Publicatiestukken voor kleine ondernemingen ook veel uitgebreider dan wettelijk vereist
De deponeerservice van de Kamer van Koophandel zorgt niet voor administratieve lastenverlichting, maar eerder voor een lastenverzwaring voor honderdduizend kleine ondernemingen.
Gert-Peter den Hollander
Eind oktober schreef ik over de informatiehonger van de Kamer van Koophandel ten aanzien van de publicatiestukken van micro-vennootschappen (dat zijn er ca. 820.000), waarbij ik vaststelde dat micro's veel meer informatie moeten publiceren via de deponeerservice van de Kamer van Koophandel dan wettelijk vereist volgens art. 395a lid 8. Kleine ondernemingen (dat zijn er circa 100.000) kunnen voor hun publicatiestukken ook gebruikmaken van de deponeerservice van de Kamer van Koophandel. Het leek me zinvol om te kijken in hoeverre voor deze categorie ondernemingen alleen de wettelijke minimuminformatie volgens art. 396 lid 8 werd uitgevraagd in de deponeerservice. Ik kan alvast verklappen dat dat niet het geval is, verre van dat zelfs.
Voordat ik de technische aspecten bespreek van deponeerstukken voor kleine ondernemingen, een opmerking over het aantal ondernemingen dat gebruik kan maken van de deponeerservice. Volgens een consultatiedocument uit juli 2025 over het SBR-domein Handelsregister zouden er 500.000 micro-ondernemingen zijn en 300.000 kleine ondernemingen. Deze getallen wijken significant af van een EU-studie uit mei 2019, waarin werd gesproken over 820.000 micro's en 86.000 kleine ondernemingen. De getallen in de EU-studie zijn meer in lijn met de aantallen die in 2015 werden genoemd in de memorie van toelichting[1] bij de implementatie van de EU-richtlijn: 654.000 micro's en 29.000 kleine ondernemingen. Ik ben benieuwd wat nu de verklaring is voor de enorme stijging van het aantal kleine ondernemingen. Of moet de conclusie zijn dat veel ondernemingen ten onrechte rapporteren als klein, omdat ze voldoen aan de micro-criteria? Daar kan dan nog een grote besparing worden gerealiseerd, omdat micro's significant minder informatie moeten deponeren. Dit zou eenvoudig vastgesteld moeten kunnen worden op basis van de SBR-deponeerservice, omdat daarin twee omvangscriteria (aantallen werknemers en balanstotaal) worden vastgelegd.
Wettelijke eisen
De wettelijke eisen die gelden voor kleine ondernemingen staan in art. 396 lid 8, wat luidt als volgt: "Artikel 394 is slechts van toepassing met betrekking tot een overeenkomstig lid 3 beperkte balans en de toelichting. In de openbaar gemaakte toelichting blijven achterwege de gegevens bedoeld in artikel 380a."
Lid 3 van art. 396 is dus ook relevant: "Van de ingevolge afdeling 3 voorgeschreven opgaven behoeft geen andere te worden gedaan dan voorgeschreven in de artikelen 364, 365 lid 1 onder a, 368 lid 2 onder a, 370 lid 1 onder d, 373 leden 1 tot en met 5, eerste volzin, 375 lid 3 en 376, alsmede, zonder uitsplitsing naar soort schuld of vordering, in de artikelen 370 lid 2 en 375 lid 2, waarbij de aanduiding van de rentevoet achterwege blijft, en de opgave van het ingehouden deel van het resultaat."
Afdeling 3 specificeert de voorschriften omtrent de balans en de toelichting daarop, terwijl afdeling 6 gaat over grondslagen van waardering en resultaatbepaling. Omdat afdeling 6 niet wordt genoemd in lid 3 respectievelijk lid 8 van art. 396, is het de vraag of die grondslagen nu deel uitmaken van de openbaar te maken toelichting of niet. Ook hier wijkt Titel 9 af van de EU-richtlijn, die grondslagen expliciet noemt als onderdeel van de toelichting (in art. 16 lid 1 onder a).
