Deponeren

Artikel 397 en de deponeringsjaarrekening van middelgrote ondernemingen nader belicht

Het laatste deel van een drieluik over deponeringen gaat in op vrijstellingen voor de deponeringsjaarrekening van middelgrote ondernemingen en de afwijkingen in Nederlandse wetgeving bij de implementatie van de EU-richtlijn.

Gert-Peter den Hollander

In de afgelopen maanden ging ik uitgebreid in op de taxonomie van de SBR-deponeerservice van de Kamer van Koophandel voor micro's en kleine ondernemingen. Ik stelde daarbij vast dat er veel meer informatie werd gevraagd in die taxonomie, dan vereist volgens de vrijstellingen in Titel voor micro's (artikel 395a) en kleine ondernemingen (artikel 396). Overbodige kostbare administratieve rompslomp voor circa negenhonderdduizend ondernemingen! Een andere constatering was dat de wetgever zich niet al te veel heeft aangetrokken van de eisen die in de EU-richtlijn (2013/34/EU) zijn opgenomen. Dat heeft tot gevolg dat de vrijstellingen in Titel 9 soms verder gaan de EU-richtlijn, maar het omgekeerde is ook het geval: bepalingen ontbreken in Titel 9 die volgens de EU-richtlijn verplicht zijn. Werk aan de winkel dus, zowel ten aanzien van de taxonomie van de SBR-deponeerservice, als voor het ministerie van Justitie & Veiligheid, om dit achterstallige onderhoud eens weg te werken.

Als laatste onderdeel van dit drieluik ga ik in op de vrijstellingen voor de deponeringsjaarrekening1 van middelgrote ondernemingen zoals opgenomen in artikel 397 en de afwijkingen die de Nederlandse wetgever zich gemeend heeft te kunnen permitteren bij de implementatie van de EU-richtlijn (en haar voorgangers, de Vierde en Zevende EEG-richtlijn). Over dit onderwerp heb ik twee meer uitgebreide beschouwingen geschreven, die in 20172 en 20183 in het Tijdschrift voor Jaarrekeningenrecht zijn gepubliceerd.

De wettelijke eisen

De wettelijke eisen voor jaarrekeningen van middelgrote ondernemingen staan opgenomen in artikel 397. Ook hier is (net als bij micro's en kleine ondernemingen) sprake van een combinatie van toe te passen vermeldingen (in lid 3, 5 en 6) en verleende vrijstellingen (in lid 4 tot en met 8). De leesbaarheid van artikel 397 zou toenemen door alleen de vrijstellingen voor middelgrote ondernemingen op te sommen, in navolging van de EU-richtlijn.

De wijze waarop de wetgever de vereenvoudigingen van artikel 397 lid 5 heeft geformuleerd is niet conform de EU-richtlijn: artikel 397 lid 5 noemt de bepalingen uit Titel 9 die 'slechts' vermelding behoeven in de openbaar te maken balans met toelichting4, terwijl volgens artikel 30 lid 1 van de EU-richtlijn de goedgekeurde jaarrekening openbaar moet worden gemaakt, waarbij middelgrote rechtspersonen toegestaan kan worden de vereenvoudigingen genoemd in artikel 31 lid 2 aan te brengen.

Door artikel 397 lid 5 limitatief te formuleren, lijkt de wetgever te suggereren dat de 'vrijwillig' opgenomen informatie in de (volledige) inrichtingsjaarrekening kan worden weggelaten uit de (verkorte) deponeringsjaarrekening, terwijl dat volgens artikel 30 lid 1 van de EU-richtlijn juist nadrukkelijk niet is toegestaan. Ook de toelichtingen die zijn opgenomen in de jaarrekening van een middelgrote rechtspersoon uit hoofde van de richtlijnen voor de jaarverslaggeving van de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ), waaronder alinea 315.2025 (maar ook bijvoorbeeld het op basis van RJ 360 opgenomen kasstroomoverzicht), zouden op basis van de tekst van de wet buiten beschouwing kunnen worden gelaten in de deponeringsjaarrekening. Ook dat lijkt niet bedoeld door de EU-richtlijn.

