Jan Bouwens

Accountants moeten de continuïteit op een punt bepalen: er is wel of geen zorg over de vraag of de organisatie op eigen benen kan voortbestaan. Hierdoor bestaat de sterke neiging om dit alleen te doen als je heel zeker bent van een continuïteitskwestie. Het is informatiever om de kansen hierop binnen een interval uit te drukken dan binnen een punt, meent Jan Bouwens.

Discussie Column

Continuïteit kan niet in een getal worden uitgedrukt

In zo’n vijftig procent van de gevallen geeft de accountant aan dat een bedrijf voldoende gezond is om de jaarrekening op basis van continuïteit te presenteren, terwijl het betrokken bedrijf alsnog failliet gaat. Dat zagen we bijvoorbeeld bij het faillissement rondom Boer & Croon. We spreken dan van een onterechte negatieve uitslag, omdat de onderneming in werkelijkheid failliet gaat maar de accountant niet op dit gevaar heeft gewezen. Dit type fout (ook wel aangeduide als type-II-fout) wordt de accountant zwaar aangerekend. Zo werd de accountants van Boer & Croon tot aan de rechter toe verweten over 2011 ontoereikende controle-informatie te hebben verzameld.

De kwartiermakers hebben van de minister van Financiën de opdracht gekregen om systematisch in kaart te brengen in welke mate de accountant haar/zijn werk goed doet en of er wellicht aanvullende regelgeving nodig is. Een van de aspecten die daarin ongetwijfeld wordt meegenomen zal zijn dat in meer dan tachtig procent van de gevallen waarin de accountant voor discontinuïteit waarschuwt, de onderneming alsnog overleeft. In combinatie suggereert de data dat accountants de overlevingskaart wel trekken, maar niet altijd op het goede moment.

In die gevallen dat de ondernemingsleiding meent dat continuïteit zeker is, maar de accountant twijfels heeft, moet deze de mogelijkheid hebben om die twijfel tot uitdrukking te brengen. Daartoe is het dienstig dat de ondernemingsleiding scenario’s uitwerkt, waarbij voor elk scenario wordt aangegeven in welke mate het waarschijnlijk is dat het bedrijf op eigen benen verder kan. Het is vervolgens aan de accountant om per scenario aan te geven of dit zich inderdaad binnen de door de ondernemingsleiding uitgewerkte interval zal afspelen, omdat deze dan niet een nee (accountant) tegenover een definitieve nee (management) hoeft te zetten. Zaken zijn genuanceerder en de accountant spreekt zich uit over de vraag of de scenario's en bijbehorende overlevingsmaat reëel zijn.

Ik zou ervoor willen pleiten dat we de accountant niet langer belasten met de opdracht om de continuïteit als een zwart-wit-beslissing te laten nemen. Het is immers in te veel situaties onzeker of het bedrijf op eigen kracht kan voortbestaan. De focus moet dan niet komen te liggen op een eindoordeel over of de onderneming wel of niet op eigen benen kan blijven staan, maar op omstandigheden die al of niet waarschijnlijk optreden en hoe de organisatie zich zal houden onder die omstandigheden. De scenario's worden uitgewerkt in termen van cash, verkoop-, en kostenprojecties onder verschillende scenario's en de daarbij behorende toegang tot aanvullende financiering (bij de bank of elders).

De analyse zou in beeld moeten worden gebracht door de accountant. Hoe deze verbeelding eruit zou kunnen zien toon ik hier voor twee ondernemingen (figuur 1 en 2). We zetten de situatie waarin de onderneming zich moet gaan voorbereiden op een mogelijke continuïteitskwestie op de waarde NUL, waarbij de situatie slechter wordt als de puntuitkomst beneden de NUL duikt.

Ik toon vijf scenario’s waarmee de onderneming wordt geconfronteerd (alle omstandigheden gunstig tot en met alles ongunstig). Bij min 1 is de onderneming met 100 procent zekerheid failliet. Als de onderneming boven de NUL scoort, begeeft hij zich in de veiligheidszone waarin hij maximaal een EEN kan scoren (100 procent zeker om op eigen benen te overleven). Met 'top' en 'laag' geef ik aan in welke interval de uitkomsten zich kunnen bewegen binnen elk scenario. Zo kunnen we zien dat onderneming 1 alleen buiten de faillissementszone blijft als alle kansen gunstig uitwerken. Kijken we naar onderneming 2, dan zien we in dat verband een veel gunstiger beeld, omdat de onderneming in heel veel gevallen buiten de faillissementszone weet te blijven.