Lid 8 spreekt enkel van 'de toelichting', die verder niet wordt gespecificeerd in art. 396. Dat houdt m.i. in dat relevante bepalingen die in de afdelingen 2 tot en met 6 zijn opgenomen daar onder vallen (omdat daarin wordt gesproken over ’de toelichting’). Dat betekent ook dat de bepalingen in afdeling 4 over de winst- en verliesrekening deel uitmaken van de toelichting (voor zover niet vrijgesteld in lid 4, 5 en 7 van art. 396) en daarmee opgenomen moeten worden in te deponeren stukken, hoewel de winst- en verliesrekening zelf niet hoeft te worden gepubliceerd. Beetje onlogisch wat mij betreft, maar wellicht dat de Europese Unie er destijds een goede overweging voor had.
Lid 3 tot en met 7 van art. 396 zijn onlogisch gestructureerd, door aan de ene kant vrijstellingen te vermelden (lid 4, 5, 7 en 8) en aan de andere kant limitatief toe te passen bepalingen op te sommen (lid 3, 4, 5 en 8). Dat is ook niet in overeenstemming met de EU-richtlijn, die als uitgangspunt hanteert wat de minimumeisen zijn voor kleine ondernemingen. De leesbaarheid van art. 396 neemt toe door niet de vrijstellingen voor kleine ondernemingen op te sommen, maar het om te draaien en de verplichte bepalingen weer te geven.
Deponeerservice
Algemeen
De deponeerservice van de Kamer van Koophandel kent de volgende sub-onderdelen:
- Jaarverslag
- Informatie over de rapportage en de rechtspersoon
- Jaarrekening
- Enkelvoudige jaarrekening
- Balans
- Toelichting op de jaarrekening (algemeen, grondslagen, balans, winst en verliesrekening, overige toelichtingen).
Mijns inziens zijn de omschrijvingen van de sub-onderdelen minder gelukkig gekozen, aangezien art. 396 het alleen heeft over een beperkte balans met toelichting. Dat betekent dat termen als jaarverslag, (enkelvoudige) jaarrekening, balans en winst- en verliesrekening beter geschrapt kunnen worden.
Informatie over de rapportage omvat paragrafen inzage de Wet Normering Topinkomens (WNT). Ik begrijp niet waarom deze informatie deel zou moeten uitmaken van de te deponeren stukken van een kleine onderneming. Ik zou me er wellicht nog iets bij kunnen voorstellen als het zou gaan om de inrichtingsjaarrekening van een kleine onderneming waar de WNT op van toepassing is, maar omdat WNT-informatie geen deel uitmaakt van art. 396 lid 8 (resp. de EU-richtlijn) hoort WNT-informatie niet thuis in de te deponeren stukken van een kleine onderneming.
Balans
De hoofdindeling van de balans is voorgeschreven in art. 364. De volgende posten in de (beperkte) balans in de deponeerservice maken daar geen deel van uit: vastgoedbeleggingen, onderhanden projecten, de componenten van het eigen vermogen en langlopende en kortlopende schulden. De hoofdindeling kent wel als posten het eigen vermogen en de schulden. Eigenlijk zou art. 364 een onderscheid moeten maken tussen langlopende en kortlopende schulden en de componenten van het eigen vermogen apart moeten benoemen (cf. de EU-richtlijn).
De deponeerservice kent 10 componenten van het eigen vermogen, terwijl in art. 373 lid 1 er 8 worden genoemd. De herinvesteringsreserve en de overige fiscale reserves komen niet voor in art. 373. De post 'Resultaat na belastingen van het boekjaar' zou volgens de EU-richtlijn (en art. 373 lid 1 onder g) als laatste post van het eigen vermogen moeten worden opgenomen.
Grondslagen
De deponeerservice van de kamer van Koophandel kent aparte invulvelden (145 stuks) voor balansposten (115x) en winst- en verliesrekeningposten (30x), waar de grondslagen uiteen moeten worden gezet. Voor kleine ondernemingen is het verre van gebruiksvriendelijk om grondslagen te moeten verbijzonderen over 145 velden. Het lijkt eenvoudiger om dat in 1 invulveld te kunnen doen.
