Tuchtrecht

Vorderingen ten onrechte op balans

Twee controlerend accountants keuren het goed dat gesecuritiseerde vorderingen ten onrechte op de balans blijven staan. Eén van de accountants had bovendien desgevraagd de curator moeten informeren.

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Zaaknummers:
19/1557 en 19/1559
Datum uitspraak:
31 januari 2023
Oordeel:
hoger beroepen ongegrond, klacht deels gegrond
Maatregel:
waarschuwing resp. berisping
Status:
definitief
Vindplaats:
ECLI:NL:CBB:2023:44

» Direct naar annotatie

Lex van Almelo

Belangrijkste feiten

PaperlinX bv is een werkmaatschappij binnen een internationale groep, die papier, verpakkingsmateriaal en grafische producten verkoopt. Aan het hoofd van de groep staat een coöperatie, waaronder PaperlinX Holdings hangt. De holding is de moedervennootschap van Paperlinx Netherlands, die op haar beurt werkmaatschappij PaperlinX bv als dochter heeft.

PaperlinX bv (hierna: de werkmaatschappij) stelt zelf geen jaarrekening op; haar cijfers worden rechtstreeks geconsolideerd bij Paperlinx Netherlands (hierna: PPX NL). De aandelen van PPX NL in de werkmaatschappij vormen op 30 juni 2014 ruim 98 procent van het eigen vermogen van PPX NL. In april 2015 gaan zowel de werkmaatschappij als PPX NL en PaperlinX Holdings failliet.

Een vrouwelijke en een mannelijke registeraccountant controleren de boeken van PPX NL. De eerste geeft goedkeurende controleverklaringen af bij de geconsolideerde jaarrekeningen over de (gebroken) boekjaren 2009/2010, 2010/2011, 2011/2012 en 2012/2013. De tweede doet dat bij de geconsolideerde jaarrekening over het gebroken boekjaar 2013/2014. In deze jaarrekeningen zijn de cijfers van de holding en de werkmaatschappij geconsolideerd.

Securitisatie handelsvorderingen

Op initiatief van PPX Holdings doet PaperlinX bv vanaf 2010 mee aan een securitisatieprogramma. De werkmaatschappij draagt haar nieuwe handelsvorderingen dagelijks over aan PPX Holdings. De holding ‘cedeert’ de vorderingen op haar beurt aan een speciaal hiervoor opgerichte bv; de vorderingen worden dus meteen overgedragen aan de cessie-bv. Volgens het ‘receivables purchase agreement’ uit 2010 en het ‘master agreement’ uit 2014 betaalt de cessie-bv na de overdracht van een handelsvordering een voorschot op de koopprijs aan de holding.

De handelsvorderingen die de werkmaatschappij heeft overgedragen, worden verantwoord in de jaarrekeningen van PPX NL, omdat de belangrijkste economische voordelen en risico’s bij PPX NL zouden achterblijven.

Cash pooling

Paperlinx bv doet ook mee met een (virtueel) ‘cash pool arrangement’ tussen diverse Paperlinx-entiteiten en ING bank. Daardoor kunnen liquide middelen op de bankrekening van de werkmaatschappij worden gebruikt voor de groep, zonder feitelijk geld over te dragen. Medio 2014 wordt deze vorm van cash pooling omgezet in een ‘zero-balance cash pool’. Daarbij worden de saldi van de verschillende subrekeningen van de cashpooldeelnemers dagelijks afgeroomd door fysiek geld over te dragen ten gunste van hoofdrekeninghouder PPX Holdings. De wijziging gaat in het nieuwe boekjaar 2014/2015 in - op 1 juli 2014 - maar wordt alvast toegelicht in de jaarrekening 2013/2014.

Continuïteit

Vanaf boekjaar 2010/2011 bevatten de geconsolideerde jaarrekeningen van PPX NL een toelichting met een passage over de continuïteit. In de controleverklaring 2010/2011 staat daarom een ‘emphasis of matter’-paragraaf. Deze paragraaf ontbreekt in de controleverklaringen van de twee volgende boekjaren. Onder verantwoordelijkheid van de mannelijke accountant verstrekt het accountantskantoor in 2014 een ‘highlights memorandum’ over de bevindingen bij de controle per 30 juni 2014.

