Magazine

De schijn van exactheid

De kloof tussen verslaggeving en de gebruikers van de jaarrekening is aanzienlijk. Onbegrip, een overdaad aan regels en politieke druk op standard setters doen de status van verslaggeving volgens IFRS geen goed. Zeven kopstukken uit de zakelijke wereld debatteren over recente ontwikkelingen.

Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 6, 2010

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

» Download dit artikel in pdf

NIVRA zoekt het debat over IFRS en de rol van de accountant

De kredietcrisis en de toenemende aandacht voor maatschappelijke verantwoording hebben verslaggeving en controle een plaats bezorgd in het centrum van de aandacht van de kapitaalmarkten. Op uitnodiging van het Koninklijk NIVRA wisselden dit voorjaar een aantal belanghebbenden (zie kader) van gedachten over twee thema's rond deze actuele ontwikkelingen. De inleidingen van deze Round Table werden verzorgd door Hans Hoogervorst, voorzitter van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en Arnold Schilder, voorzitter van de International Auditing and Assurance Standards Board (IAASB). Hoogervorst boog zich over de bemoeienissen van de Europese Commissie met verslaggevingsstandaarden, over de noodzaak tot convergentie tussen IFRS en US GAAP en over de zorgen die bestaan over de governance van de International Accounting Standards Board (IASB).

“De kredietcrisis heeft geleid tot meer en verhevigde discussies over verslagge- vingsstandaarden”, aldus de AFM-voorzitter. “De verwikkelingen rondom fair value accounting zijn bekend: oktober 2008 dwong de Europese Commissie herclassificatie van financiële instru- menten toe te staan, waardoor het mogelijk werd waardering op markt-waarde voor bepaalde beleggingsinstrumenten te vermijden. Die politieke ingreep heeft veel stof doen opwaaien en de vraag of fair value accounting inderdaad een van de oorzaken van de crisis was, zorgt tot op heden voor tweespalt.”

Overtrokken

“Hier en daar is het een overtrokken discussie geweest en inmiddels is duidelijk dat de IASB niet voor invoering van full fair value kiest”, aldus Hoogervorst. “Ik denk dat dit een pragmatische benadering is, zowel politiek als inhoudelijk: we hebben nu eenmaal niet te maken met een homogene markt en het is duidelijk dat de volatiliteit toeneemt bij full fair value.”

Die keuze kan volgens Hoogervorst echter wel consequenties hebben voor het tweede punt dat hij aan de orde stelde, de convergentie tussen IFRS en US GAAP. “Die convergentie wordt wereldwijd van groot belang geacht, maar het is nog niet duidelijk of de Amerikaanse standard setter FASB de route van de IASB zal volgen. Zoals het er nu naar uitziet kan fair value een behoorlijke complicatie vormen voor de gewenste convergentie.

Tot slot een opmerking over de governance van de IASB. De organisatie staat nog steeds onder grote druk vanuit diverse hoeken. Punt van zorg is met name de wijze waarop Europese politici in dit verband opereren. Dit wekt de indruk dat IFRS een Europese aangelegenheid is, maar inmiddels worden de standaarden in 115 landen gebruikt. We zien dat Aziatische en Zuid-Amerikaanse partijen zich in toenemende mate storen aan de Europese houding.”

‘Europese standaard’

Volgens Arnold Schilder neemt Europa die kritiek niet voldoende ter harte. “De suggestie dat het om een Europese standaard gaat is onterecht, maar wordt versterkt als Europese politici suggereren meer invloed te hebben op de inhoud van de standaard dan anderen. Dat is betreurenswaardig. Maar jammer genoeg zijn er nog niet veel signalen dat Europa zijn houding wijzigt naar aanleiding van de kritiek uit bijvoorbeeld China, Japan en Brazilië.”

Rients Abma (Eumedion): “In onze samenwerking met Amerikaanse insti- tutionele beleggers merken wij dat men zich ook daar door de politieke druk zorgen maakt over de governance van de IASB. De vraagtekens bij het besluitvormingsproces worden groter, de twijfels over transparantie nemen toe. Men vraagt zich af of de organisatie na de publicatie van voorstellen werkelijk open staat voor commentaar van alle belanghebbenden. Soms bestaat de indruk dat vooraf alle beslissingen al zijn genomen.”

Robert Swaak (PwC) benadrukte in zijn reactie op Hoogervorsts inleiding dat achter het wijzigen van standaarden om politieke redenen bijna altijd kortetermijnoverwegingen schuil gaan. “Alleen daarom al moet men daarin uiterste terughoudendheid betrachten. Daarnaast speelt mee dat wordt gepoogd diverse belangen in de jaarrekening te verenigen, met name de belangen van de belegger als gebruiker en de toezichthouder. In principe is die combinatie niet mogelijk, maar daar legt men zich blijkbaar niet bij neer - met allerlei onduidelijkheden tot gevolg.”