De onduidelijke formulering in artikel 397 leidt in de praktijk bij accountantskantoren tot verschillen in interpretatie over wat nu moet worden opgenomen in de deponeringsjaarrekening van een middelgrote rechtspersoon:

  • KPMG zegt: "Een vastgestelde jaarrekening van een middelgrote rechtspersoon kan meer informatie bevatten dan vereist door de wet. Deze extra informatie mag echter niet worden weggelaten uit de te deponeren jaarrekening, in ieder geval niet voor wat betreft de winst-en-verliesrekening (met toelichting) en het bestuursverslag. Dit omdat de wet voor deze onderdelen van de jaarstukken limitatief opsomt welke informatie-elementen mogen worden weggelaten uit de te deponeren stukken, en daarbij geen aandacht wordt besteed aan mogelijke vrijwillige 'extra' informatie (waarvoor derhalve geen publicatievrijstelling geldt)."6
  • EY formuleert het stelliger: "Met betrekking tot de deponeringsjaarrekening van middelgrote ondernemingen geldt dat de door de algemene vergadering vastgestelde jaarrekening dient te worden gedeponeerd met uitzondering van de specifiek vrijgestelde elementen zoals genoemd in artikel 2:397 lid 3 t/m 8 BW."7
  • Het standpunt van Deloitte wijkt daar enigszins van af: "Onze interpretatie van RJ 315.202 is dat een middelgrote rechtspersoon die vrijwillig informatie (dat wil zeggen: niet vereist op grond van Titel 9 of op grond van de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving) in de inrichtingsjaarrekening heeft opgenomen, die informatie wel mag, maar niet hoeft te publiceren."8
  • PwC stelt dat middelgrote rechtspersonen de mogelijkheid hebben om vereenvoudigingen toe te passen in de te deponeren jaarrekening.9

Het standpunt van KPMG en EY lijkt mij in overeenstemming met het uitgangspunt wat ligt besloten in artikel 30 lid 1 van de EU-richtlijn, maar vloeit naar mijn mening niet voort uit Titel 9. Het standpunt van Deloitte is naar mijn mening niet in overeenstemming met de EU-richtlijn en past evenmin binnen artikel 397 (omdat de richtlijnen van de RJ mijns inziens geen deel uitmaken van Titel 9). PwC beperkt zich tot het weergeven van artikel 397, zonder daar een eigen interpretatie aan te geven.
Ik concludeer dat er daarmee drie verschillende interpretaties door de vier grote accountantskantoren aan dit onderdeel van artikel 397 worden gegeven.

Het is ongewenst dat een Nederlandse wettelijke bepaling afwijkt van de EU-richtlijn en in de praktijk verschillend wordt uitgelegd, op een manier die niet overeenstemt met doel en strekking van de EU-richtlijn. Dat impliceert dat de huidige formulering van artikel 397 lid 5 aanpassing behoeft.

De inrichtingsjaarrekening

Startpunt blijft de inrichtingsjaarrekening, waar de EU-richtlijn maar één vereenvoudiging kent voor middelgrote ondernemingen, namelijk het aggregeren van winst-en-verliesrekeningposten tot bruto-omzetresultaat (artikel 14 lid 2). Verder kent de EU-richtlijn geen vrijstellingen of vereenvoudigingen voor de inrichtingsjaarrekening. In Titel 9 is deze vereenvoudiging overgenomen (met als omschrijving brutobedrijfsresultaat) in artikel 397 lid 3. Verder vraagt lid 3 nog om vermelding van de verhouding van de omzet ten opzichte van vorig jaar. Dat is geen vereiste uit de EU-richtlijn en zou dus kunnen worden geschrapt. Maar de EU-richtlijn staat toe dat lidstaten meer eisen van ondernemingen dan wat de EU-richtlijn voorschrijft (artikel 4 lid 5), dus wijziging van de wet is in dit opzicht niet strikt noodzakelijk.
Voor een aantal andere bepalingen uit de EU-richtlijn is wijziging van Titel 9 wel aan de orde, omdat die ten onrechte ontbreken in Titel 9. Het gaat om de volgende bepalingen uit de EU-richtlijn:

  • Artikel 16 lid 1 onder d: afzonderlijke vermelding van pensioenregelingen bij niet in de balans opgenomen verplichtingen. Deze ontbreken in artikel 381 lid 1.
  • Artikel 17 lid 1 onder a sub vi: vermelding van in het boekjaar geactiveerde rente bij vaste activa. Deze ontbreken in artikel 368.
  • Artikel 17 lid 1 onder d: vermelding van aangegane pensioenverplichtingen met directie en commissarissen bij de bestuurdersbezoldiging. Deze ontbreken in artikel 383 lid 1.
  • Artikel 17, lid 1 onder f: mutaties in de voorziening voor latente belastingverplichtingen. Deze ontbreken in artikel 374.

Wellicht gaat het hier niet om de meest spannende toelichtingen uit de jaarrekening, maar van een richtlijnconforme implementatie door de wetgever is in ieder geval geen sprake. Terwijl lidstaten zich hier wel aan gecommitteerd hebben. Ik blijf me er over verbazen.
De EU-richtlijn kent twee aanvullende toelichtingseisen voor grote ondernemingen en organisaties van openbaar belang ten aanzien van omzet (artikel 380) en accountantshonoraria (artikel 382a). Deze bepalingen zijn voor middelgrote ondernemingen niet toepasselijk verklaard in lid 4 van artikel 397.

De deponeringsjaarrekening

De EU-richtlijn kent twee vereenvoudigingen voor de deponeringsjaarrekening van middelgrote ondernemingen, die erop neerkomen dat niet alle balansposten hoeven te worden vermeld en dat twee specifieke toelichtingen achterwege mogen blijven (artikel 31 lid 2). Deze vereenvoudigingen zijn gemankeerd door de wetgever in artikel 397 overgenomen.

Het merendeel van de volgens de EU-richtlijn toe te passen vermeldingen uit afdeling 3 is correct overgenomen in lid 5 van artikel 397, met uitzondering van:

  • 368 lid 1 (mutatieoverzicht vaste activa). Deze toelichting uit de EU-richtlijn (artikel 17 lid 1 onder a) maakt geen deel uit van de vereenvoudigingen en moet dus worden toegevoegd aan de toe te passen bepalingen in lid 5.
  • 370 lid 1 onder d (opgevraagde stortingen van geplaatst kapitaal). In de EU-richtlijn is deze post aangeduid als D II 5, die volgens artikel 31 lid 2 onder a sub i niet afzonderlijk hoeft te worden vermeld. Derhalve kan lid 5 volstaan met het vermelden van artikel 370 lid 1 onder b-c.

De specifiek achterwege te laten toelichtingen zien op de mutaties in latente belastingverplichtingen (artikel 17 lid 1 onder f) en de vermelding van winstbewijzen, converteerbare obligaties, warrants, opties en soortgelijke effecten of rechten (artikel 17 lid 1 onder j). De eerste toelichting ontbreekt in Titel 9, zoals uiteengezet in paragraaf 2. Bij de tweede categorie toelichtingen (verdeeld over 4 bepalingen, nl. artikel 375 lid 7, 380d, 383d en 392 lid 1 onder e) is alleen voor artikel 375 lid 7 en 392 lid 1 onder e een vrijstelling opgenomen in artikel 397. Het is onduidelijk waarom voor de overige bepalingen de vrijstelling niet is overgenomen door de wetgever. De memorie van toelichting10 zegt er niets over.
Naast de vereenvoudigingen uit de EU-richtlijn, heeft de wetgever gemeend aanvullende vrijstellingen te moeten verlenen aan middelgrote ondernemingen. Deze zijn opgenomen in lid 6 van artikel 397:

  • Van niet in de balans opgenomen regelingen (artikel 381 lid 2) hoeven alleen de aard en het zakelijk doel te worden vermeld en niet de financiële gevolgen. In de EU-richtlijn is terzake geen vrijstelling aan middelgrote rechtspersonen verleend.
  • De tweede zin van art. 397 lid 6 beperkt de vermelding van transacties met verbonden partijen uit hoofde van artikel 381 lid 3 tot transacties van een naamloze vennootschap met haar aandeelhouders, directieleden of commissarissen. Volgens artikel 17 lid 1 onder r van de EU-richtlijn moeten ook transacties met deelnemingen worden vermeld. De EU-richtlijn maakt geen onderscheid naar rechtsvorm voor de toelichting van transacties met verbonden partijen (anders dan de Vierde EEG-richtlijn). Dat impliceert dat elke middelgrote rechtspersoon verplicht is deze transacties toe te lichten.

De desbetreffende vrijstellingen dienen te worden geschrapt uit lid 6 van artikel 397, aangezien ze niet in overeenstemming zijn met de EU-richtlijn.

De controleverklaring bij de deponeringsjaarrekening

De controleverklaring bij de deponeringsjaarrekening bestaat niet11, want er wordt geen afzonderlijke verklaring bij afgegeven vanwege lid 1 van artikel 395:
"Wordt de jaarrekening op andere wijze dan ingevolge het vorige artikel openbaar gemaakt, dan wordt daaraan in ieder geval de in artikel 393 lid 5 bedoelde accountantsverklaring toegevoegd. Voor de toepassing van de vorige zin geldt als de jaarrekening van een rechtspersoon waarop artikel 397 van toepassing is, mede de jaarrekening in de vorm waarin zij ingevolge dat artikel openbaar mag worden gemaakt. Is de verklaring niet afgelegd, dan wordt de reden daarvan vermeld."

In alle onderdelen van de deponeringsstukken mogen passages ontbreken:

  • In het bestuursverslag op grond van artikel 397 lid 8.
  • In de jaarrekening op grond van artikel 397 lid 3 tot en met 6.
  • In de overige gegevens op grond van artiikel 397 lid 7.

Toch vereist de wet dat bij deze stukken een controleverklaring wordt gedeponeerd die ziet op de volledige, niet-beperkte, stukken, zonder dat voor de lezer duidelijk is of de deponeringsstukken zijn opgesteld overeenkomstig de inrichtingsstukken, rekening houdend met de vrijstellingen die zijn opgenomen in artikel 397.

In juni 2024 heeft de Accountantskamer een uitspraak gedaan in een casus12 waarbij een gedeponeerde jaarrekening van een middelgrote rechtspersoon niet was opgesteld in overeenstemming met artikel 397, de accountant dat niet had gesignaleerd en toestemming tot openbaarmaking van zijn controleverklaring had gegeven zonder kennis te nemen van de gedeponeerde jaarrekening. Aan de accountant is de maatregel van waarschuwing opgelegd, omdat betrokkene het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid heeft geschonden doordat hij de op hem rustende zorgplicht ten aanzien van de gedeponeerde jaarrekening, waarbij zijn controleverklaring was gevoegd, niet heeft nageleefd.

Collega Dieleman trekt in het Tijdschrift voor Jaarrekeningenrecht13 de volgende conclusie in zijn annotatie bij deze uitspraak: "De accountant moet dus vooraf toestemming geven voor het toevoegen van de controleverklaring aan de publicatiejaarrekening en daarbij vaststellen dat:
a) de publicatiejaarrekening overeenkomt met de inrichtingsjaarrekening; en
b) is opgesteld rekening houdend met de wettelijke vereisten, dan wel vrijstellingen."