Toelichting op de (beperkte) balans
Art. 365 lid 1 onder a gaat over kosten van oprichting en uitgifte van aandelen. Dit is een wat vreemde post (onderdeel van immateriële vaste activa), die volgens de RJ niet voor activering in aanmerking komt. Daar ben ik het mee eens (zoals reeds in 2020 door mij betoogd). Schrappen van deze bepaling verdient m.i. de voorkeur en past ook binnen het gestelde door de EU-richtlijn.
Art. 368 lid 2 onder a gaat over de vermelding van de som der herwaarderingen van vaste activa en cumulatieve afschrijvingen en waardeverminderingen per balansdatum. Die posten moeten dus worden vermeld, maar alle overige zaken in de deponeerservice ten aanzien van vaste activa (en vastgoedbeleggingen) zijn niet vereist volgens lid 3 en derhalve ten onrechte opgenomen.
Art. 370 lid 1 onder d betreft opgevraagde stortingen van geplaatst kapitaal. Dit is een fout van de wetgever (gemaakt in de Verzamelwet 2018) die tot nu toe niet is gecorrigeerd. De onjuiste vermelding in de EU-richtlijn is inmiddels gerectificeerd door de Europese Unie. Ik zou me daarom kunnen vinden in het schrappen van deze vermelding in de deponeerservice (uitgaande van de veronderstelling dat de wetgever te zijner tijd deze overduidelijke onjuistheid corrigeert).
Art. 373 leden 1 tot en met 5, eerste volzin, gaat over details inzake het eigen vermogen. De componenten van het eigen vermogen staan in het hoofdoverzicht, terwijl uit art. 364 (en art. 373 lid 1) kan worden afgeleid dat detaillering in de toelichting is voorgeschreven. De gevraagde algemene informatie in de deponeerservice over eigen vermogen maakt geen deel uit van art. 373 en kan geschrapt worden. Het mutatieoverzicht genoemd in art. 378 lid 1 is alleen noodzakelijk voor de herwaarderingsreserve (zie lid 5 van art. 396). De enige details die in de deponeerservice gevraagd zouden moeten worden hebben betrekking op niet-volgestorte aandelen (art. 373 lid 2), de stand van wettelijke reserves (art. 373 lid 4), aandelenkapitaal wat een andere valuta kent dan de rapporteringsvaluta (art. 373 lid 5) en het ingehouden deel van het resultaat (art. 396 lid 3). Alle andere gevraagde informatie is niet vereist door art. 396 en ten onrechte in de deponeerservice opgenomen.
Art. 374 gaat over voorzieningen, maar maakt geen deel uit van de toepasselijke wettelijke eisen die zijn genoemd in art. 396 lid 3. Dat houdt in dat alle informatie over voorzieningen geschrapt kan worden uit de deponeerservice.
Met betrekking tot schulden zijn er slechts enkele toelichtingen relevant volgens lid 3:
- vermelding van het langlopende deel van de schulden en het deel met een looptijd van meer dan 5 jaar (art. 375 lid 2);
- vermelding van schulden waarvoor zakelijke zekerheden zijn gesteld, resp. is overeengekomen dat goederen al dan niet zullen worden bezwaard (art. 375 lid 3);
- vermelding van niet in de balans opgenomen garanties en risico's voor wissels of cheques (art. 376).
Alle andere vermeldingen inzake schulden in de deponeerservice zijn niet verplicht en kunnen worden geschrapt.
Tenslotte moet van de vorderingen alleen worden vermeld welk deel een looptijd van meer dan 12 maanden heeft (art. 370 lid 2). Alle andere details inzake vorderingen zijn niet verplicht voor kleine ondernemingen.
Niet uit de balans blijkende verplichtingen (art. 381 lid 1) zijn niet uitgezonderd in lid 5 van art. 396, en moeten daarom worden vermeld in de toelichting van een kleine onderneming. De deponeerservice neemt veel meer details op onder dit kopje, die niet voortvloeien uit art. 381 lid 1, waarvan betwijfeld kan worden of die relevant zijn voor kleine ondernemingen. Ik merk op dat deze 'aanvullende' details in strijd zijn met de EU-richtlijn, die nadrukkelijk aangeeft dat lidstaten niet meer eisen mogen stellen aan kleine ondernemingen dan opgenomen in art. 16.
