Voorstel voor wettelijke status RJ-richtlijnen is ongelukkig
De richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) verdienen wettelijke erkenning, betoogde Ralph ter Hoeven eind april op deze site. Emeritus hoogleraar Peter van der Zanden is het niet met hem eens.
Peter van der Zanden
Als emeritus hoogleraar financial accounting, die zowel registeraccountant als jurist is en zich een leven lang onder meer met het door professor Ralph ter Hoeven beschreven probleem heeft bezig gehouden, doet het mij verdriet dat er in deze discussie enerzijds weinig historisch besef wordt getoond en anderzijds zo weinig relevante juridische deskundigheid wordt getoond.
Vanuit de historie zou bekend behoren te zijn dat de verwijzing naar 'maatschappelijk aanvaarbare normen' stamt uit het voorstel van de wet op de jaarrekening van ondernemingen dat was gebaseerd op het rapport van de commissie Verdam. De verwijzing betrof de waarderingsgrondslagen, die niet in die wet werden opgenomen. De term 'aanvaardbaar' werd doelbewust gekozen. Het Tripartite Overleg (voorganger van de RJ) zag het als haar taak invulling te geven aan die maatschappelijk aanvaarbare normen.
Bij aanpassing van de wet aan de Vierde Richtlijn, waarin de mogelijke waarderingsgrondslagen wel waren opgenomen, verschoven de maatschappelijk aanvaardbare normen naar het inzichtvereiste. De RJ meende, met instemming van de drie partijen, daaraan invulling te kunnen geven. De rechter heeft bepaald dat de richtlijnen van de RJ een kenbron zijn van de aanvaardbare normen. Niet dat het de kenbron is. De rechter heeft uiteindelijk te bepalen wat in een concreet geval de regel is en of aan het inzichtvereiste wordt voldaan. Daar is niets mis mee.
De verwijzing naar een buitenwettelijke norm, zoals die waarvan hier sprake is, komt in het recht regelmatig voor. Zie bijvoorbeeld de bepaling over bruikleen (artikel 7A:1781BW). Dit heeft nooit geleid tot de behoefte aan een stichting die daar verdere invulling aan geeft.
Vennootschapsrecht
Het ontgaat de debaters kennelijk dat het relevant is dat het jaarrekeningenrecht in Nederland (en ook in Europa) tot het vennootschapsrecht behoort en niet tot het kapitaalmarktrecht. Dat is relevant, omdat dit laatste sterk Angelsaksisch is georiënteerd. Het continentaal Europese recht gaat terug tot de Code Napoléon en bevat omvattende wetboeken, waarin onder meer de verhoudingen tussen (rechts)personen onderling zijn geregeld.
Ons vennootschapsrecht is primair gericht op het afleggen van verantwoording. Het Angelsaksisch recht kent echter geen omvattende wetboeken. Het recht wordt ingevuld in het geval door de rechter, die let op uitspraken van hogere rechters en zich laat voorlichten door ter zake deskundige rechtsgenoten, zoals bijvoorbeeld accountants inzake financiële verslaggeving. Vandaar dat in die rechtscultuur 'richtlijnen' zijn ontstaan en 'protocollen', waarop ieder zich gepast en ongepast pleegt te beroepen, zonder zelf de druk te voelen om na te denken. Het Angelsaksische recht rond financiële verslaggeving richt zich met name op voorlichting (ten behoeve van de deelnemers op de kapitaalmarkt).
De RJ-richtlijnen passen meer in het Angelsaksische concept dan in het continentaal Europese model. De in Nederland bestaande aanpak past nog in ons model; de voorgestelde zeker niet. Wetgeving aan private instellingen delegeren is niet goed democratisch te legitimeren.
Topkoks
Binnen de hier zeer beknopt weergegeven context, vind ik het voorstel van collega Ter Hoeven dan ook erg ongelukkig. Bij het opstellen van de jaarrekening moet de verantwoordingsplichtige onderneming, gesteund door zijn accountant, primair de focus hebben op goede verslaggeving. Vervolgens moet worden nagegaan of die goede verslaggeving voldoet aan de voorwaarden die de wetgever stelt. De wetgever geeft de praktijk ruimte. Die mag worden benut als dit integer wordt gedaan. Laat het vak van accountant niet 'denatureren' tot het toepassen van wat regeltjes uit een receptenboek. Topkoks worden niet gevormd door het slaafs volgen van recepten!
Ik verwijs voor de onderbouwing ook graag ook naar de laatste paragraaf van een artikel uit 1980 (De Naamlooze Vennootschap 58/9, bladzijde 167) van de hand van een van mijn leermeesters, mr. P.A Wessel RA. Die was nauw bij het wetgevingsproces met betrekking tot de invoering van Vierde EG Richtlijn betrokken en waarschuwde toen al, duidelijk gemotiveerd, voor wat collega Ter Hoeven 45 jaar later (opnieuw) voorstelt. De argumenten zijn niet gewijzigd en nog steeds actueel!
Gerelateerd
Publicatiestukken voor kleine ondernemingen ook veel uitgebreider dan wettelijk vereist
De deponeerservice van de Kamer van Koophandel zorgt niet voor administratieve lastenverlichting, maar eerder voor een lastenverzwaring voor honderdduizend kleine...
Zijn stablecoins al stabiel genoeg om als cash te verantwoorden?
De verwerking van stablecoins in de jaarrekening is nog relatief onontgonnen gebied; er zijn nog geen specifieke verslaggevingsregels voor. Accountants doen er goed...
Belastingtoelichtingen horen niet in de deponeringscijfers van micro-ondernemingen!
De RJ kan de Kamer van Koophandel helpen, als het gaat om het deponeren van de jaarcijfers van micro’s. Gewaakt moet worden voor onnodige administratieve lasten.
Een pleidooi voor codificatie van de brede materialiteit
De Nederlandse wetgever moet het brede materialiteitsbeginsel uit artikel 6 lid 1 sub j. Richtlijn 2013/34/EU in nationaal recht omzetten.
Make US-GAAP great (and the one and only) again?!
Er geldt altijd een bepaalde incubatietijd, voordat de politieke waan van de dag de wondere wereld van de boekhoudregels bereikt. In dit geval heeft het alles te...