Faillissementsonderzoek

Na het faillissement vragen de curatoren van de werkmaatschappij de mannelijke accountant van PPX NL en PPX Holdings om een onderhoud. Na ruim een maand laat de advocaat van het big four-kantoor weten dat het kantoor noch de accountant is benoemd tot accountant van de werkmaatschappij. Na een tweede verzoek schrijft de advocaat dat het accountantskantoor “in beginsel - vanzelfsprekend – bereid is om verantwoording af te leggen over haar controlewerkzaamheden”. Maar dan alleen over de controle bij de opdrachtgevers PPX NL en PPX Holdings en alleen als de curatoren duidelijkheid verschaffen over:

  • de onderzoeksopdracht;
  • het bijbehorende onderzoeksprotocol;
  • de vragenlijst.

De failliete PPX NL en PPX Holdings, waar de twee registeraccountants de boeken controleerden, hebben andere curatoren. De assistent van de werkmaatschappij-curatoren verzoekt de accountant schriftelijk een lijst met vragen te beantwoorden.

Eind 2017 wijst de forensisch accountant (Grant Thornton), die de oorzaken van het faillissement onderzoekt, de advocaat van het accountantskantoor erop dat de werkmaatschappij en PPX NL praktisch dezelfde vennootschap zijn, want bijna 99 procent van de activa en passiva van PPX NL betreft PaperlinX bv. Verder heeft PPX NL een 403-verklaring afgegeven voor haar werkmaatschappij. Bovendien heeft de mannelijke accountant de jaarrekening van PPX NL afgetekend, terwijl de werkmaatschappij daarin is geconsolideerd. Uiteindelijk zien de oorzakenonderzoekers af van een gesprek met de accountant, omdat:

  • er inmiddels veel tijd is verstreken;
  • het accountantskantoor niet echt meewerkt aan het onderzoek;
  • het gezien de bevindingen van de forensisch accountants inmiddels ook niet meer echt nodig is om het accountantskantoor te spreken.

Als de forensisch accountant het concept van de feitelijke bevindingen of conclusies voorlegt aan het kantoor laat de controlerend accountant via zijn advocaat weten dat hij het aanbod om inhoudelijk te reageren afslaat. Het kantoor was namelijk niet de controlerend accountant van de werkmaatschappij, maar van PPX NL en PPX Holdings. De accountant vreest dat die vennootschappen en hun curatoren tegengestelde belangen hebben.

Een andere reden om niet mee te werken, is dat de onderzoekers ook willen nagaan of de curatoren geld kunnen claimen van bestuurders, aandeelhouders of andere direct betrokkenen. Er lopen al procedures over de faillissementen. Daardoor zou een inhoudelijke reactie van het accountantskantoor direct of indirect de belangen van de opdrachtgevers kunnen schaden, schrijft de advocaat namens het kantoor.

In januari 2020 geeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam het accountantskantoor vier weken de tijd om het controledossier te verstrekken aan de curatoren. De curatoren van de werkmaatschappij hebben dan al lang een klacht tegen beide accountants ingediend bij de Accountantskamer. Zij klagen erover dat de vrouwelijke accountant ten onrechte goedkeurende controleverklaringen heeft afgegeven bij de geconsolideerde jaarrekeningen 2010/2011, 2011/2012 en 2012/2013 van PPX NL, omdat:

a. het securitisatieprogramma onjuist is verantwoord; en

b. er geen continuïteitsparagraaf in de controleverklaringen staat.

De mannelijke accountant verwijten zij dat hij ten onrechte een goedkeurende controleverklaring heeft gegeven bij de geconsolideerde jaarrekening 2013/2014 van PPX NL, omdat:

c. het securitisatieprogramma onjuist is verantwoord;

d. (de wijziging van) het cashpool-arrangement onjuist is verantwoord;

e. een continuïteitsparagraaf in de controleverklaring ontbreekt.

Bovendien heeft deze accountant:

f. geweigerd mee te werken aan het faillissementsonderzoek.

De Accountantskamer verklaart de klachtonderdelen a, c en f gegrond en de rest van de klacht ongegrond. Zowel de accountants als de curatoren gaan hiertegen in hoger beroep.