“Convergentie is noodzakelijk”, vindt Swaak, “maar erg optimistisch kan ik niet zijn. De discussies tussen IASB en FASB verlopen moeizaam door de genoemde politieke druk die op de organisaties wordt uitgeoefend.”

Non-issue

Maar niet voor iedereen zijn thema's zoals convergentie zwaarwegend. Robert-Jan van de Kraats (Randstad): “De belegger die in Randstad belegt, is niet bezig met een onderwerp als convergentie, het is een non-issue. In de gesprekken van Randstad met beleggers horen we er in ieder geval niets over. Mocht er eens een verschil zijn tussen IFRS en US GAAP, dan kunnen we dat in twee tellen uitleggen en vervolgens gaan we verder met wat de belegger echt belangrijk vindt: onze onderliggende resultaten en onze inschatting van toekomstige ontwikkelingen.”

Van de Kraats schetst zijn kritiek breder: “Wat dit betreft biedt IFRS vaak oplossingen voor problemen die meer gebruikers helemaal niet hebben. Ik begrijp wel dat men streeft naar objectiviteit en exactheid, maar dat streven moet je ook kunnen begrenzen. Het heeft geen zin te proberen gegevens te objectiveren die in beginsel subjectief zijn. Het heeft geen zin exacte waardes te zoeken voor gegevens die in beginsel niet exact zijn. De huidige discussie over de modellen voor het nemen van voorzieningen is daar ook een voorbeeld van.”

Kunstmatig

Frans van der Wel (KPMG) zegt huiverig te zijn voor te veel subjectiviteit: “Het incurred loss-model zal nu weer worden vervangen door het expected loss-model. Dat heeft in mijn ogen echter iets kunstmatigs. Er komt meer ruimte voor vooronderstellingen en verwachtingen doordat de amortised costs geheel vanuit de geschatte toekomstige kasstromen en de verwachte interestvoet worden opgebouwd. Voor een termijn van twee of drie jaar is dat nog te doen. Maar tien jaar vooruitkijken, is dat informatief voor de belegger?”

Van der Wel pleit voor zodanige guidance door de IASB onder het incurred loss-model dat eerder tot verliesneming wordt besloten. De genoemde kunstmatigheid signaleert Koos Timmermans (ING) ook in sommige toepassingen van fair value- principes. “Ik ben niet in alle omstandigheden een voorstander van fair value. Voor een bank is de waardering van leningen en beleggingen niet zozeer het probleem: eerder schuilen de moeilijkheden in de verplichtingen. De toevertrouwde middelen van klanten moeten ook op fair value worden gewaardeerd, net zoals onze eigen uitstaande obligaties. Als het slecht met ons gaat, gaat onze credit spread omhoog en moeten we een winst boeken. Dat is contra intuïtief en volgens mij leidt het tot uitkomsten waar de gebruiker van de jaarrekening niet mee gediend is.”

Schijn van exactheid

Van der Wel, samenvattend: “Accounting heeft de naam zo exact te zijn, en objectief. Deze voorbeelden van fair value en van het model voor het nemen van voorzieningen leren dat de subjectiviteit toeneemt. De professionele beoordeling krijgt meer en meer gewicht.” Swaak: “Het wordt steeds duidelijker dat accounting alleen de schijn van exactheid heeft.”

Hoogervorst: “Dit is en blijft een heel moeilijk punt. De kredietcrisis heeft laten zien dat het incurred loss-model te laat verliezen laat zien. Maar met het expected loss-model duikt het gevaar weer op dat de post voorzieningen een cookie jar wordt, waar het management in kan graaien als men trek heeft. Maar dat is precies die situatie die we achter ons wilden laten toen voor incurred loss werd gekozen.”

Soft stuff

De mate waarin subjectiviteit wordt toegelaten speelt ook een belangrijke rol bij de niet-financiële componenten van het jaarverslag. Risicomanagement, corporate governance, duurzaamheid: het belang van informatie op die terreinen neemt snel toe. Wat zijn de gevolgen voor de accountant? Arnold Schilder neemt de inleidende woorden voor zijn rekening.

“Als voorzitter van de International Auditing and Assurance Standards Board maak ik in vele geledingen en in alle werelddelen de discussies mee rondom de kwaliteit en de betekenis van de rapportages door de accountant en van de verklaring bij de jaarrekening. De kern van wat we horen onder alle gebruikers: we care about the soft stuff. Met andere woorden: de aandacht gaat in toenemende mate uit naar de vraag of er relevante informatie wordt verschaft over de moeilijk meetbare aspecten - de aannames, de veronderstellingen, de inschattingen en dergelijke.

