Marcel Pheijffer

Een AFM-rapport over reguliere vergunninghouders dat in december verscheen verdient extra aandacht, meent Marcel Pheijffer.

Discussie Column

AFM toont weer eens belang aan van onafhankelijk toezicht

Zo vlak voor Kerst zijn we vaak druk, druk, druk. U kent dat wel: eindejaars vergaderrituelen, deadlines halen voor rapportages die de deur uit moeten, nog even een bulk mails wegwerken en het bureau schoonvegen. Opdat in het nieuwe jaar een 'schone' start kan worden gemaakt.

Door die drukte vallen vaak ook zaken tussen wal en schip. Belangrijke onderwerpen krijgen niet de aandacht die ze verdienen. Mediaberichten krijgen wat minder aandacht, belangrijke rapporten die uitkomen verdwijnen op een stapel. Vaak voorgoed.

Medio december 2022 verscheen zo'n belangrijk rapport, dat nadien niet de aandacht kreeg dat het verdiende. Het gaat om het AFM-rapport Aan de slag!, dat betrekking heeft op de uitkomsten van een onderzoek naar "cliënt- en opdrachtaanvaarding alsmede de opdrachtcontinuering" bij accountantsorganisaties met een reguliere vergunning. Het is een mond vol, maar de AFM heeft het handzaam afgekort tot CEAC.

Ten eerste is van belang te constateren dat de AFM met dit rapport aantoont hoe belangrijk de rol van een onafhankelijk toezichthouder is. Het gaat namelijk om het eerste rapport dat de AFM publiceert over reguliere vergunninghouders, ofwel de 248 accountantsorganisaties die geen oob-vergunning hebben en die goed zijn voor een marktaandeel van 55 procent van de in totaal circa 20.000 wettelijke controles. Het toezicht op dit deel van de accountantssector werd in het verleden feitelijk grotendeels uitgevoerd door sectororganisaties zoals de NBA en SRA. Zij hebben vanaf de invoering van de Wet toezicht accountantsorganisaties in oktober 2006 nimmer de vinger zo op een zere plek gelegd als de AFM in haar recente rapportage.

Ten tweede: De bevindingen van de AFM zijn tamelijk teleurstellend en onbevredigend, daarover zo meer. De sector mag dan ook blij zijn dat de toezichthouder vooralsnog een zeer rustige toon kiest door te stellen: "De AFM wil in deze fase van het toezicht [vetgedrukt door ondergetekende] meer inzicht krijgen in de kwaliteitsrisico's in deze sector, de accountantsorganisaties bewust maken van hun huidige kwaliteitsniveau en de sector stimuleren om noodzakelijke kwaliteitsverbeteringen voor de uitvoering van wettelijke controles door te voeren." Voorts stelt de AFM het lerend vermogen van de sector aan te willen jagen en samen met de sector de kwaliteit van de wettelijke controle te verhogen.

"In deze fase van het toezicht" valt de opstelling van de AFM wel te billijken. Niet direct de knoet erover, maar wel een meer dan duidelijk signaal afgeven dat het veel beter moet. Overigens geeft de AFM ook aan hoe dat dan kan, namelijk door de opname van goede voorbeelden die in het onderzoek ook zijn aangetroffen.

Ten derde: De inhoudelijke bevindingen. De AFM onderzocht bij dertig accountantsorganisaties het CEAC-beleid en de uitvoering daarvan in 83 wettelijke controles. Het doel van dat beleid is in de kern: (1) de onafhankelijkheid van de accountantsorganisatie en accountant te waarborgen; (2) het tegengaan van relaties met niet-integere controlecliënten; en (3) het beschikbaar stellen van de benodigde tijd, middelen en personeel bij de uitvoering van de controle.

De AFM heeft geconstateerd dat bij achttien van de dertig accountantsorganisaties het CEAC-beleid niet op orde is. In totaal 71 van de 83 onderzochte CEAC's zijn onvoldoende uitgevoerd, wat wil zeggen dat op ten minste één van de drie hiervoor genoemde punten de boel niet op orde is (wat in zeventien gevallen nadien is gerepareerd).

