Kwade bedoeling niet onderzocht
De directeur van het Bureau Integriteit Nederlandse Gemeenten (BING) heeft ten onrechte niet onderzocht waarom een brief over een arbeidsconflict werd doorgestuurd aan de werkgever van de schrijfster.
Accountantskamer
- Zaaknummers:
- 13/2941 Wtra AK
- Datum uitspraak:
- 22 augustus 2014
- Oordeel:
- deels gegrond
- Maatregel:
- waarschuwing
- Status:
- bevestigd, CBb 19 mei 2016, AWB 14/655
- Vindplaats:
- ECLI:NL:TACAKN:2014:65, Samenvatting CBb-uitspraak
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
In september 2010 stapt een gemeenteraadslid uit de fractie van de PvdA vanwege een vertrouwensbreuk met de fractievoorzitter en de PvdA-wethouder. De vrouw werkt al meer dan tien jaar bij de gemeentelijke Stichting Welzijn. Daar raakt zij in conflict met de dochter van een fractiegenoot, die als vrijwilligster voor de stichting werkt.
In een brief aan de burgemeester licht het raadslid haar vertrek toe. De fractievoorzitter zou haar eerder hebben gemaand binnen vijf dagen weer te gaan samenwerken met de vrijwilligster, anders zou zij wel zien wie er bij de stichting zou vertrekken, de vrijwilligster of zij. Het raadslid beklaagt zich over intimidatie, manipulatie, machtsmisbruik en belangenverstrengeling en vraagt de burgemeester de brief te agenderen voor de eerstkomende raadsvergadering.
De brief wordt als ingekomen stuk gevoegd bij de uitnodiging voor de raadsvergadering van 27 oktober 2010.
Een fractiegenoot stuurt de brief door naar de directeur van de welzijnsstichting. Die stelt de vrouw op non-actief en ontslaat haar.
In november schrijft de burgemeester aan de vrouw dat hij het Bureau Integriteit Nederlands Gemeenten (BING) heeft gevraagd de kwestie te onderzoeken. Daarbij is met name een aandachtspunt of de subsidierelatie van de gemeente met de welzijnsstichting als drukmiddel is gebruikt in het arbeidsconflict. De vrouw kan een uitnodiging voor een interview tegemoet zien.
De vrouw ziet de burgemeester als een deel van het probleem en heeft een klacht tegen hem ingediend, omdat hij eerder heeft geweigerd een ander bestuurlijk integriteitsvraagstuk aan te pakken. Daarom weigert zij mee te werken aan het onderzoek.
Op 10 januari 2011 brengt de directeur van het BING zijn rapport uit. Hij concludeert onder meer dat er geen ongeoorloofde druk is uitgeoefend. Ook het doorsturen van de brief aan de directeur van de welzijnsstichting was geoorloofd, omdat het om een openbaar stuk ging.
De vrouw dient een klacht in bij de Accountantskamer.
Klacht
De accountant heeft:
- de waarheid geweld aangedaan door in zijn rapport onjuiste, misleidenden, onzorgvuldige, onvolledige en suggestieve beweringen te doen;
- zijn (professioneel of zakelijk) oordeel laten aantasten door een vooroordeel, belangenverstrengeling en ongepaste beïnvloeding door een derde nu hij de opdracht en onderzoeksvraag heeft besproken met de burgemeester, die direct betrokken is en een duidelijk belang heeft bij een bepaalde uitkomst;
- zijn (professioneel of zakelijk) oordeel laten aantasten door een vooroordeel dan wel onzorgvuldig gehandeld door de mondelinge verklaringen van enkele PvdA-leden en de ex-werkgever van klaagster te gebruiken;
- niet zorgvuldig genoeg is geweest, omdat hij alleen conclusies heeft getrokken over de vermeende druk van de PvdA-fractie op de welzijnsstichting, terwijl de onderzoeksvraag zich ook richtte op "het in kaart brengen van hetgeen is voorgevallen en het geven van een beoordeling daarvan" en de conclusies haaks staan op zowel de onderzoeksvraag als de inhoud van de rapportage;
- niet de nodige zorgvuldigheid betracht bij zijn handelen door essentiële getuigen niet te horen en desondanks een rapportage op te maken met zeer stellige conclusies;
- zijn (professioneel of zakelijk) oordeel laten aantasten door een vooroordeel dan wel onzorgvuldig en niet objectief gehandeld door beschikbare stukken buiten beschouwing te laten bij zijn beoordeling en conclusies te trekken die indruisen tegen de inhoud van deze schriftelijke stukken;
- in strijd gehandeld met de Praktijkhandreiking Persoonsgerichte onderzoeken..
Oordeel
De klacht is deels gegrond.
Beroepsmatig handelen
De Accountantskamer stelt om te beginnen vast dat de aangeklaagde directeur onder het bereik van het tuchtrecht valt. Ook al heeft de directeur zichzelf op 31 juli 2013 uit het accountantsregister laten uitschrijven, is het BING geen accountantsorganisatie en heeft de accountant als onderzoeksleider geen specifieke accountantswerkzaamheden uitgevoerd.
De Accountantskamer verwijst daartoe naar een uitspraak waarin het College van Beroep voor het bedrijfsleven gezien de ontstaansgeschiedenis van de Wtra over een vergelijkbaar verweer zei dat het hele beroepsmatige handelen van de accountant is onderworpen aan tuchtrechtspraak. In deze zaak moet het handelen en nalaten van de accountant onmiskenbaar als handelen in het kader van zijn beroep moet worden aangemerkt. Daarom is de uitvoering van het onderzoek vatbaar voor tuchtrechtelijke toetsing.