Ik ben het eens met Dieleman dat de accountant deze werkzaamheden moet verrichten, maar het is onbevredigend dat het maatschappelijk verkeer niet over deze werkzaamheden wordt geïnformeerd, en dat uit de gedeponeerde controleverklaring niet blijkt dat deze betrekking heeft op een andere verantwoording dan het stuk wat bij de verklaring is gedeponeerd.
Ik ben van mening dat de controleverklaring bij beide jaarrekeningen niet voldoet aan artikel 393 lid 5 onder a, wat zegt dat de controleverklaring ten minste omvat "een vermelding op welke jaarrekening het onderzoek betrekking heeft en welke wettelijke voorschriften op de jaarrekening toepasselijk zijn".

De controleverklaring bij de deponeringsjaarrekening van een middelgrote rechtspersoon kan geen ‘ontleend aan’ (controle)verklaring zijn zoals bedoeld in artikel 395 lid 2, omdat artikel 31 lid 2 van de EU-richtlijn een 'volwaardige' controleverklaring vereist. Om onderscheid te maken tussen de controleverklaring bij een deponeringsjaarrekening en de controleverklaring bij een inrichtingsjaarrekening zou uitbreiding van de controleverklaring bij een deponeringsjaarrekening een praktisch alternatief kunnen zijn, omdat dat niet alleen voldoet aan de eisen van de EU-richtlijn, maar ook aan de eisen die art. 393 lid 5 stelt aan de inhoud van de controleverklaring.

De controleverklaring bij een deponeringsjaarrekening kan als volgt worden uitgebreid:

  • Onder het kopje Ons oordeel waar wordt gesproken van 'de jaarrekening', zou toegevoegd moeten worden 'bestemd voor deponering bij het handelsregister'.
  • In de oordeelsparagraaf over de jaarrekening wordt een extra oordeel toegevoegd (na de reguliere 'getrouw beeld'-paragraaf) dat als volgt zou kunnen luiden: "Is de jaarrekening 202X van [naam entiteit] bestemd voor deponering bij het handelsregister opgesteld in overeenstemming met artikel 2:397 lid 5 BW, en overigens in alle van materieel belang zijnde aspecten consistent met de vastgestelde jaarrekening 202X van [naam entiteit]."

Voorgestelde aanpassingen van artikel 395 en 397

Het is niet ingewikkeld om de verklaring bij de deponeringsjaarrekening van een middelgrote rechtspersoon een plek in Titel 9 te geven. Het ligt het meest voor de hand om de tweede zin van artikel 395 lid 1 te schrappen. Daarvoor in de plaats kan een nieuw artikel 397 lid 9 komen voor de af te geven accountantsverklaring bij een deponeringsjaarrekening die is opgesteld in overeenstemming met artikel 397 lid 5. Daarmee wordt op een elegante manier voldaan aan de eisen die worden gesteld door art. 31 lid 2 en art. 32 lid 2 onder c en d van de EU-richtlijn.

Het nieuwe artikel 397 lid 9 zou als volgt kunnen luiden: 'Bij de openbaar te maken jaarrekening wordt een verklaring afgegeven als bedoeld in artikel 393 lid 5. In aanvulling op het gestelde in artikel 393 lid 5 omvat de verklaring tevens een oordeel of de openbaar te maken jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met artikel 397 lid 5, en overigens consistent is met de vastgestelde jaarrekening.'

Als deze bepaling wordt opgenomen, kan aan lid 7 worden toegevoegd: 'In afwijking van het gestelde in artikel 394 lid 4 wordt de verklaring bedoeld in artikel 397 lid 9 openbaar gemaakt.'

Voor gebruikers moet duidelijk zijn of een jaarrekening de (volledige) vastgestelde inrichtingsjaarrekening betreft, of dat sprake is van een (verkorte) beperkte deponeringsjaarrekening. Daarom moet ondubbelzinnig worden vermeld wanneer er sprake is van een beperkte jaarrekening, onder verwijzing naar de wettelijke vrijstelling die is gehanteerd. Deze verplichting vloeit voort uit artikel 32 lid 2 onder a van de EU-richtlijn en ontbreekt in Titel 9 en kan eenvoudig worden geïmplementeerd door artikel 397 lid 5 uit te breiden met 'In de toelichting wordt de toepassing van dit lid meegedeeld'.