Winst- en verliesrekening
De voorgeschreven indeling van de winst- en verliesrekening in art. 377 lid 1 t/m 5 is niet relevant voor kleine ondernemingen, omdat de winst- en verliesrekening niet openbaar wordt gemaakt. Die redenering kan denk ik niet worden gevolgd voor art. 377 lid 7 en 8, die vragen om vermelding van baten/lasten die betrekking hebben op een ander boekjaar (lid 7) resp. baten/lasten van uitzonderlijke omvang of die in uitzonderlijke mate voorkomen (lid 8). Omdat deze bepalingen niet zijn vrijgesteld in art. 396 lid 4, moeten zij m.i. worden vermeld in de toelichting van een kleine onderneming. Ik merk op dat lid 8 afkomstig is uit de EU-richtlijn (art. 16 lid 1 onder f) en aangezien de EU-richtlijn geen vrijstelling kent voor de openbaarmaking van deze toelichting, kan daaruit worden afgeleid dat deze post 'gewoon' moet worden vermeld in de openbaar te maken toelichting van een kleine onderneming. Lid 7 maakt geen onderdeel uit van de bepalingen in art. 16 van de EU-richtlijn en had derhalve niet van toepassing moeten worden verklaard in lid 4.
De andere vermeldingen in de deponeerservice inzake de winst- en verliesrekening (afschrijvingen, waardeverminderingen en belastingen) zijn niet van toepassing voor kleine ondernemingen en zouden geschrapt moeten worden.
Overige toelichtingen
Ten aanzien van de overige toelichtingen in de deponeerservice zijn de volgende punten relevant voor kleine ondernemingen (want niet vrijgesteld in art. 396 lid 5):
- Vermelding van het gemiddelde aantal werknemers (art. 382, eerste zin);
- Financiële instrumenten (381a);
- Leningen/garanties aan bestuurders en commissarissen (art. 383 lid 2);
- Afwijking van de voorschriften vanwege het inzichtvereiste (art. 362 lid 4);
- Aanpassing van indeling jaarrekening (art. 363 lid 4).
Voor concessies en uitgaven inzake uitkeringen na ontslag geldt dat deze niet worden genoemd in Titel 9. Bezoldiging van bestuurders/commissarissen (art. 383 lid 1 en 383b-e) is expliciet vrijgesteld in lid 5 en lid 7 van art. 396. Dat geldt ook voor de op aandelen gebaseerde betalingen/nog niet uitgeoefende verleende rechten (art. 383d). Deze vermeldingen moeten daarom geschrapt worden uit de deponeerservice.
Gebeurtenissen na balansdatum (art. 380a) worden niet vermeld, omdat lid 8 van art. 396 daarvan vrijstelt. Dat is overigens in strijd met de EU-richtlijn, die geen vrijstellingen kent voor de te deponeren toelichting van kleine ondernemingen.
Publicatie-eisen voor kleine ondernemingen volgens de EU-richtlijn
De systematiek van de EU-richtlijn (2013/34/EU) voor kleine ondernemingen is erg overzichtelijk. De belangrijkste bepaling staat in art. 16 lid 3: lidstaten mogen niet meer verplichtingen aan kleine ondernemingen opleggen dan opgenomen in art. 16 van de EU-richtlijn. De richtlijn kent een vrijstelling van het publiceren van het bestuursverslag en de winst- en verliesrekening (art. 31 lid 1). Verder staat de richtlijn toe dat een aantal posten in de balans- en winst- en verliesrekening wordt geaggregeerd (art. 14 lid 1 en 2). Verder zijn er in de EU-richtlijn geen vrijstellingen opgenomen voor de te publiceren balans met toelichting.