Hogerberoepsgronden

De accountants vinden dat de klachtonderdelen a, c en f  ten onrechte gegrond zijn verklaard en vinden de maatregel onjuist. De curatoren vinden dat de klachtonderdelen b, d en e ten onrechte ongegrond zijn verklaard.

Oordeel

De  hoger beroepen zijn ongegrond.

Ad a en c Verantwoording securitisatieprogramma

De Accountantskamer vond dat uit het controledossier onvoldoende bleek dat PPX NL ook werkelijk het risico droeg dat de oorspronkelijke handelsdebiteuren de overgedragen handelsvorderingen niet zouden betalen. Alleen dan mag je er in de jaarrekening van uitgaan dat de werkmaatschappij economisch gezien nog gerechtigde was voor de handelsdebiteuren. De controlerend accountants hadden:

  • actief onderzoek moeten doen naar de verslaggevingstechnische gevolgen die de securitisatie-overeenkomsten per saldo hadden;
  • in hun dossiers afdoende moeten documenteren op basis van welke verslaggevingsbepalingen zij de gemaakte keuze aanvaardbaar vonden.

De accountants vinden dat:

  • zij terecht hebben geconcludeerd dat het securitisatieprogramma niet leidde tot een verandering in de economische positie van de werkmaatschappij;
  • de handelsvorderingen dus op de balans moesten blijven van de werkmaatschappij;
  • uit de controledocumentatie wel degelijk blijkt dat de werkmaatschappij het recht had de handelsvorderingen te innen en dus het debiteurenrisico liep;
  • uit de toelichting van de fiscalist blijkt dat zowel de opbrengsten als de risico’s van de handelsvorderingen bij de werkmaatschappij bleven;
  • de Belastingdienst op basis van deze toelichting een ruling heeft afgegeven voor de fiscale consequentie van het securitisatieprogramma;
  • een registeraccountant-hoogleraar vanuit het beginsel van ‘substance over form’ concludeert dat “de enige juiste verwerkingswijze” is gekozen, omdat de werkmaatschappij de opbrengsten en de risico’s van de vorderingen niet heeft overgedragen;
  • zij wel degelijk voldoende hebben onderzocht in hoeverre de verwerking van het securitisatieprogramma aanvaardbaar was op grond van verslaggevingsbepalingen.

Volgens het College van Beroep voor het bedrijfsleven bestond de door de holding opgezette securitisatie uit (stille) cessies op verschillende niveaus. Allereerst werden de handelsvorderingen dagelijks ‘stil’ juridisch overgedragen (gecedeerd) aan de holding. Vervolgens cedeerde de holding de handelsvorderingen op haar beurt direct door aan de cessie-bv, die dan de zogenoemde initiële koopprijs betaalde aan de holding of daarvoor financiering verstrekte. De werkmaatschappij bleef de handelsvorderingen feitelijk innen, maar de holding mocht uiteindelijk bepalen hoe de ontvangen totale koopprijs zou worden verdeeld.

In RJ 115.109 staat dat een op de balans opgenomen actief op de balans moet blijven staan als een transactie niet leidt tot een belangrijke verandering in de economische realiteit van dit actief. Of een verandering belangrijk is, hangt af van de economische voordelen en risico’s die zich naar waarschijnlijkheid in de praktijk zullen voordoen. Bij een debiteurenportefeuille moet je bijvoorbeeld uitgaan van het redelijkerwijs te schatten risico van oninbaarheid en niet van het maximaal mogelijke risico. Als de juridische overdracht van de debiteurenportefeuille niet leidt tot een belangrijke verandering in het feitelijk verwachte oninbaarheidsrisico blijft de debiteurenportefeuille dus op de balans.

In RJ 115.110 staat dat een actief niet langer in de balans moet staan als de transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle rechten op economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot het actief zijn overgedragen aan een derde. De resultaten van de transactie moeten in dat geval direct worden opgenomen in de winst- en-verliesrekening. Daarbij moet rekening worden gehouden met eventuele voorzieningen.

