Faillissementsrecht

Actio pauliana: schuldeiser vist achter het net

Loop je risico wanneer je bij een herstructurering alle dochtervennootschappen verhangt naar een nieuwe vennootschap voor 1 euro? Een schuldeiser vindt van wel, maar de rechter denkt daar anders over.

Robbert Roeffen

Hanzevast Holding is een besloten vennootschap die dient te worden geherstructureerd. Onder Hanzevast Holding hangen diverse deelnemingen die allemaal vastgoedactiviteiten exploiteren. Rabobank heeft als zekerheid voor de financiering van de Hanzevast groep pandrechten op de aandelen van Hanzevast Holding in haar deelnemingen. Met toestemming van Rabobank worden die aandelen verkocht voor 1 euro aan een nieuw opgerichte vennootschap.

In Hanzevast Holding blijven meerdere schulden achter waaronder die van Vierwaarde B.V. Die schuld is niet verhaalbaar op het vermogen van Hanzevast Holding. Deze schuldeiser stelt zowel Hanzevast Holding, het bestuur daarvan, koper van de aandelen en Rabobank aansprakelijk voor de schade die zij daardoor heeft geleden en beroept zich op de actio pauliana: het recht om op te komen tegen rechtshandelingen van een schuldenaar waardoor diens schuldeisers worden benadeeld. De rechtbank wijst echter iedere aansprakelijkheid af. Ik zal in deze zaak enkel de vordering die gebaseerd is op de pauliana onder de loep nemen.

Feiten

In 2007 verstrekt Hanzevast Holding in het kader van het bouwproject Meerstad waarbij een dochtervennootschap was betrokken, een concerngarantie aan Vierwaarde. In de loop van 2011 heeft Vierwaarde naar aanleiding van verontrustende berichten in de media over zowel de ontwikkeling van als over de Hanzevast-groep zelf, informatie over de vermogenspositie van de groep opgevraagd. Dat was aanleiding voor diverse gesprekken tussen partijen. Er is onderhandeld over de inhoud van de concerngarantie. Dat heeft geresulteerd in een vaststellingovereenkomst die in februari 2012 is gesloten. In die vaststellingsovereenkomst is bepaald dat Hanzevast Holding zich borg stelt voor de terugbetaling van een bedrag van € 6 miljoen aan Vierwaarde.

De Hanzevast-groep werd gefinancierd door Rabobank. Als gevolg van de kredietcrisis en de impact daarvan op de woningmarkt, stagneerde de exploitatie van het project Meerstad. Het project is in sterk gereduceerde vorm voortgezet. De financiële positie van Hanzevast Holding kwam steeds verder onder druk te staan. Hanzevast Holding kon haar rente- en aflossingsverplichtingen niet meer uit de normale bedrijfsvoering aan Rabobank voldoen. Een herstructurering van het concern werd onder druk van Rabobank noodzakelijk.

Binnen het concern werden vastgoed- en scheepsfondsen beheerd waarin een vermogen van meer dan 10 duizend beleggers is ondergebracht. Een faillissement van het concern zou een significant risico voor het vermogen van ruim 1,5 miljard euro van deze beleggers betekenen. Herstructurering was mede noodzakelijk om dit vermogen te beschermen.

In het kader van die herstructurering heeft Hanzevast Holding ten behoeve van Rabobank pandrechten op haar deelnemingen moeten vestigen. Vervolgens heeft Hanzevast Holding haar aandelen in haar dochtervennootschappen voor 1 euro verkocht aan een nieuw opgerichte vennootschap. Zowel Hanzevast Holding als de koper van die aandelen hebben dezelfde aandeelhouder. Het vestigen van de pandrechten gebeurde zowel voor als na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst met Vierwaarde.

Vierwaarde stelt dat het verhangen van de vermogensbestanddelen heeft plaatsgevonden met het oogmerk om schuldeisers van Hanzevast Holding te benadelen. Vierwaarde stelt zich op het standpunt dat de aandelentransacties paulianeus zijn.

Rechtbank

In dit geval heeft Vierwaarde zich op het standpunt gesteld dat de aandelentransacties onverplichte rechtshandelingen zijn en dat dat heeft geleid tot benadeling in haar verhaalsmogelijkheden. De rechtbank ziet dat anders.

Op de rechtsverhouding tussen Hanzevast Holding en Rabobank zijn de algemene bankvoorwaarden van toepassing verklaard. In artikel 26 van die voorwaarden is bepaald dat een schuldenaar zich verbindt om, als de bank dat vraagt, aanvullende zekerheid voor de schulden aan de bank te verstrekken. In het kader daarvan had Rabobank als extra zekerheid pandrechten op de aandelen geëist. De daarmee gemoeide rechtshandelingen dienen daarom volgens de rechtbank niet als onverplicht te worden beschouwd. Er lag immers een contractuele verplichting om dit te doen. Het beroep op de actio pauliana slaagt alleen al daarom niet.

In de procedure had Rabobank nog gesteld dat de omvang van haar financiering 70 miljoen euro beliep en dat zij meerdere zekerheden had. Bij uitwinning van die zekerheden zou de bank nog een restschuld van ca. 30 euro miljoen hebben. Dat was het gevolg van de aanhoudende kredietcrisis. Er was dus sprake van een dekkingstekort.

Vierwaarde stelt dat er sprake was van benadeling. Indien de aandelen niet voor 1 euro waren verkocht, dan had zij betere verhaalsmogelijkheden gehad. De rechtbank ziet ook dat anders. Gezien het omvangrijke dekkingstekort en de preferente positie van Rabobank als schuldeiser en pandhouder heeft de herstructurering, naar het oordeel van de rechtbank, Vierwaarde niet in haar mogelijkheden om verhaal te halen ten aanzien van haar vordering van 6 miljoen euro benadeeld.

Vierwaarde had nog gesteld dat niet uit te sluiten was dat de waarde van Hanzevast Holding in de toekomst aanzienlijk zou toenemen vanwege de sterk fluctuerende vastgoedmarkt. Naar het oordeel van de rechtbank doet dat niet af aan de nijpende financiële situatie waarin Hanzevast Holding zich destijds bevond. Omdat niet aan de vereisten van de acto pauliana is voldaan, wijst de rechtbank de vordering van Vierwaarde af.

Conclusie

In faillissementen doen curatoren met enige regelmaat een beroep op de pauliana. De pauliana kan echter ook worden ingeroepen wanneer er geen sprake is van een faillissement. Een dergelijk beroep wordt dan ingesteld door een schuldeiser. Vierwaarde acht in deze zaak de aandelentransacties paulianeus en gaat daarover procederen.

Voor het slagen van een beroep op de pauliana buiten faillissement moet worden vastgesteld dat er sprake is van een onverplichte rechtshandeling. Daarnaast moet worden vastgesteld dat die rechtshandeling heeft geleid tot benadeling van de schuldeiser in zijn verhaalsmogelijkheden. In dat laatste geval moet er een vermogensvergelijking te worden gedaan; een vergelijking tussen de verhaalsmogelijkheden van de schuldeiser in de situatie na herstructurering en haar verhaalsmogelijkheden indien de herstructurering wordt weggedacht. Bij een onderneming die in zwaar weer verkeert en waarvan de financier met zekerheden een dekkingstekort heeft, zal bij een constructie waarbij verpande aandelen worden verhangen niet snel sprake zijn van paulianeus handelen.

Robbert Roeffen is advocaat in Eindhoven bij het kantoor Keizers Advocaten en gespecialiseerd in het insolventierecht.

Gerelateerd

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.