Daarnaast dienen de vrijstellingen 'richtlijnconform' in artikel 397 lid 5 te worden verwerkt (zoals hiervoor besproken) en zou de formulering van artikel 397 lid 5 in overeenstemming met de EU-richtlijn moeten worden gebracht, door een verband te leggen met de vastgestelde inrichtingsjaarrekening, en duidelijk te maken dat in de openbaar te maken jaarrekening uitsluitend de vereenvoudigingen genoemd in artikel 31 lid 2 van de EU-richtlijn mogen worden aangebracht.

Conclusie

Middelgrote ondernemingen (dat zijn er circa tienduizend) zijn een belangrijk onderdeel van de Nederlandse economie en het is ongewenst dat de onzorgvuldige formulering van artikel 397 zorgt voor verschillende interpretaties van wettelijke bepalingen door de grote accountantskantoren. Evenmin is aanvaardbaar dat jaarstukken van middelgrote ondernemingen kunnen worden gedeponeerd die afwijken van de inrichtingsstukken (en de wettelijke bepalingen van artikel 397) en dat er geen afzonderlijke controleverklaring bij deponeringsstukken hoeft te worden afgegeven.

Daarnaast is het opmerkelijk dat de vrijstellingen in artikel 397 niet overeenstemmen met de EU-richtlijn. Middelgrote ondernemingen moeten vanaf boekjaar 2025 hun jaarrekening elektronisch deponeren bij het handelsregister, met gebruikmaking van XBRL. Dat lijkt me een goede aanleiding voor de wetgever om de onduidelijkheden in artikel 397 weg te nemen en de verschillen tussen artikel 397 en de EU-richtlijn te elimineren, zodat verschillende interpretaties tot het verleden behoren en eenduidige XBRL-definities kunnen worden gehanteerd. Dat draagt bij aan kwalitatief hoogwaardige jaarrekeningwetgeving. En dat is in het publiek belang.

Noten
  1. Of publicatiejaarrekening. Artikel 397 lid 5 spreekt van 'openbaar gemaakte balans met toelichting' en 'openbaar te maken winst-en-verliesrekening en de toelichting'. Zie ook noot 4.
  2. Implementatie van jaarrekeningrichtlijn 2013/34 in Titel 9: te snel en niet zorgvuldig; eindresultaat is onvoldoende, Tijdschrift voor Jaarrekeningenrecht, april 2017, nr. 1.
  3. Middelgrote rechtspersonen: 1 verklaring bij 2 jaarrekeningen; Onduidelijke wettekst creëert verwarring en is strijdig met EU-richtlijn, Tijdschrift voor Jaarrekeningenrecht, juni 2018, nr. 2.
  4. De EU-richtlijn spreekt van openbaar te maken verkorte balans en verkorte toelichting (artikel 31 lid 2 onder a en onder b).
  5. Deze alinea omvat de vereenvoudigingen en vrijstellingen voor de inrichtings- en deponeringsjaarrekening.
  6. KPMG, Jaarboek Externe Verslaggeving, alinea 39084.
  7. EY, Handboek Externe Verslaggeving, hoofdstuk 43.3.
  8. Deloitte, Handboek Externe Verslaggeving, paragraaf 1.5.3.
  9. PwC, Financiële Verslaggeving in Nederland, paragraaf 19.7.
  10. Kamerstukken II 2014/2015, 34 176, nr. 3.
  11. Geheime controleverklaring bij deponeringsjaarrekening van middelgrote rechtspersoon.
  12. ECLI:NL:TACAKN:2024:16.
  13. A. Dieleman, Verantwoordelijkheid van de accountant voor publicatiejaarrekening, Tijdschrift voor Jaarrekeningenrecht, september 2025, nr. 4.

Gert-Peter den Hollander RA is directeur van Everest Advies in Bilthoven.

Gerelateerd

reacties

Reageer op dit artikel

Spelregels debat

    Aanmelden nieuwsbrief

    Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

    Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.