Wellicht hebben lezers nu zorg dat de accountant niet echt een uitspraak doet. Maar het management zal na afloop van het jaar worden gevraagd aan te geven in welke scenario men is geëindigd en de accountant om deze uitspraak van het management te verifiëren. Als de onderneming volgens de accountant ver buiten het faillissementsgebied zou moeten zijn geëindigd en dat is toch niet het geval, dan heeft de accountant echt iets uit te leggen!

Wat vindt u van deze column?

Reageer

Jan Bouwens is hoogleraar accounting UvA en research fellow University of Cambridge.

Gerelateerd

18 reacties

Albert Bosch

Beste Jan Bouwens,

Ik ben voorstander voor meer aandacht voor de wendbaarheid van ondernemingen (en onderzoek daar naar). Ik heb niet aangegeven of willen suggereren dat ook over die wendbaarheid gerapporteerd moet worden; dat is voor mij nu nog een stap te ver.

Voor het gedachte-experiment kan het nuttig zijn om in extremen te denken. Ik doe even mee. Een organisatie die oneindig flexibel is, scoort in uw model altijd een 1 (‘100 procent zeker om op eigen benen te overleven’). In die gevallen is een scenarioanalyse overbodig. Maximale wendbaarheid heeft wel een prijs, denk ik.

Een organisatie die (vrijwel) niet flexibel (wendbaar) is, zal alleen overleven als de verschillende scenario’s er niet echt toe doen. Dat zie je met name bij organisaties die een maatschappelijke functie vervullen en derhalve hun positie krijgen in plaats van die te moeten verdienen (bijv. Belastingdienst, UWV, de politie, AFM, etc.). Bij achterblijvende prestaties failleren ze niet, maar worden dergelijke organisaties door druk van buiten gereorganiseerd. Continuïteit (bijna) gegarandeerd (en dat is in beginsel vaak maar goed ook).

Maar dan naar organisaties er tussen in. Uw voorgestelde scenarioanalyse vereist (1) een indeling van de scenario’s (alles gunstig - alles ongunstig); (2) bij elk scenario een inschatting van de overlevingskans (-1 tot +1) en (3) binnen elke scenario en overlevingskans een bandbreedte (top - verwacht - laag). Ik zie nog niet in hoe deze arbitraire drietrapsberekening de beoordeling van de continuïteitsveronderstelling verbetert. En aansluitend moet na afloop van het boekjaar ook de gedane schatting geëvalueerd worden door aan te geven in welk scenario men is geëindigd. Dat moet je dat als management dan berekenen of meten en als accountant moet je die bewering aansluitend ook toetsen. Of interpreteer ik uw stuk verkeerd?

Ik vind uw goedbedoelde proefballon het overdenken waard (dank daarvoor), maar zoals ik al schreef: ik haak af bij de scenarioanalyse.

Jan Bouwens

@Albert Bosch, Dank voor uw bijdrage.

U heeft gelijk ik had moeten zeggen: In 50% van de gevallen dat een bedrijf failliet ging, werden de grondslagen voor waardering niet dienovereenkomstig aangepast op aanwijzing van de accountant. Dank voor deze aanscherping.
Ik ben het wel met u eens dat de vaststelling van wendbaarheid zou helpen bij de duiding van de jaarrekening en zou het toejuichen als hierover werd gerapporteerd. U geeft aan dat zo’n rapportering een oplossing biedt voor het probleem rondom continuïteitsveronderstellingen. Dat ben ik (nog) niet overtuigd.
Voor een onderneming die oneindig flexibel is, zou de scenario-analyse op elk scenario op EEN uitkomen, terwijl naarmate de wendbaarheid afneemt een beeld ontstaat dat ik in het stukje uitbeeldt. Om bij elke samenkomst van omstandigheden dit punt te kunnen bepalen is het toch nodig dat we weten welke prestatie de onderneming naar verwachting realiseert bij het betrokken scenario. We (onderneming en attestering door de accountant) moeten -met andere woorden- voor elk scenario een concrete interval afgeven waarbinnen de onderneming naar verwachting bij elk scenario presteert. Voor een deugdelijke berekening dient de onderneming te weten hoe wendbaar het bedrijf is. Ik zie daarom zeker een rol voor de vaststelling van wendbaarheid, maar zie het niet als een substituut voor intervalbenadering.