Ad 1, 3, 4 en 5
Deze klachtonderdelen zijn deels gegrond.
Volgens de Accountantskamer mocht het BING de opdracht zo opvatten dat het moest onderzoeken of er "vanuit de PvdA" druk was uitgeoefend op de welzijnsstichting. Niet alleen de formulering van de opdracht wijst in die richting, maar ook de persoon van de opdrachtgever en de context waarin de opdracht is verleend.
Vanuit de positie van de burgemeester bezien, was het van belang om na te gaan of:
- leden van de gemeenteraad en/of een wethouder grote of ongeoorloofde aandrang hebben/heeft uitgeoefend op de welzijnsstichting om de klaagster bijvoorbeeld te ontslaan;
- de subsidie aan de stichting daarbij als drukmiddel is gebruikt.
De accountant hoefde daarom niet (ook) te onderzoeken of "vanuit de PvdA" druk was uitgeoefend op de klaagster om zich anders op te stellen tegenover haar fractiegenoten, de wethouder en/of de vrijwilligster dan wel haar raadszetel op te geven.
Desondanks heeft de accountant in het rapport ook belicht in hoeverre er druk is uitgeoefend op de klaagster en daarover een oordeel gegeven. Voor de begrijpelijkheid van het rapport had het volgens de Accountantskamer aanbeveling verdiend als de accountant in het rapport duidelijker tot uitdrukking had gebracht dat hij zich bij het uitvoeren van het onderzoek en het beoordelen van de uitkomsten niet had beperkt tot de druk van de PvdA op de stichting.
Verder vindt de Accountantskamer dat de accountant zijn opdracht wat betreft het doorsturen van de brief van de klaagster "te zeer heeft verengd tot de vraag of dat doorsturen is te beschouwen als het openbaren van vertrouwelijke informatie". Zelfs als die brief door de ruime verspreiding niet (meer) kon worden gezien als vertrouwelijk stuk kleven er bezwaren aan het rapport.
Bij gebrek aan een toelichting stelt de Accountantskamer vast dat uit het rapport niet blijkt dat de onderzoeker aan de fractiegenoot die de brief doorstuurde heeft gevraagd waarom deze besloot de welzijnsstichting te informeren over wat de klaagster schreef over de verstoorde arbeidsrelatie met de stichting. De onderzoeker heeft hierover ook geen vragen gesteld aan de directeur van de stichting.
De onderzoeker heeft kennelijk niet onder ogen gezien dat het doorsturen bedoeld kon zijn als drukmiddel. Daarom kon hij niet zonder nadere toelichting concluderen dat er geen aanwijzingen waren voor het uitoefenen van druk op de stichting. De accountant heeft wel geconcludeerd dat "de beschuldigde bestuurders zich in hun mailverkeer correct hebben opgesteld richting mevrouw A". Maar daarmee zegt hij niet of ook het doorsturen van de brief ook correct was of niet.
In de "Gedragscode voor raads- en commissieleden", waaraan de onderzoeker het "handelen van betrokkenen in deze kwestie" heeft getoetst, staat met zoveel woorden dat een raadslid zorgvuldig en correct moet omgaan met informatie waarover hij uit hoofde van zijn raadslidmaatschap beschikt. De conclusie dat deze gedragscode niet is overtreden, vindt de Accountantskamer gezien deze bepaling "niet zonder meer begrijpelijk". De onderzoeker heeft daarmee ondeskundigheid en onzorgvuldig gehandeld.
Nergens blijkt echter uit dat de onderzoeker zijn werk ook niet integer of niet objectief heeft gedaan. En de klaagster heeft niet duidelijk gemaakt dat het horen van haarzelf, de vrijwilligster of anderen de onderzoeker tot andere conclusies had moeten brengen. De accountant had daarom niet zijn opdracht hoeven teruggeven omdat hij klaagster niet heeft kunnen horen.
Ad 2
Dit klachtonderdeel is ontvankelijk, maar ongegrond. Dat de klaagster een klacht tegen de burgemeester had ingediend wil nog niet zeggen dat hij belanghebbende was bij de uitkomst van een onderzoek naar het uitoefenen van druk op de welzijnsstichting.
Ad 6
De accountant heeft de verwijten uit dit klachtonderdeel gemotiveerd weersproken. Verder is er geen gedrags- of beroepsregel die de onderzoeker verplicht een kopie bij het rapport te voegen van (alle) documenten waaruit hij heeft geput of heeft geciteerd.
Ad 7
Dat de accountant in strijd heeft gehandeld met de Praktijkhandreiking en met artikel A-100.5 van de VGC onderbouwt de klaagster door te verwijzen naar de overige klachtonderdelen. Omdat die al behandeld zijn, heeft dit klachtonderdeel te weinig zelfstandige betekenis om te bespreken.
Maatregel
Waarschuwing. Daarbij weegt de Accountantskamer in het bijzonder mee dat de (inmiddels oud-)registeraccountant niet lijkt te beseffen dat hij meer aandacht had moeten schenken aan de bedoeling achter het doorsturen van de brief van de klaagster, mede gezien de gedragscode voor raads- en commissieleden.