Over de verklaring bij de jaarrekening zoals die nu wordt gegeven, hebben de gebruikers een tweeledig oordeel. Ten eerste: de verklaring heeft een positieve symbolische waarde. Als hij ontbreekt, is er iets mis met de onderneming. Ten tweede: afgezien daarvan is de communicatieve waarde van de verklaring beperkt. ‘Je leert er niet veel van’, zo klinkt het.

De accountantsrapportage heeft met name zijn waarde in de communicatie met het audit committee en de externe toezichthouder, waar uitgebreid op kritische zaken kan worden ingegaan. Maar de korte publieke accountantsverklaring voegt niet veel toe in de communicatie met de belegger. Daarom is het terecht de vraag te stellen of er alternatieven zijn, want een beleving van kwaliteit kan pas ontstaan als sprake is van goede communicatie. In Frankrijk bijvoorbeeld rapporteert de accountant in zijn verklaring specifiek over belangrijke inschattingen van het management. De IAASB doet momenteel onderzoek naar dergelijke best practices om te bezien of die tot standaard kunnen worden verheven.”

Stembeleid

Abma: “Ik beaam volledig dat het de belegger om de soft stuff gaat. Een door de accountant goedgekeurde jaarrekening wordt op de aandeelhoudersvergadering voor kennisgeving aangenomen, mede ervan uitgaand dat de toezichthouder er zijn licht nog over laat schijnen. Voor het stembeleid van de institutionele belegger is de jaarrekening verder niet zo relevant. Want die kijkt meer naar het risicomanagement, naar corporate governance, naar duurzaamheidscriteria. Niet-financiële doelen, zoals bijvoorbeeld werknemerstevredenheid of de uitstoot van CO2, worden steeds belangrijker, zeker als de variabele beloning van bestuurders afhankelijk wordt gesteld van de mate waarin die doelen worden gehaald. Waar in ieder geval behoefte aan is zijn eenduidige, internationale standaarden over de wijze waarop ondernemingen rapporteren over deze criteria. Die worden node gemist.”

Swaak: “Dit onderwerp vraagt om een open dialoog tussen alle betrokkenen. Het gaat om de belangrijke vraag wat we verwachten van de accountant. Wat is de kern van zijn werk, en ten tweede, hoe ver reiken de aanpalende gebieden? De stelling dat een goedgekeurde jaarrekening ‘in de la verdwijnt’ raakt het beroep van accountant ten zeerste. Begrijpt het publiek eigenlijk wel wat de waarde is van de jaarrekening en van de goedkeurende verklaring erbij?”

Toevlucht

Van de Kraats: “Daar heb ik een kort antwoord op: nee. Er is een groot probleem als de verklaring er niet is, maar verder gaat het begrip ook niet. De accountant lijkt daar ook niet echt op uit te zijn. Wat moet het publiek met een term als unqualified opinion? Ik zou bijna zeggen: als je wilt dat niemand het snapt, dan moet je het precies zó opschrijven.

Ik krijg van beleggers geen vragen over de accountantsverklaring bij de jaarrekening. Ik krijg wel vragen over wat ons bedrijf doet en dan stuiten wij op het probleem dat wij moeite hebben dat met behulp van de op IFRS gebaseerde jaarrekening uit te leggen. Daarom nemen we min of meer onze toevlucht tot persberichten en daarom besteden wij ook heel veel tijd en aandacht aan de presentatie van de onderliggende resultaten voor media en analisten. Dat blijkt noodzakelijk te zijn om de boodschap voor het voetlicht te krijgen. Met de jaarrekening alleen lukt dat niet.

Als het gaat om de rol van de accountant met betrekking tot de soft stuff, moet ik opmerken dat ik die helemaal niet zie. De accountant heeft zich de afgelopen jaren ontwikkeld tot specia- list op het gebied van compliance met IFRS. Prioriteit dient te worden gegeven aan gebieden waarop de accountant over relevante competenties beschikt. Een goed voorbeeld is het aanwenden van zijn competenties in het beoordelen van internal controls. Daar schieten de onderneming en de belegger echt iets mee op. Bovendien heb ik nog nooit een belegger ontmoet met een vraag over de controle van de aan soft stuff gerelateerde data.”

Uitdijen

Van der Wel: “Het is de paradox van de wens steeds meer informatie toe te voegen aan de jaarrekening, die het gevolg heeft dat de leesbaarheid en informatiewaarde in werkelijkheid steeds verder afneemt. De jaarrekening dijt uit en de gebruiker ziet door de bomen het bos niet meer. In verband daarmee moet ik ook zeggen dat ik toch nog steeds zit te wachten op de echte doorbraak in het rapporteren van niet-financiële informatie. Het mag zo zijn dat de behoefte daaraan toeneemt, maar de echte noodzaak aan die behoefte te voldoen lijkt nog niet te worden gevoeld.