De volgende punten moeten volgens lid 1 van art. 16 in de toelichting worden opgenomen:
| Art. 16 van de EU-richtlijn | Titel 9 | |
| a | Toegepaste grondslagen | 384-390 |
| b | Mutaties in de herwaarderingsreserve bij waardering van vaste activa tegen geherwaardeerde bedragen | 373.1c en 378.1 |
| c | Bij waardering van activa tegen reële waarde: - hypothesen voor waardering - reële waardemutaties die in v&w en de reële waarde reserve zijn verwerkt - toelichting afgeleide instrumenten - mutaties in de reële waarde reserve |
381a.a 381a.b 381a.c - |
| d | Niet in de balans opgenomen verplichtingen | 381.1 |
| e | Leningen/garanties aan bestuurders en commissarissen | 383.2 |
| f | Baten en lasten van uitzonderlijke omvang of uitzonderlijke mate van voorkomen | 377.8 |
| g | Omvang schulden > 5 jaar, schulden waar zekerheden voor zijn gesteld, en opgave van aard en omvang van zekerheden | 375.2 en 3 |
| h | Gemiddelde personeelsbestand gedurende het boekjaar | 382 |
Daarnaast kent art. 16 lid 3 nog 5 lidstaatopties om aanvullende toelichtingen op te nemen, waarvan er 2 door de Nederlandse wetgever zijn overgenomen (vermelding groepshoofd en gebeurtenissen na balansdatum).
Omdat de volgende punten niet worden genoemd in art. 16 van de EU-richtlijn, zijn ze niet van toepassing voor kleine ondernemingen en moeten zij worden geschrapt (c.q. niet van toepassing worden verklaard) in de diverse leden van art. 396:
- 373 lid 5 (omrekening van aandelenkapitaal in vreemde valuta);
- 377 lid 7 (vermelding van baten en lasten die aan een ander boekjaar moeten worden toegerekend);
- 378 lid 2 is niet uitgezonderd in lid van art. 396, terwijl deze bepaling voortvloeit uit art. 17 lid 1 onder h en i uit de EU-richtlijn, die alleen geldt voor (middel)grote ondernemingen;
- 373 lid 3 gaat over stortingen op aandelen (lid 1) en verwerving en vervreemding van aandelen door NV’s (lid 2). Lid 5 van art. 396 begint met de cryptische zin dat het mutatieoverzicht bedoeld in art. 378 lid alleen hoeft te worden gegeven voor de herwaarderingsreserve (cf. de EU-richtlijn, zie punt b in de tabel), "behoudens de tweede zin van art. 378 lid 3". Onduidelijk is wat nu wordt bedoeld, want die tweede zin gaat over aandelen van NV’s en het lijkt me dat die niet in de herwaarderingsreserve kunnen worden verwerkt. Ik denk dat de bepaling per ongeluk ontbreekt in art. 16 van de EU-richtlijn, want voor micro's geldt deze bepaling wel (gebaseerd op art. 24 lid 2 van richtlijn 2012/30/EU), volgens art. 36 lid 1 onder b[2] van de EU-richtlijn. Dat zou er voor pleiten om dit ook van kleine ondernemingen te eisen.
- 378 lid 4 is evenmin uitgezonderd in lid 5;
- 381b onder b is ook niet uitgezonderd in lid 5, terwijl deze passage is gebaseerd op art. 17 lid 1 onder c sub ii uit de EU-richtlijn, die enkel geldt voor (middel)grote ondernemingen.
Op de volgende punten wijkt art. 396 ook af van de EU-richtlijn:
- Belangrijke gebeurtenissen na balansdatum (art. 380a) moeten worden vermeld in de inrichtingsjaarrekening, maar hoeven volgens lid 8 niet te worden vermeld in de deponeringscijfers. Die laatste 'vereenvoudiging' maakt geen deel uit van de vrijstellingen die zijn genoemd in de EU-richtlijn en zou dus geschrapt moeten worden. Omdat dit een lidstaatoptie betreft, kan ook overwogen worden om art. 380a niet van toepassing te verklaren voor de inrichtingsjaarrekening.
