."
Geconsolideerde jaarrekening - artikel 28 lid 1 onder c: "Bij vermelding van de bedragen van de aan leden van het bestuurs-, het leidinggevend en het toezichthoudend orgaan verleende bezoldigingen, voorschotten en kredieten, worden alleen de door de moederonderneming en haar dochterondernemingen aan leden van het bestuurs-, het leidinggevend en het toezichthoudend orgaan van de moederonderneming verleende bedragen vermeld."
Titel 9
De wetgever heeft de richtlijnbepalingen als volgt verwerkt in Titel 9:
Artikel 383 lid 1: "Opgegeven worden het bedrag van de bezoldigingen, met inbegrip van de pensioenlasten, en van de andere uitkeringen voor de gezamenlijke bestuurders en gewezen bestuurders en, afzonderlijk, voor de gezamenlijke commissarissen en gewezen commissarissen. De vorige zin heeft betrekking op de bedragen die in het boekjaar ten laste van de rechtspersoon zijn gekomen. Indien de rechtspersoon dochtermaatschappijen heeft of de financiële gegevens van andere maatschappijen consolideert, worden de bedragen die in het boekjaar te hunnen laste zijn gekomen, in de opgave begrepen. Een opgave die herleid kan worden tot een enkele natuurlijke persoon mag achterwege blijven."
Artikel 410 lid 1: "De bepalingen van deze titel […] uitgezonderd de artikelen […] 383 [..] zijn van overeenkomstige toepassing op de geconsolideerde jaarrekening."
Er lopen dus een paar dingen niet helemaal synchroon:
- De bezoldiging dient volgens de EU-richtlijn zowel enkelvoudig als geconsolideerd te worden toegelicht. De vrijstelling voor artikel 383 die is opgenomen in arikel 410 lid 1, is dus strijdig met de EU-richtlijn en is evenmin consistent met artikel 363 lid 3, wat aangeeft dat vermeldingen krachtens artikel 383 niet achterwege mogen blijven.
- De derde zin van artikel 383 lid 1 is ongelukkig geformuleerd, want als de rechtspersoon artikel 408 toepast (en dochtermaatschappijen heeft die bezoldigingen betalen aan bestuurders van de rechtspersoon), dan moeten die bezoldigingen toch in de opgave worden meegenomen. Dat vloeit mijns inziens niet voort uit de EU-richtlijn. De informatieve waarde ervan lijkt me overigens ook beperkt, zo die er al zou zijn.
- Volgens de EU-richtlijn moet alleen de bezoldiging die ten laste van dochtermaatschappijen komt worden toegelicht. Dat houdt in dat de bezoldiging ten laste van proportioneel geconsolideerde joint ventures niet in de opgave begrepen moet zijn (terwijl artikel 383 lid 1 dat wel aangeeft). Dat lijkt me overigens wel zinvolle informatie voor de gebruiker van de jaarrekening.
- Titel 9 gaat niet in op de vermelding van pensioenen die zijn ingegaan en pensioenverplichtingen die zijn aangegaan. In de Engelse tekst van de richtlijn is de formulering iets anders en gaat het om "any commitments arising or entered into in respect of retirement pensions of former members". Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de lasten voor de rechtspersoon die verband houden met pensioenregelingen deel uitmaken van de bezoldiging.
RJ-richtlijn
Alinea 271.605: "Uitsluitende vermelding van bedoelde gegevens (bezoldiging van bestuurders en commissarissen op grond van artikel 383, toevoeging GPdH) in de toelichting van de geconsolideerde jaarrekening is, gelet op de bedoeling van het wettelijk voorschrift, voldoende te achten."
Deze aanbeveling is strijdig met Titel 9: als in artikel 410 lid 1 is opgenomen dat artikel 383 niet van toepassing op de geconsolideerde jaarrekening, dan kan de RJ uiteraard niet aanbevelen om de vermelding slechts in de geconsolideerde jaarrekening op te nemen.
Standpunten van de grote accountantskantoren
KPMG plaatst de kanttekening "echter" bij de RJ-alinea dat kan worden volstaan met een vermelding in de geconsolideerde toelichting.
EY stelt dat vermelding plaatsvindt in de toelichting op de enkelvoudige jaarrekening of, voor zover van toepassing, in de toelichting op de geconsolideerde jaarrekening.
PwC geeft aan dat de toelichting betreffende bezoldiging bestuurders in de enkelvoudige jaarrekening moet worden opgenomen, maar dat het niet ongebruikelijk is om de toelichting in de geconsolideerde jaarrekening op te nemen en daarnaar te verwijzen vanuit de enkelvoudige jaarrekening.
Deloitte volstaat met een letterlijke weergave van de RJ-alinea.
Voorstel voor de oplossing van deze tegenstrijdige voorschriften
De technische onvolkomenheden in Titel 9 met betrekking tot de bestuurdersbezoldiging zouden als volgt kunnen worden verholpen:
- Schrap de vermelding van artikel 383 in artikel 410 lid 1.
- De derde zin van artikel 383 lid 1 wordt eveneens geschrapt en in aangepaste vorm opgenomen in een nieuw lid 6 van artikel 410.
- De tekst van artikel 410 lid 6 zou als volgt kunnen luiden: De in artikel 383 bedoelde bezoldiging die ten laste van dochtermaatschappijen komt wordt in de opgave begrepen; afzonderlijk* wordt vermeld de bezoldiging die ten laste komt van de naar evenredigheid in de consolidatie betrokken maatschappijen (eventueel: en andere maatschappijen waar de rechtspersoon invloed van betekenis uitoefent).
Door deze aanpassingen blijkt duidelijk uit de wet dat de bezoldiging van bestuurders en commissarissen zowel enkelvoudig als geconsolideerd moet worden toegelicht, wordt de inconsistentie met artikel 363 lid 3 verholpen en is sprake van een (meer) richtlijnconforme implementatie van de EU-richtlijn. De contra legem aanbeveling van de RJ kan daarmee komen te vervallen, evenals de diverse interpretaties van de grote accountantskantoren.
De voorgestelde aanpassingen zorgen voor kwalitatief betere jaarrekeningwetgeving. Dat is in het publiek belang.
Noot
* Naar analogie van artikel 28 lid 1 onder b van de EU-richtlijn (wat gaat over de vermelding van het aantal werknemers van proportioneel geconsolideerde ondernemingen).
Gerelateerd
Publicatiestukken voor kleine ondernemingen ook veel uitgebreider dan wettelijk vereist
De deponeerservice van de Kamer van Koophandel zorgt niet voor administratieve lastenverlichting, maar eerder voor een lastenverzwaring voor honderdduizend kleine...
Zijn stablecoins al stabiel genoeg om als cash te verantwoorden?
De verwerking van stablecoins in de jaarrekening is nog relatief onontgonnen gebied; er zijn nog geen specifieke verslaggevingsregels voor. Accountants doen er goed...
Belastingtoelichtingen horen niet in de deponeringscijfers van micro-ondernemingen!
De RJ kan de Kamer van Koophandel helpen, als het gaat om het deponeren van de jaarcijfers van micro’s. Gewaakt moet worden voor onnodige administratieve lasten.
Een pleidooi voor codificatie van de brede materialiteit
De Nederlandse wetgever moet het brede materialiteitsbeginsel uit artikel 6 lid 1 sub j. Richtlijn 2013/34/EU in nationaal recht omzetten.
Make US-GAAP great (and the one and only) again?!
Er geldt altijd een bepaalde incubatietijd, voordat de politieke waan van de dag de wondere wereld van de boekhoudregels bereikt. In dit geval heeft het alles te...