Nu zijn de voorschriften van de RJ geen geschreven wet. Maar in 2006 heeft de Hoge Raad wel gezegd dat je voor het antwoord op de vraag of de jaarrekening het wettelijk vereiste inzicht geeft de normen moet hanteren die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden gezien. De voorschriften van de RJ kunnen daarbij een belangrijk oriëntatiepunt en gezaghebbende kenbron vormen. Als de waarderingen in de jaarrekening stroken met deze voorschriften kan dit een belangrijke aanwijzing zijn dat het inzicht voldoet en de rechtspersoon binnen de geoorloofde beoordelingsruimte is gebleven, zie bijvoorbeeld ook deze uitspraak over de waardering van derivaten.

Bij de beoordeling van de gevolgen van het securitisatieprogramma gaat het niet alleen om een analyse van de (verschuiving van) economische risico’s, maar bijvoorbeeld ook om de (verschuiving van) economische voordelen. Wat dat laatste betreft constateert het college dat het na de (dubbele) cessie van de vorderingen ter discretie van de holding stond hoe deze ‘opbrengst’ zou worden verdeeld - een betrekkelijk belangrijke verschuiving van de economische voordelen ten gunste van de holding.

Zowel op het punt van de economische risico’s als de economische voordelen wijzen diverse factoren op een wijziging of verschuiving van de werkmaatschappij naar de holding. De handelsvorderingen die onderdeel waren van het securitisatieprogramma konden daarom niet langer op de balans van de werkmaatschappij blijven. De opinie van de hoogleraar brengt het college niet tot een andere conclusie, omdat daarin de verschuiving van de economische voordelen onderbelicht blijft.

De accountants hebben dit niet betrokken bij de controle van de drie jaarrekeningen, maar hebben volstaan met de vaststelling dat de werkmaatschappij de vorderingen bleef innen en dus in zoverre het risico van oninbaarheid bleef dragen. In de jaarrekeningen werd echter ten onrechte het beeld geschetst dat de portefeuille handelsvorderingen van de werkmaatschappij deel uitmaakte van het geconsolideerde vermogen van PPX NL. Dat beeld is niet juist, althans onvolledig.

Kortom, de manier waarop PPX NL de dubbele overdracht van de vorderingen verantwoordt, geeft onvoldoende inzicht in de gevolgen van het securitisatieprogramma.

Ad b en e Ontbreken continuïteitsparagraaf

Volgens de Accountantskamer hebben de curatoren onvoldoende aannemelijk gemaakt dat bij de drie jaarafsluitingen (2011/2012, 2012/2013 en 2013/2014) sprake was van een onzekerheid van materieel belang, die samenhangt met gebeurtenissen en omstandigheden die gerede twijfel kunnen oproepen over de continuïteit. De curatoren vinden dit oordeel onvoldoende gemotiveerd. Volgens hen was er wel degelijk sprake van zo’n materiële onzekerheid en mogelijke twijfel over de continuïteit van de werkmaatschappij, te weten:

  • de omstandigheden in de papiermarkt;
  • de economische crisis;
  • de gevolgen van het uithollen van het vermogen van de werkmaatschappij door een sale-and-lease-back, de securitisatie en de cash pooling.

Door het cash pool-arrangement en het securitisatieprogramma onjuist te verwerken werd het vermogen van PPX NL te hoog voorgesteld in de jaarrekeningen. De accountants hebben volgens de curatoren niet (met stukken) aangetoond dat:

  • zij een afzonderlijke continuïteitsanalyse hebben uitgevoerd op het niveau van PPX NL en de werkmaatschappij;
  • over de boekjaren 2011/2012 en 2012/2013 een interne consultatie heeft plaatsgevonden op het niveau van PPX NL;
  • over het boekjaar 2013/2014 geen sprake was van een materiële onzekerheid.

Ook hebben zij zich geen rekenschap gegeven van de gevolgen van de securitisatie en het wegvallen van twee papierfabrikanten als leverancier van de werkmaatschappij.

