Magazine

Partnerpensioen bedreigd

Op grond van een wetsvoorstel wordt vanaf 2015 boven een loon van 100.000 euro geen pensioenopbouw meer gefaciliteerd. Dit heeft desastreuze gevolgen voor het partnerpensioen.

Dit artikel is verschenen in Accountant nr. 6, 2013

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

» Download dit artikel in pdf

Bij collectieve pensioenregelingen komt een partnerpensioen op risicobasis het meeste voor. Bij uitdiensttreding vervalt een dergelijk partnerpensioen. Bij het pensioen van de directeur grootaandeelhouder (dga) is er meestal sprake van een partnerpensioen op opbouwbasis.

De aangekondigde maatregelen (zie kader) hebben veel gevolgen voor werknemers met een beschikbare premieregeling. Allereerst daalt de maximale spaarpremie voor elke werknemer die jonger is dan 65 jaar met bijna dertig procent ten opzichte van 2013. Dat heeft belangrijke gevolgen voor het partnerpensioen na pensioendatum. Dat wordt, als slechts wordt gekeken naar de toekomstige opbouw, naar verwachting bijna dertig procent lager. De verlaging voor het partnerpensioen vóór de pensioendatum is echter nog forser.

Gevolgen

Neem Michael Straathof, 45 jaar, getrouwd en deelnemer in een pensioenregeling waarin het partnerpensioen op risicobasis is verzekerd op basis van de te bereiken diensttijd tot 65 jaar. Het partnerpensioen bedraagt 1,4 procent per dienstjaar maal de pensioengrondslag. Hij neemt sinds tien jaar deel aan de regeling. Zijn pensioengrondslag bedraagt € 40.000. Miranda van Iersel is ook 45 jaar en werkt, net als Michael, tien jaar voor de onderneming. Zij is lid van de raad van bestuur. Haar pensioengrondslag is €300.000 per jaar. Ze heeft dezelfde pensioenregeling als Michael.

In 2014 wordt de pensioenleeftijd in de regeling 67 jaar. Bovendien wordt het partnerpensioen voortaan bepaald op basis van 1,33 procent per dienstjaar. 1,33 procent is gelijk aan zeventig procent van het nieuwe maximale eindloonpercentage van 1,9 procent in 2014. Per 1 januari 2015 wordt het partnerpensioen berekend op basis van maximaal 1,09 procent per dienstjaar en is het maximale pensioengevend loon van € 100.000 van toepassing. Wat zijn de gevolgen voor het partnerpensioen van Michael en Miranda per 1 januari 2014 en 2015?

2013 en 2014

Voor zowel Michael als Miranda wordt het partnerpensioen in 2013 bij overlijden voor de pensioendatum vastgesteld op basis van 1,4 procent maal de pensioengrondslag maal dertig dienstjaren. Bij overlijden van Michael in 2013 is een partnerpensioen verzekerd van € 16.800; bij Miranda is een partnerpensioen van € 126.000 verzekerd. Per 1 januari 2014 wordt dit aangepast.

Het partnerpensioen bij overlijden voor de pensioendatum wordt dan 1,33 procent maal de pensioengrondslag maal 32 dienstjaren. De verlaging van het opbouwpercentage wordt geheel gecompenseerd door de twee extra dienstjaren. De extra dienstjaren ontstaan door de verhoging van de pensioenleeftijd van 65 naar 67 jaar.

2015

De gevolgen voor het partnerpensioen zijn echter fors per 1 januari 2015. Er kan pensioen worden opgebouwd over € 100.000 minus de AOW-franchise. In 2013 bedraagt de minimale franchise € 13.227. Naar verwachting zal de maximale pensioengrondslag in 2015 dan slechts circa 86.000 bedragen. Dit heeft voor Miranda grote gevolgen. Haar partnerpensioen wordt namelijk nu als volgt bepaald:

Pensioengrondslag x percentage x aantal dienstjaren = € 86.000 x 1,09% x 32 = € 29.996.

Haar partnerpensioen was 126.000 en wordt verlaagd naar € 29.996. Er blijft dus nog maar 24 procent over van haar partnerpensioen bij vooroverlijden: een daling van 76 procent. Het partnerpensioen van Michael daalt met twintig procent. Hij wordt getroffen door de verlaging van het opbouwpercentage maar heeft geen last van de maximering van het pensioengevend loon.