Meer concreet hebben de onvoldoendes betrekking op zaken zoals de samenloop van assurance- en non-assurancediensten, de duur van de betrokkenheid van de accountant bij de dienstverlening, de beoordeling van de integriteit van de controlecliënt en de (vastlegging van de) wijze van beoordeling van de voor de controle benodigde tijd, middelen en personeel.

Tot slot: De AFM geeft in het rapport geen oordeel over de kwaliteit van de uitgevoerde controles. Ik ben op voorhand niet gerust ten aanzien van die kwaliteit. Ruim vijftien jaar AFM-toezicht in het oob-segment alsmede de rapportages en bevindingen van de Commissie Toekomst Accountancysector (CTA), de Monitoringcommissie Accountancy (MCA) en de Kwartiermakers, hebben ons wat dat betreft vele lessen geleerd.

Het is dan ook te hopen dat de verantwoordelijken binnen de grote groep reguliere vergunninghouders goede nota nemen van het medio december 2022 uitgebrachte AFM-rapport. Want de bevindingen in het rapport zijn ernstiger dan de toonzetting daarvan doet vermoeden.

Wat vindt u van deze column?

Reageer

Marcel Pheijffer (1967) is hoogleraar Forensische Accountancy aan de universiteiten Nyenrode en Leiden.

Gerelateerd

14 reacties

Ron Heinen

Niet alleen de AFM maar ook de Autoriteit Persoonsgegevens toont het belang van onafhankelijk toezicht.

Een wetsvoorstel waarmee het kabinet naar eigen zeggen witwassen wil aanpakken, en waarbij alle transacties van alle Nederlanders vanaf 100 euro worden gemonitord, leidt ook in aangepaste vorm tot massasurveillance, zo waarschuwt de Autoriteit Persoonsgegevens. Volgens de privacytoezichthouder, die spreekt van een bancair sleepnet, is het voorstel niet noodzakelijk en in strijd met het evenredigheidsbeginsel, zie bijv.

https://www.tweedekamer.nl/downloads/document?id=2023D02245

Rik Blijham

@ Jan B., kennelijk moet de ingeslagen weg ertoe leiden dat de accountant meer afdwingt, juist als het spannend wordt. Lijkt mij een prima doel maar de vraag blijft of stapeling van regelgeving en toezicht op het voldoen daaraan de meest effectieve weg daarheen is.
Persoonlijk zie ik het toezicht liever belegd bij een partij die er een direct belang bij heeft dat de accountant meer afdwingt. Een verzekeraar bijvoorbeeld.
Ik kijk uit naar de uitkomsten van jullie onderzoek naar intermediairmodellen!

Thomas Jansen

Los van wat Albert Bosch concludeert over het aantal feitelijke bevindingen dienen de bevindingen zelf ook nog wel in enig perspectief te worden gezien. De AFM richt zich in haar onderzoek alleen op hetgeen wat vastligt in het dossier en wat door de accountant zichtbaar en tijdig is afgetekend in datzelfde dossier. Wat wel tijdig gedaan is, maar niet zichtbaar is afgetekend door de eindverantwoordelijk accountant in het controledossier wordt door de AFM als onvoldoende gekwalificeerd.

Ik snap dat het voor een toezichthouder lastig is om dat te beoordelen maar volgens mij moeten client- en opdrachtacceptatie breder gezien worden dan alleen datgene wat de accountant documenteert in het controledossier. Bijvoorbeeld ten aanzien van de beschikbaarheid van de voor de controle benodigde tijd, middelen en personeel komt dit ook tot uiting in het planningsproces van een accountantskantoor, waarin voor het volledige controlejaar de vaktechnisch benodigde uren worden gepland. Dit is weliswaar geen onderdeel van het controledossier maar wel een belangrijke waarborg. En ook wanneer de accountant een offerte-verzoek van een klant weigert omdat hij de tijd of expertise niet heeft is een voorbeeld van een aspect wat niet in degelijke onderzoeken betrokken wordt, maar waar uiteindelijk deze regels natuurlijk wel voor bedacht zijn. Kortom de nauwe blik van en dergelijk onderzoek leidt tot disproportionele bevindingen.