Volgens de curatoren hadden de accountants een zogenoemde ‘emphasis of matter’-paragraaf moeten opnemen over de continuïteit. Aan hun klacht hierover hebben zij in hoger beroep nieuwe argumenten toegevoegd op basis van de informatie die zij hebben gekregen dankzij het vonnis van de voorzieningenrechter die de uitlevering van het controledossier gelastte. Het college vindt de nieuwe argumenten geen uitbreiding van de klacht in hoger beroep, maar een nadere onderbouwing en dat is geoorloofd.

Als de accountant gebeurtenissen of omstandigheden identificeert die gerede twijfel kunnen doen ontstaan over de continuïteit moet de accountant volgens Standaard 570 voldoende geschikte controle-informatie vergaren om te bepalen of die gebeurtenissen en omstandigheden al dan niet leiden tot een materiële onzekerheid over de continuïteit. Er zijn dan aanvullende controlewerkzaamheden nodig om na te gaan of er mitigerende factoren in het spel zijn.

In dit geval hebben de accountants aangetoond dat zij bij de verschillende jaarrekeningen wel aanvullende werkzaamheden hebben uitgevoerd op dit punt. In het controledossier zijn bovendien aanwijzingen te vinden dat één van de accountants rekening hield met het wegvallen van één van de leveranciers. Bovendien was er pas na afgifte van de controleverklaring bij de jaarrekening 2013/2014 aanleiding voor gerede twijfel over de continuïteit.

Ad d Cash pool-arrangement

Volgens de Accountantskamer kan een zorgvuldig lezer van de geconsolideerde jaarrekening 2013/2014 van PPX NL begrijpen dat door de gewijzigde systematiek van het cash pool-arrangement liquide middelen zouden vloeien naar de holding, waartegenover een intercompany-vordering zou ontstaan. Dat in juli 2014 37,6 miljoen euro werd overgemaakt aan de holding is een gebeurtenis die geen informatie geeft over de feitelijke situatie per balansdatum.

De curatoren vinden echter dat dit klachtonderdeel ten onrechte ongegrond is verklaard. Naar hun oordeel blijkt uit de toelichting bij de geconsolideerde jaarrekening 2013/2014 niet duidelijk genoeg wat de gevolgen van de wijziging zijn.

Het college wijst op RJ 160.201, waarin staat dat gebeurtenissen in de jaarrekening moeten worden verwerkt als die:

  • naar voren komen tussen de balansdatum en de datum van het opmaken van de jaarrekening; en
  • nadere informatie geven over de feitelijke situatie op de balansdatum.

De gebeurtenissen moeten dan worden verwerkt voor zover dat onontbeerlijk is voor het inzicht (RJ 160.202). Uit de toelichting op de jaarrekening volgt dat:

  • de gewijzigde systematiek per 1 juli 2014 inging;
  • vanaf die datum het saldo dagelijks zou worden overgemaakt naar (of aangezuiverd door) de holding.

Ook volgens het college is de toelichting bij zorgvuldige lezing duidelijk genoeg over het gevolg van de gewijzigde systematiek. Uit de aard van een ‘zero balance cash pool’ volgt dat de liquide middelen toevloeien naar de holding en er een intercompany-vordering zou ontstaan. Verder is het college het met de Accountantskamer eens dat deze gebeurtenissen - met name de overboeking van 37,6 miljoen euro - geen informatie geven over de feitelijke situatie per balansdatum. Zij zijn een uitvloeisel van de ‘zero balance cash pool’ die op 1 juli 2014 is ingevoerd. Dat de wijziging juridisch gezien al eerder was afgesproken, maakt niet uit omdat de wijziging pas op 1 juli 2014 zou ingaan. Daarom hoeft de toelichting ook niet bij de post liquide middelen te staan.

Ad f  Niet meewerken aan faillissementsonderzoek

De Accountantskamer vindt dat één van de accountants in strijd heeft gehandeld met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid door de curatoren niet ruimhartig inzicht te geven in zijn werkzaamheden en controlebevindingen. De tuchtrechter wuift het argument voor de weigering weg, te weten dat de verzoekers de curatoren waren van de werkmaatschappij en de werkmaatschappij niet de opdrachtgever was van de accountant.