U sprak uw zorg uit over het feit dat de scenariobenadering te mathematisch wordt. Ik zou willen dat we dit in de jaarrekening meer deden dan nu. Als we -bij wijze van voorbeeld- naar een waardering kijken van een financieel instrument dan moet de lezer varen op vage taal. Ik zou liever zien uitgewerkt hoe de berekening in elkaar is gestoken en op welke veronderstellingen deze waardering is gebaseerd.

Arnout van Kempen

Beste Jan, onze analyse verschilt. Je gaf aan mijn standpunt niet te begrijpen, maar ik krijg de indruk dat je vooral probeert te zeggen dat ik ongelijk heb, niet dat je me niet snapt. Als je dan vervolgens de doelpalen verplaatst, is dat helemaal prima, maar voel ik me niet geroepen verder mee te doen.

Albert Bosch

De accountant doet geen uitspraak over de continuïteit. De accountants toetst de getrouwheid van de jaarrekening. Die getrouwheid komt tot stand door de correctie toepassing van verslaggevingsstandaarden, waaronder grondslagen voor waardering. Die grondslagen gaan uit van een continuïteitsveronderstelling. De accountant toetst continuïteitsveronderstelling, om zodoende (een onderdeel van) het getrouwe beeld in de jaarrekening te toetsen.

De continuïteit wordt beïnvloed door diverse factoren, intern en extern. Op sommige van die factoren heeft de leiding zicht en invloed op, op andere wel zicht, maar geen invloed. En sommige factoren zijn niet goed of amper zichtbaar (of de organisatie kijkt niet goed). En dan gaat het er uiteindelijk om, met name voor de factoren waar je geen invloed op hebt, hoe goed de organisatie in staat is met de effecten van die factoren om te gaan, wanneer ze zich voordoen. Dan kom je uit bij de wendbaarheid en het absorptievermogen van een organisatie. En dan verwijs ik graag naar een eerder artikel van Jeffrey Bekkerin hierover: https://www.accountant.nl/discussie/columns/2020/7/de-accountant-als-betrouwbare-toekomstvoorspeller/ (even los van de discussie die hij en ik hebben gehad over de vraag of je daar assurance bij kunt geven).

Ik haak in deze column op het punt van scenarioanalyse af. Beperk de analyse tot de diverse factoren en de wendbaarheid van de organisatie. In de kern is dat wat accountant al (behoren te) doen, maar daar is wellicht ruimte voor verbetering. Scenarioanalyse lijkt mij echter niet een stap in de goede richting. Het wordt te mathematisch, te kwantitatief. Ik denk dat je dan eerder meer schijnzekerheid krijgt en per saldo het probleem groter maakt.

PS De conclusie in de openingszin klopt overigens niet. ‘De gevallen’ is niet afgebakend. Ik vermoed dat Jan Bouwens bedoelt ‘gevallen waarin een onderneming failliet is gegaan’. Anders zouden er wel heel veel bedrijven failliet gaan...

Jan de Rooy

Beste Arnout,
Wat me vaker opvalt is de argumentatie de laatste tijd dat accountants er louter zouden zijn voor de financiële markten. Ik dacht nu juist dat we de move hadden gemaakt naar ‘maatschappelijk belang’. Dat is veel breder met oneindig veel meer stakeholders.

En over het onderbrengen van de controlefunctie bij de overheid. Ik denk dat dit uiteindelijk meer te maken heeft met de complexiteit van de taak. Onderdelen worden aan een deelmarkt met een oligopolie overgelaten, omdat men hoopt dat onderlinge competitie de prestaties aanjaagt. Net zoals niet alle medisch specialisten ‘indirect’ in overheidsdienst zijn.

Arnout van Kempen

Beste Jan de Rooy,

Als je bedenkt dat ik door Brenda Westra van dit idee werd overtuigd toen ik net in het beroep kwam kijken, dan is het aantal malen dat ik er over praat eerder opmerkelijk weinig, en kan er geen verband zijn met een, overigens niet bestaande, frustratie die zijn oorsprong vele jaren later zou moeten hebben.

Hoewel ik zelf graag in analogieën denk, argumenteer en presenteer, moet ik hier toch bezwaar maken. De analogie met veiligheid gaat simpelweg niet op. We praten hier over een markt, geen verkeersdeelname, en wel een markt van professionele partijen: vermogensverschaffers en vermogensvragers.