Corneel Spil

Waar is de sector mee bezig? Het AFM rapport constateert: ". Voor 30 van de
47 wettelijke controles is de evaluatie van samenloop van dienstverlening onvoldoende, maar is wel een maatregel genomen (oranje). Bij de kleinere accountantsorganisaties is de uitvoering van de CEAC voor samenloop van dienstverlening relatief vaker
onvoldoende." De enige conclusie die daaruit te trekken valt is de conclusie die de BigFour al lang heeft getrokken. Spits het onderdeel wettelijke controle formeel organisatorisch af van de overige dienstverlening waar geen NBA-leden werken. Wordt daardoor de kwaliteit van de wettelijke controle beter? Dat is alleen schone schijn.

Jo Vestjens

Een iets andere insteek dan de vorige reacties. Ben benieuwd of de leden van de Tweede Kamer ook een mening hebben over de bevindingen en zo ja, of en hoe hier verder richting aan te geven.

Alexander Vissers

@ Jan Bouwens: je argumenten hebben geen betrekking op reguliere vergunninghouders, die komen geen audit committee tegen, zelfs geen CFO maar ondernemers en procuratiehouders. Deze sector kan m.i. geheel aan de markt worden overgelaten. Laat de aandeelhouders en banken, maar kiezen, de markt heeft het decennia lang geregeld. De reguliere vergunninghouders voeren wettelijke controles uit van de jaarrekeningen van middelgrote ondernemingen. Grote vennootschappen kiezen voor een OOB vergunninghouder. Het valt niet uit te leggen waarom de AFM daarop toezicht uitoefent. Het is het gevolg van een ondoordachte paniekreactie van de EU. Op 30 juni 2020 is de Richtlijn (EU) 2018/958 in werking getreden betreffende proportionaliteit, wat betreft toezicht op de reguliere vergunninghouders is die ver te zoeken. Nergens blijkt uit dat er een maatschappelijk probleem bestaat dat het gevolg is van gebrekkige controles in dit segment. Sterker, het onderzoek van Tjibbe Bosman naar faillissementen toont aan dat er geen sprake is van een probleem. Toezicht door de staat is alleen gerechtvaardigd bij evident maatschappelijke noodzaak en daar is geen sprake van. Kwaliteitsprocessen en toezicht kosten geld, veel geld, en er is geen indicatie dat daar meetbare baten tegenover staan. En het argument dat de accountant bij onderhandelingen de zwakste is is niet onredelijk: als het niet kennelijk fout en onredelijk is, is het aanvaardbaar. De gedachte van een objectieve jaarrekening gaat niet samen met het inschattingskarakter daarvan. Zowel het belang van de jaarrekening als van de controle daarvan wordt door de wetgever schromelijk overschat en het toezicht is disproportioneel.

Jan Bouwens

Je raakt hier een interessant punt Rik. Bij toepassing van deze speciefieke regel geldt dat als het spannend wordt in de relatie accountant-gecontroleerde, de uitkomst vaker dan gewenst in het voordeel van de "onderhandelaar" uit de onderneming uitvalt. De reden is simpel dat in gevallen waar de klant niet wil worden gecontroleerd, deze het onderste uit de kan wil halen. De uitkomst kan maar een kant uitvallen: niet meer aan de maat maar naar de inschating van de accountant nog net wel aanvaardbaar om de controle op een verantwoorde wijze uit te voeren. Zie het onderzoek dat ik in mijn vorige reactie aanhaalde. Goede opvolging door AFM en de montoringcommissie governance helpen de keten sterker te maken. Kennelijk kan de accountant zulks niet afdwingen, juist niet als het spannend wordt.