Risicopartnerpensioenknip

Bij bijna alle beschikbare premieregelingen en het merendeel van de salaris-diensttijdregelingen wordt het partnerpensioen bij vooroverlijden op risicobasis verzekerd. Het is wenselijk om een knip aan te brengen in het partnerpensioen.

Voor Miranda werkt een knip als volgt. Eerst wordt berekend hoeveel partnerpensioen er zou zijn geweest als er sprake was van een opbouwpartnerpensioen. Op 31 december 2014 is er sprake van twaalf verstreken dienstjaren. Het opbouwpercentage voor het partnerpensioen is 1,33 procent. De pensioengrondslag bedraagt 300.000. Hieruit volgt een ‘opgebouwd’ partnerpensioen van 47.880. Hierbij wordt opgeteld een partnerpensioen van twintig toekomstige dienstjaren maal een opbouwpercentage van 1,09 procent maal de pensioengrondslag van € 86.000. Dat is € 18.748. Met een risicopartnerpensioenknip bedraagt per 1 januari 2015 het partnerpensioen bij vooroverlijden voor Miranda € 66.628. Het zou fiscaal mogelijk moeten zijn om deze knip toe te passen per 31 december 2014. Het valt immers binnen de kaders van de wetgeving in 2014. Vooralsnog valt het echter niet binnen de kaders van de wet per 2015!

Als Miranda gebruik kan maken van de risicopartnerpensioenknip zal haar partnerpensioen bij vooroverlijden nog steeds aanzienlijk dalen. Het partnerpensioen van € 66.628 is echter ruim tweemaal zo hoog als het partnerpensioen zonder toepassing van de knip.

Inkomstenterugval

Er dreigt voor medewerkers met hoge salarissen een enorme verlaging van het partnerpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum. Het partnerpensioen is meestal erg belangrijk. Een partner kan de enorme inkomensterugval na het overlijden van de medewerker vóór pensioendatum vaak niet opvangen met spaargeld. De partner heeft bovendien vaak een veel lager inkomen uit arbeid. Ook zijn in de regel verplichtingen aangegaan die passen bij het hoge salaris van de medewerker.

Wellicht gaat de rijksoverheid ervan uit dat de hogere inkomensgroepen die te maken krijgen met de forse verlaging van het partnerpensioen zich eenvoudig kunnen bijverzekeren. De medewerker regelt dan zelf een risicoverzekering. Verzekeraars mogen dan wel gezondheidswaarborgen vragen. Voor medewerkers die ongezond zijn, geeft dat problemen: een aantal zal zich zelfs niet kunnen verzekeren. Voor deze groep is een netto pensioenregeling logisch. Echter, deze is volgens het wetsvoorstel slechts mogelijk als vrijwillige module. En juist bij vrijwillige modules mogen verzekeraars keuren.

Desastreus

De maatregelen uit het wetsvoorstel zijn desastreus voor het partnerpensioen. Dit geldt vooral als dit op risicobasis is toegezegd, wat tegenwoordig bij de meeste pensioenregelingen het geval is.

In dit artikel is een reëel voorbeeld gehanteerd waarin een partnerpensioen van € 126.000 door de fiscale maatregelen wordt verlaagd naar € 30.000. Het kabinet doet er wijs aan de maximering van het pensioengevend loon niet te laten gelden voor het partnerpensioen.

Wet verlaging maximum opbouw en premiepercentages pensioenen en maximering pensioengevend inkomen

Op 15 april 2013 is een wetsvoorstel ingediend waarin vanaf 2015 opnieuw de maximale pensioenopbouw wordt verlaagd. Dit betekent dat een middelloonregeling nog een maximaal opbouwpercentage voor het ouderdomspensioen van 1,75 procent mag hebben (partnerpensioen maximaal 1,225 procent) en een eindloonregeling maximaal 1,55 procent (partnerpensioen maximaal 1,09 procent). Verder regelt het wetsvoorstel dat met het inkomen boven € 100.000 niet langer fiscaal gunstig pensioen kan worden opgebouwd. Sociale partners krijgen een klein budget om met een alternatief voor of een aanvulling op deze plannen te komen. Naar verwachting blijft in dat alternatief het maximum pensioengevend loon in stand. Dat maximum pensioengevend loon geldt dan ook voor het partnerpensioen.

Robbert van Woerden is senior pensioenconsultant bij KWPS.

Gerelateerd

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.