Het uitdijen van de jaarrekening heeft ook repercussies voor de opleiding tot accountant. Die is min of meer volgestouwd met onderwijs in voorschriften. Vroeger telde het handboek accountancy driehonderd pagina's, nu gaat het om duizenden pagina's. Die regelgeving is de grote slokop in het opleidingsprogramma en de aandacht die daarnaar moet uitgaan, gaat hoe je het ook wendt of keert ten koste van het ontwikkelen van kennis op andere terreinen.”

Timmermans: “De prioriteiten liggen niet juist. Ik signaleer een bovenmatige aandacht voor het proces. Voorheen bevatte de jaarrekening een risicoparagraaf, tegenwoordig laat het document zich lezen als één lange risicoparagraaf, een eindeloze hoeveelheid disclaimers. Ik denk niet dat de jaarrekening daar beter van geworden is.

Ik ben het eens met de observatie met betrekking tot de soft stuff. Maar moet je die vervolgens laten objectiveren en moet je dat laten uitvoeren door de accountant? Ik vrees dan voor alleen maar nog meer aandacht voor de processen.”

Terugdringen

Hoogervorst: “Toch heeft de jaarrekening grote waarde. Hij vergroot de vergelijkbaarheid van bedrijven en voedt de afwegingen op de kapitaalmarkten. Met betrekking tot de accountantsverklaring: kijk je naar de kredietcrisis, dan is het vrijwel onmogelijk het belang van de verklaring níet te relativeren. Instellingen met een goedkeurende verklaring, konden kort na publicatie daarvan immers toch omvallen. Eenvoudige oplossingen zijn er echter niet. Kan de complexiteit die de jaarrekening nu in zijn greep heeft, zomaar worden teruggedrongen? Volgens mij niet. Kun je de functies die de jaarrekening vervult zomaar laten overnemen door persberichten? Volgens mij niet.”

Ruud Dekkers, recapitulerend: “De wijze waarop ondernemingen verantwoording afleggen verandert. Niet alleen door veranderende standaarden, maar ook omdat de wereld verandert, omdat gebruikers andere eisen gaan stellen aan de informatie op grond waarvan die verantwoording plaatsvindt. In die veranderingen staat de objectiviteit ter discussie, zowel van de standaarden op grond waarvan de jaarrekening wordt opgemaakt als van de informatie in die jaarrekening.

Wat betreft IFRS zien we dat Europa een te grote broek aantrekt: het is onterecht de IASB te bejegenen alsof het een Europese organisatie is. De kritiek van andere landen daarop zou serieus genomen moeten worden.

Het is niet vanzelfsprekend welke rol de accountant zal gaan spelen in deze veranderde omstandigheden. Het is ook niet vanzelfsprekend hoe in de standaarden het evenwicht eruit zal zien tussen enerzijds het maximaal objectiveren van informatie en anderzijds het volledig vertrouwen op het professionele, maar altijd subjectieve oordeel van de onderneming. De uitdaging - voor zowel standard setters als accountants - is de weg te kiezen die de meest relevante beslissingsinformatie oplevert voor de gebruikers van de jaarrekening. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan een verschuiving van de aandacht die wordt besteed aan de controle van de jaarrekening naar bijvoorbeeld de controle van kwartaalberichten, maar ook naar de vele strategische prestatie-indicatoren die het management in haar directieverslag opneemt. Zoals ook uit deze discussie blijkt, zijn beleggers en andere belanghebbenden meer en meer geïnteresseerd om hun beslissingen te baseren op deze informatie - terwijl daar geen onafhankelijke controle op heeft plaatsgevonden.”

Deelnemers Round Table

Onder leiding van NIVRA-voorzitter Ruud Dekkers debatteerden op 22 april 2010 te Amsterdam de volgende personen met elkaar.

  • Rients Abma, directeur van de stichting Eumedion, die de belangen behartigt van institutionele beleggers op het terrein van corporate governance.
  • Hans Hoogervorst, voorzitter van de Autoriteit Financiële Markten en voorzitter van de Monitoring Board van de IASB.
  • Robert-Jan van de Kraats, cfo van Randstad Holding, commissaris bij SNS Reaal en commissaris bij Ordina.
  • Arnold Schilder, voorzitter van de IAASB, voormalig directeur van De Nederlandsche Bank en voormalig voorzitter van het Koninklijk NIVRA.
  • Robert Swaak, voorzitter van PricewaterhouseCoopers Nederland.
  • Koos Timmermans, lid raad van bestuur en chief risk officer van ING Group.
  • Frans van der Wel, hoogleraar externe verslaggeving aan de Vrije Universiteit en lid raad van bestuur en head of audit bij KPMG.

Geert Dekker is journalist.

Gerelateerd

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.