Een pleidooi voor codificatie van de brede materialiteit
De Nederlandse wetgever moet het brede materialiteitsbeginsel uit artikel 6 lid 1 sub j. Richtlijn 2013/34/EU in nationaal recht omzetten.
Alexander Vissers
In 2013 is Richtlijn 2013/34/EU in werking getreden; de bepalingen waren uiterlijk voor jaarrekeningen beginnend op 1 januari 2016 in nationaal recht om te zetten.
Een van de fundamentele wijzigingen ten opzichte van de vierde richtlijn, Richtlijn 1978/660/EEG zoals gewijzigd, was dat het ruime materialiteitsbeginsel in het Unierecht werd gecodificeerd in artikel 6 lid 1 sub j. Deze bepaling luidt: "De voorschriften van deze richtlijn inzake opname, waardering, presentatie, vermelding en consolidatie behoeven niet te worden nageleefd indien het nalevingseffect niet van materieel belang is." Lid 4 luidt: "De lidstaten kunnen de toepassing van lid 1, punt j, beperken tot presentatie en vermelding van informatie."
Omzetting in Nederland
Bij de wetswijziging ter omzetting van deze richtlijn is de wetgever geheel aan deze aanpassing voorbij gegaan. In de memorie van toelichting bij het wetsontwerp ter omzetting (Kst. II 2014/15 34176 nr. 3 p. 6) wordt ten onrechte voorbij gegaan aan de fundamentele wijziging. "In artikel 6 van de richtlijn jaarrekening zijn een tiental algemene beginselen voor financiële verslaglegging neergelegd waaronder het continuïteitsbeginsel (artikel 2:384 lid 3 BW) en het voorzichtigheidsbeginsel (artikel 2:384 lid 2 BW). Deze beginselen waren reeds in soortgelijke bewoordingen in verschillende artikelen van de vierde richtlijn opgenomen en zijn in regelgeving uitgewerkt. Zij behoeven daarom geen nadere uitwerking."
Dit is een onjuiste weergave van de feiten. Het brede materialiteitsbeginsel was niet in de vierde richtlijn opgenomen en is misschien wel de meest fundamentele wijziging.
Nederland heeft alleen met betrekking tot het aspect 'vermelding' het materialiteitsbeginsel in de wet opgenomen. Artikel 363 lid 3 luidt: "Een post behoeft niet afzonderlijk te worden vermeld, indien deze in het geheel van de jaarrekening van te verwaarlozen betekenis is voor het wettelijk vereiste inzicht. Krachtens deze titel vereiste vermeldingen mogen achterwege blijven voor zover zij op zichzelf genomen en tezamen met soortgelijke vermeldingen voor dit inzicht van te verwaarlozen betekenis zouden zijn. Vermeldingen krachtens de artikelen 378, 382 en 383 mogen evenwel niet achterwege blijven."
Zelfs bij het gebruikmaken van de lidstaatoptie uit artikel 6 lid 4 is deze bepaling te restrictief, aangezien die slechts ziet op vermelding en niet op presentatie. De brede materialiteitsbepaling is ook noodzakelijk. Zonder deze bepaling is een jaarrekening fout als niet alle activa en passiva zijn opgenomen en zijn schattingen problematisch, terwijl het enig redelijke doel van een jaarrekening kan zijn om een getrouw beeld te geven. De brede materialiteit is de invulling van de relativering, die geïmpliceerd wordt door het begrip 'getrouw beeld'.
Niet alleen heeft Nederland de richtlijn niet correct omgezet, maar ook is dit een gemiste kans om het opmaken van de jaarrekening in lijn te brengen met de praktijk van zowel de jaarverslaggeving als van de accountantscontrole en de rede. Het is ook disproportioneel en onverklaarbaar, aangezien bij een toegestane toepassing van IFRS, zoals goedgekeurd door de EU (artikel 362 lid 8 BW2), en bij de toepassing van de grondslagen van een andere lidstaat (artikel 362 lid 1 BW2) die wel de brede materialiteit in nationaal recht heeft omgezet, wel het brede materialiteitsbeginsel geldt.
Het inzichtvereiste is niet alleen als noodzakelijke voorwaarde, maar ook als voldoende voorwaarde uit te leggen en dat hoort de wet tot uitdrukking te brengen. Dit verzuim is een expressie van de onverschilligheid en het onbegrip dat uit de hele wet- en regelgeving met betrekking tot jaarverslaggeving, de wettelijke controle en het beroep van wettelijk auditor blijkt.
Conclusie en aanbeveling
Het niet-omzetten van het Unierechtelijke brede materialiteitsbeginsel leidt tot een onverklaarbare discrepantie tussen de materialiteit bij het opmaken en de controle van de jaarrekening. Het zorgt tevens voor niet te rechtvaardigen ongelijkheid bij het toepassen van IFRS of het recht van een andere lidstaat. Dat de jurisprudentie het als ongeschreven recht toepast, is geen reden om het niet in de wet op te nemen.
De Nederlandse wetgever moet het brede materialiteitsbeginsel uit artikel 6 lid 1 sub j. in nationaal recht omzetten. Dit naast de andere noodzakelijke wetswijzigingen ter bona fide omzetting van het Unierecht, waaronder het schrappen van de "grondslagen die in het maatschappelijk verkeer aanvaardbaar worden geacht".
Gerelateerd
Publicatiestukken voor kleine ondernemingen ook veel uitgebreider dan wettelijk vereist
De deponeerservice van de Kamer van Koophandel zorgt niet voor administratieve lastenverlichting, maar eerder voor een lastenverzwaring voor honderdduizend kleine...
Zijn stablecoins al stabiel genoeg om als cash te verantwoorden?
De verwerking van stablecoins in de jaarrekening is nog relatief onontgonnen gebied; er zijn nog geen specifieke verslaggevingsregels voor. Accountants doen er goed...
Belastingtoelichtingen horen niet in de deponeringscijfers van micro-ondernemingen!
De RJ kan de Kamer van Koophandel helpen, als het gaat om het deponeren van de jaarcijfers van micro’s. Gewaakt moet worden voor onnodige administratieve lasten.
Make US-GAAP great (and the one and only) again?!
Er geldt altijd een bepaalde incubatietijd, voordat de politieke waan van de dag de wondere wereld van de boekhoudregels bereikt. In dit geval heeft het alles te...
Eumedion wil van bedrijven meer horen over impact AI en geopolitiek
Institutionele beleggers willen dat beursgenoteerde ondernemingen in hun komende jaarverslagen transparant zijn over de impact van de huidige geopolitieke en macro-economische...