En wel hierom:

  • het eigen vermogen van PPX NL bestond voor ruim 98 procent uit de werkmaatschappij;
  • de weigerachtige accountant rapporteerde als eindverantwoordelijk accountant aan de werkmaatschappij over de cijfers in verband met de consolidatie in de jaarrekening van PPX NL;
  • de werkmaatschappij betaalde de facturen;
  • PPX NL en de werkmaatschappij hadden ten tijde van de faillietverklaring (indirect) dezelfde bestuurder;
  • de curatoren van de werkmaatschappij traden samen op met de curatoren van PPX NL;
  • die curatoren van PPX NL en de holding hadden het accountantskantoor ontheven van de geheimhoudingsplicht.

De accountant had daarom volgens de Accountantskamer bereid moeten zijn het gesprek met de curatoren van de werkmaatschappij aan te gaan. Wanneer tegengestelde belangen daartoe hadden genoopt, had de accountant alsnog terughoudendheid kunnen betrachten.

De accountant voert daartegen aan dat:

  • het al dan niet voldoen aan het informatieverzoek van de curatoren een civielrechtelijk vraagstuk is;
  • dit in beginsel niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is;
  • een accountant geen algemene en onbeperkte verantwoordingsplicht heeft tegenover een curator in het faillissement van zijn opdrachtgever;
  • hij als controlerend accountant niet verantwoordelijk is voor de behandeling van informatieverzoeken;
  • (het kantoor van) de controlerend accountants geen relatie had met de curatoren van de werkmaatschappij;
  • het accountantskantoor geen gehoor hoefde te geven aan de informatieverzoeken van de andere curatoren, omdat niet kon worden uitgesloten dat dit de belangen van de opdrachtgever van het kantoor zou schaden;
  • de holding en PPX NL hem en zijn kantoor niet ongeclausuleerd hadden vrijgesteld van de geheimhoudingsplicht.

Het college beaamt dat voor een accountant als opdrachtnemer geen algemene en onbeperkte verantwoordingsplicht bestaat, die ertoe noopt (afschriften van) stukken uit zijn dossier te verstrekken aan zijn opdrachtgever, dus ook niet aan de curator in het faillissement van die opdrachtgever. Of in concreto een verantwoordingsplicht bestaat, hangt af van:

  • de aard van de werkzaamheden die de accountant heeft verricht om de opdracht uit te voeren;
  • de deskundigheid van de opdrachtgever;
  • de specifieke feiten en omstandigheden van het geval.

Een accountant moet desondanks in beginsel bereid zijn de opdrachtgever en de faillissementscurator van die opdrachtgever desgevraagd in algemene zin informatie te verstrekken over de werkzaamheden die hij heeft uitgevoerd in het kader van de opdracht. Die verplichting is gebaseerd op het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid, zie onder meer deze uitspraak uit 2016. De verantwoordingsplicht houdt dus wel degelijk een tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid in.

Volgens het college had het de belangen van de opdrachtgever hier niet geschaad als de accountant gehoor had gegeven aan de informatieverzoeken. De curatoren traden immers samen op met de curatoren van de opdrachtgevers van de accountant en die hadden de accountant ontheven zijn geheimhoudingsplicht. Het gesprek zou bovendien worden gehouden met alle curatoren. Daarom valt het de accountant te verwijten dat hij zich onvoldoende bereid heeft getoond tot overleg. En, zoals de Accountantskamer ook zei, als tegengestelde belangen daartoe hadden genoopt, had de accountant zich alsnog terughoudend kunnen opstellen.

Maatregel

Waarschuwing respectievelijk berisping. De accountants vinden de waarschuwing respectievelijk berisping onevenredig zwaar en vinden in dit geval geen maatregel passend en geboden.

Het college sluit aan bij de Accountantskamer. Dat aan de mannelijke accountant een zwaardere maatregel is opgelegd dan aan de vrouwelijke komt omdat hij niet alleen de onjuiste verantwoording van het securitisatieprogramma aanvaardbaar vond, maar ook onvoldoende heeft meegewerkt aan het faillissementsonderzoek van curatoren.