- De reële waarde reserve is door de wetgever ten onrechte niet apart opgenomen in Titel 9, maar is in 2005 'verstopt' in de herwaarderingsreserve van art. 390. Dit mag na twintig jaar wel eens hersteld worden, zoals eerder betoogd door Van Geffen[3].
Ten aanzien van bovenstaande punten is dus geen sprake van een 'richtlijnconforme' implementatie, waardoor kleine ondernemingen worden opgezadeld met vermijdbare administratieve lasten.
Conclusie
Er is het nodige mis met de SBR-deponeerservice van de Kamer van Koophandel. Er worden veel meer toelichtingen gevraagd dan vereist door art. 396, omschrijvingen die zijn gehanteerd wijken af van de terminologie in art. 396 en het gebruik van 145 invulvelden voor grondslagen is ronduit lachwekkend voor kleine ondernemingen (en uitermate tijdrovend bovendien). Dat maakt dat de deponeerservice niet zorgt voor lastenverlichting, maar eerder een lastenverzwaring creëert voor 100.000 kleine ondernemingen.
Daarnaast voldoen de vrijstellingen die in art. 396 zijn gegeven niet aan de eisen van de EU-richtlijn, die slechts 8 verplichte toelichtingen kent (en 5 lidstaatopties). Dat zorgt er dus voor dat in art. 396 veel meer toelichtingen worden gevraagd van kleine ondernemingen dan vereist volgens de EU-richtlijn, wat eveneens in strijd is met art. 16 lid 3 van de EU-richtlijn. Van een richtlijnconforme implementatie is bij art. 396 geen sprake, verre van zelfs. Ook de systematiek van art. 396 kan worden vereenvoudigd, door alleen de toe te passen bepalingen op te sommen in plaats van de niet toe te passen bepalingen.
Werk aan de winkel voor het ministerie van Justitie & Veiligheid! Nu worden honderdduizend ondernemers opgezadeld met vermijdbare administratieve lasten, wat overigens ook in strijd is met de eerste overweging van de EU-richtlijn. Dat is niet in het publiek belang.
Noten
[1] Kamerstukken II 2014/2015, 34 176, nr. 3, p. 24.
[2] Deze bepaling stelt micro's vrij van het opstellen van een toelichting mits bepaalde informatie 'onderaan de balans' is vermeld. Dat is gedaan door de wetgever in art. 395a lid 4 voor de aandelen van NV's, maar niet voor de vermelding van niet in de balans opgenomen verplichtingen (art. 381 lid 1) en leningen/garanties aan bestuurders en commissarissen (art. 382 lid 2). Deze twee bepalingen zouden nog toegevoegd moeten worden aan lid 5 van art. 395a.
[3] C.J.A. van Geffen, EU richtlijn jaarrekening 2013/34: aanpassingen in Titel 9 Boek 2 BW?, Tijdschrift voor Jaarrekeningenrecht 2014, nr. 3.
Gerelateerd
Zijn stablecoins al stabiel genoeg om als cash te verantwoorden?
De verwerking van stablecoins in de jaarrekening is nog relatief onontgonnen gebied; er zijn nog geen specifieke verslaggevingsregels voor. Accountants doen er goed...
Belastingtoelichtingen horen niet in de deponeringscijfers van micro-ondernemingen!
De RJ kan de Kamer van Koophandel helpen, als het gaat om het deponeren van de jaarcijfers van micro’s. Gewaakt moet worden voor onnodige administratieve lasten.
Een pleidooi voor codificatie van de brede materialiteit
De Nederlandse wetgever moet het brede materialiteitsbeginsel uit artikel 6 lid 1 sub j. Richtlijn 2013/34/EU in nationaal recht omzetten.
Make US-GAAP great (and the one and only) again?!
Er geldt altijd een bepaalde incubatietijd, voordat de politieke waan van de dag de wondere wereld van de boekhoudregels bereikt. In dit geval heeft het alles te...
Eumedion wil van bedrijven meer horen over impact AI en geopolitiek
Institutionele beleggers willen dat beursgenoteerde ondernemingen in hun komende jaarverslagen transparant zijn over de impact van de huidige geopolitieke en macro-economische...