Rik Blijham

Er is zo langzamerhand geen set regels meer te bedenken waarvan de AFM niet vaststelt dat accountants zich daar onvoldoende aan houden.

Over twee jaar komt er een rapport over onvoldoende invulling van de controlekwaliteitsindicatoren (gelukkig is ook daar een kloeke afkorting voor). En dan kan Marcel daar weer een kritisch artikel over schrijven.

Misschien tijd om ons af te vragen waar al die regels eigenlijk toe moeten leiden en of zij wel de geëigende weg vormen om daar te komen?

Jan Bouwens

Er is helaas een categorie bedrijven die liever niet dan wel wordt gecontroleerd. In de financiële crisis konden deze bedrijven ook worden geïdentificeerd: Daar waar evident meer controle nodig was, wisten bedrijven met dominante CFOs de audit fee te verlagen. Zie: Beck, M. and E. Mauldin. 2014. Who’s really in charge? Audit committee versus CFO power and audit fees. The Accounting Review 89(6): 2057–2085.
Met name op deze categorie zou een zeer streng regime moeten worden toegepast. Het zou goed zijn als ook de monitoringcommissie governance hierop ging toezien.

Alexander Vissers

Overigens ben ik het geheel eens met de hoofdstelling dat onafhankelijk toezicht belangrijk is! Tegelijkertijd roept het artikel grote vragen op ten aanzien van de aanwijsbevoegdheid uit het wetsontwerp. niet alleen omdat de aanwijsbevoegdheid met betrekking tot de ondernemingen in de lijst van de VEB uitsluitend kleine en micro ondernemingen (BW2 art. 395a en 396) betreft die op grond van hun vrijwillige keuze effecten te laten verhandelen op een gereguleerde beurs onder de OOB controleplicht vallen, dat de EU-Verordening een uitputtende regeling ter zake heeft getroffen waar de nationale wetgever niet in mag roeren maart tevens omdat de beoordeling van de integriteit op de achtergrond verdwijnt, terwijl die, zoals hier door de AFM nog maar eens benadrukt is, voorop dient te staan. Tenslotte mijn voorstel ten aanzien van de wettelijke controle en het AFM toezicht: alleen reguliere vergunninghouders die
controle bij overheid en semi overheid verrichten dienen onder het toezicht te vallen. Maar gezien het steeds toenemende EU-Marxisme zal dat wel een kansloze strijd zijn.

Alexander Vissers

Het toezicht op de wettelijke controle door de AFM van niet -OOB controles is een enorme overkill. De AFM is er voor de stabiliteit van de financiële markten, het niet-OOB segment staat daar helemaal los van. De wettelijke controle is door de EU ingevoerd in het kader van harmonisatie van kapitaalbescherming en beperking van de aansprakelijkheid. In Nederland hebben deze begrippen nooit veel betekenis gehad, er geldt geen plicht tot aanzuivering zoals in Frankrijk en evenmin een plicht tot het doen van aangifte van faillissement bij een negatief eigen vermogen zoals in Duitsland. En Minister Maxim Verhagen heeft nog een duidelijk afstand genomen van kapitaalbescherming mer de flex B.V. Als het had gekund had hij ook de wettelijke controle afgeschaft. Als de de ondernemingen kennelijk niet van openbaar belang zijn zijn de jaarrekeningen dat al helemaal niet. In de VS staan allen controles van SEC registrants onder overheidstoezicht en zo hoort het ook. Zolang er geen maatschappelijk probleem bestaat voortvloeiende uit het niet voldoen aan de kennelijk overtrokken eisen is er geen behoefte aan handelen. De EU en de Wetgever dienen het niet-OOB segment los te laten en de al dan niet controle aan de markt over te laten. De Vierde Richtlijn heeft geen enkele rechtvaardiging voor de wettelijke controle gegeven, laat staan de noodzaak aanemelijk gemaakt; voor het functioneren van de gemeenschappelijke markt is hij in ieder geval betekenisloos. Dat de overheid eisen stelt met betrekking tot controles van gesubsidieerde instellingen overheidsinstellingen en organisaties van openbaar belang is redelijk maar voor private ondernemingen disproportioneel.