Annotatie Lex van Almelo

In april 2015 gaan PaperlinX Netherlands (PPX NL) en PaperlinX Holdings failliet, alsmede hun werkmaatschappij PaperlinX bv. De werkmaatschappij valt voor bijna 99 procent samen met PPX NL en heeft geen eigen jaarrekening. De cijfers worden geconsolideerd in de jaarrekening van PPX NL. Twee registeraccountants hebben de vier (gebroken) boekjaren voor het faillissement goedkeurende verklaringen afgegeven bij de jaarrekeningen van PPX NL en Holdings. Terecht?

In de jaren voor het faillissement is het eigen vermogen van de werkmaatschappij uitgehold door:

  • een sale and lease back-constructie;
  • cash via een pooling-arrangement naar de holding te laten vloeien;
  • handelsvorderingen te securitiseren.

De securitisatie komt erop neer dat de vorderingen worden overgedragen aan de holding, die de vorderingen meteen overdraagt (‘cedeert’) aan een speciaal opgerichte bv. Deze cessie-bv betaalt de koopprijs voor de vorderingen meteen na overdracht uit (of zorgt anderszins voor financiering). De werkmaatschappij blijft de handelsvorderingen innen, maar de holding mag bepalen hoe de (voor de overdracht van de vorderingen) ontvangen koopprijs uiteindelijk wordt verdeeld. De handelsvorderingen worden echter verwerkt in de geconsolideerde jaarrekening van PPX NL. Het is dus een ingewikkelde driehoeksverhouding.

In de ogen van de tuchtrechter hebben de controlerend accountants de verslaggevingstechnische keuze ten onrechte geaccepteerd. Je zou nog kunnen verdedigen dat PPX NL indirect het risico van deze transactie loopt, omdat de werkmaatschappij de vorderingen wellicht niet kan innen. En zonder belangrijke verschuiving behoren de vorderingen dan op de balans van de werkmaatschappij te staan; of bij gebrek aan een eigen balans op de geconsolideerde balans van PPX NL. Maar volgens het college moet je ook naar de voordelen kijken. En de bevoegdheid van de holding om de opbrengst te verdelen is een belangrijke verschuiving van de economische voordelen. Daarom hadden de accountants de keuze om de vorderingen op de balans van PPX NL te zetten en laten staan niet mogen aanvaarden.

De accountants beroepen zich onder meer op de opinie van een registeraccountant-hoogleraar. Deze expert concludeert op basis van het beginsel van ‘substance over form’ dat “de enige juiste verwerkingswijze” is gekozen, omdat de werkmaatschappij de opbrengsten en de risico’s van de vorderingen niet heeft overgedragen. In de ogen van het college heeft de expert echter niet goed naar de substance gekeken nu de voordelen van de securitisatie terecht zijn gekomen bij de holding. Het college laat de opinie bij gebrek aan substance dus buiten beschouwing en concludeert dat de accountants de post van de PPX-NL-balans hadden moeten laten halen. Of de post verantwoord had moeten worden bij de holding zegt de tuchtrechter niet. Het college veroordeelt alleen dat de accountants de gemaakte keuzen hebben aanvaard.

Tegenwerken curator

De accountant die weigerde mee te werken aan het oorzakenonderzoek krijgt een extra douw. Ook hier speelt het big four-kantoor geen glansrol. Het kantoor wil geen inzage geven in het controledossier en dus niet in de werkzaamheden en bevindingen van de accountant. De argumenten hiervoor waren nogal gezocht. Zo zouden de curatoren van de werkmaatschappij, die informatie uit het dossier wilden, een belang kunnen hebben dat conflicteerde met het belang van PPX NL en de holding, die op papier de opdrachtgever waren van het kantoor. De curatoren van alle failliete onderdelen werkten echter nauw samen, terwijl de werkmaatschappij voor bijna 99 procent samenviel met PPX NL. Bovendien hadden de curatoren van de opdrachtgever de accountant ontheven van zijn geheimhoudingsplicht.

Een ander argument van het kantoor was dat dit een civielrechtelijke en dus geen tuchtrechtelijke kwestie is. De civiele rechter had - toen de tuchtzaak in hoger beroep diende - echter al de uitlevering van het controledossier gelast. Ook het College van Beroep voor het bedrijfsleven laakt de handelwijze van de accountant, die in strijd heeft gehandeld met het vakbekwaamheids- en zorgvuldigheidsbeginsel.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.