Albert Bosch

Beste Marcel,

Het AFM rapport biedt inderdaad mooie voorbeelden van good practices. Ik sluit mij aan bij jouw hoop dat de verantwoordelijken binnen de grote groep reguliere vergunninghouders goede nota nemen van het AFM-rapport. Er valt wat van te leren.

Ik wil evenwel ook wel enige nuance aanbrengen bij die 71 van de 83 onderzochte CEAC’s die als oordeel onvoldoende hebben gekregen. Je schrijft tussen haakjes al dat van die 71 er 17 zijn gerepareerd. Het rapport hierover: “maar indien nodig wel een maatregel genomen, en is de beoordeling tijdig (oranje).” Zie ook de figuren 3 en 11.

Een belangrijk punt in het rapport betreft de tijdigheid: wanneer vindt de beoordeling (CEAC) plaats? In de dynamiek van een controleopdracht, waarbij het team ook afhankelijk is van de reactiesnelheid van de klant en waarbij verschuivingen in de planning niet eenvoudig zijn te realiseren, snap ik goed dat de volgorde van handelingen niet altijd is zoals je dat in theorie zou willen. De AFM: “Als de beoordeling onvoldoende of niet tijdig is uitgevoerd, dan is het in een latere fase van de uitvoering van de wettelijke controle moeilijk(er) om in te spelen op de risico’s en bedreigingen.” Klopt, maar er is dan nog niemand overboord.

En soms is de inhoudelijke beoordeling niet voldoende (of niet voldoende onderbouwd/toegelicht), maar is er wel goed gehandeld (i.e. een maatregel genomen).

Als je bekijkt wat er inhoudelijk uiteindelijk niet goed ging, hou je 19 van de 83 dossier over. Nog steeds 19 teveel, maar het geeft wel een ander beeld dan de 71 van de 83.

Ja, de AFM rapporteert good practices. Maar waar de lat ligt inzake de diepgang van de vastlegging en de invulling van de tijdigheid in een dynamische omgeving, lees ik niet terug. Mij dunkt dat de sector van een toezichthouder meer invulling mag verwachten van de natuurlijke adviesfunctie die inherent gepaard gaat met een toetsende functie.

Maar laat mij leren als ik het mis heb.

Roy Gorter

Het mooie van dit rapport is dat de tekortkomingen, goede voorbeelden en versterkingen zodanig concreet zijn beschreven dat je hier als accountantsorganisatie direct mee aan de slag kan (en moet, als je jezelf als accountantsorganisatie serieus neemt) om te kijken waar je zelf kan verbeteren. Dat doen ze op zo'n manier dat ik me eigenlijk moeilijk kan voorstellen dat er reguliere vergunninghouders zijn die dit rapport naast zich neerleggen.

Daarbij geeft de AFM ook heel duidelijk aan de kwaliteitsverbetering voor de CEAC actief te volgen.

Kortom: de AFM geeft handvatten voor verbetering voor de grote welwillende groep en houdt een stok achter de deur voor kantoren met wat minder focus op (verbetering van) kwaliteit. Mijns inziens vult de AFM hiermee haar rol precies zo in als je van een goede toezichthouder zou mogen verwachten.

Arnout van Kempen

Voorzover mijn beperkte waarneming strekt kan ik je een beetje gerust stellen: dit rapport wordt heel goed gelezen, en kantoren nemen het ter hand om hun eigen kwaliteit te toetsen.

Inderdaad, de sector mag blij zijn met een toezichthouder die onderzoek doet, daar helder en inhoudelijk over rapporteert, en de sector de kans geeft daar de lessen uit te halen die relevant zijn. Persoonlijk ben ik blij dat de toon daarbij wel constructief is.

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.