Dat die markt asymmetrisch is en welke noodzaak voor toezicht dat oproept, is door wijlen Arthur Docters van Leeuwen meer dan voldoende uitgewerkt in zijn Nordemann-lezing uit 2003, dus daar verwijs ik naar.

Voor het overige verwijs ik graag naar wat Jan Bouwens vanuit economische theorie daar al vaker over gezegd heeft, en ik vermoed dat mijn juridisch-filosofische onderbouwing ook wel ergens te vinden is.

Ik draai de vraag om: als je de analogie van de politie een goede vindt, kan je dan serieuze argumenten geven waarom de controlefunctie niet allang is ondergebracht bij de overheid?

En begrijp me goed, mijn liefde voor dit beroep (dat mij van tijd tot tijd graag liefkozend een buitenstaander noemt) is zo groot dat ik inderdaad graag, aanhoudend, en oh ja, veelal in mijn eigen tijd, inzet om ALS er dan zo nodig gereguleerd moet worden, mee te helpen dat zo goed mogelijk te doen.

Maar ik ontkom er niet aan dat Brenda Westra gelijk had. Dat Jan Bouwens gelijk heeft. Ik ben niet slim of creatief genoeg om dat zelf te bedenken, maar wel om dat wat zij bedacht hebben te begrijpen. Dus dat noem ik zo nu en dan.

Zonder enige frustratie en zonder enige verwachting dat iemand het serieus neemt.

Jan de Rooy

Beste Arnout, je haalt dit standpunt veelvuldig aan. Wellicht komt het voort uit teleurstelling na ook jouw grote bijdrage aan inkadering, maar ik begrijp het nog steeds niet.
Financiële veiligheid is in de kern net zoiets als gewone veiligheid, toch? Een maatschappelijk belang.
Stel je voor dat we jouw oplossing in het kader van gewone veiligheid zouden plaatsen. Geen politie meer? En iemand die veiligheid zoekt die huurt die maar in? Niet nodig geacht, dan maar niet. En het beste beveiligingsbedrijf komt dan vanzelf bovendrijven door markt-werking. En toezichthouders zijn in staat om na te gaan of de beveiligingsbedrijven hun werk goed doen gebaseerd op globale uitgangspunten? Zou jij daarvoor kiezen?
Ik volg jouw lijn waar het gaat om de regelgeving. Die moet primair gericht zijn op de uitkomsten en veel minder op de manier waarop deze moeten worden verkregen. Maar tot daar en wat mij betreft niet verder.

Frans Kersten

Beste Arnout van Kempen,
Jaren geleden (15?) wilde de NOREA een keer iets anders met hun blad de EDP-auditor, iets meer prikkelend.
Ik heb toen al een artikel geschreven waarin de jaarrekening als overbodig werd verklaard.
Ondersteund met betrouwbare informatiesystemen zouden organisaties (XBRL kwam toen net op) in gestandaardiseerde vorm en met aangeboden kunnen worden. Gericht op de 'operatie' en ontdaan van de bewerkingen (manipulaties) die de balans treffen. Deze informatie zou dan ingelezen kunnen worden in analysetools die analyses in de tijd en benchmarks tussen organisaties zouden kunnen uitvoeren. Deze analyses zouden dan afwijkingen eruit filteren. Het resultaat betrouwbaar genoeg voor beslissingen door stakeholders. Geen rol meer in controle van informatie, eventueel die van de systemen. Onduidelijk wie dan de markt voor analyses zou winnen (rating agencies?).
Er kwam nauwelijks reactie op ...

Joris Joppe

Wow! that escalated quickly. Van discontuïteit na ondernemingen naar discontinuïteit van de hele beroepsgroep.
Eens met Jan (Wietsma in dit geval): de beschreven situatie komt mij voor als logisch bij grote en beursgenoteerde ondernemingen (datzelfde geldt bij mijn weten ook voor de OK Score). In het MKB moet de accountant diezelfde rol spelen maar is vaak niet de ruimte voor uitgebreide scenario-analyses. Een bewezen indicator (a la Z-score) is volgens mij ook daar noodzakelijk als schaalbare oplossing om de discussie uberhaupt te kunnen starten.

Overigens wordt ik gesterkt door het feit dat er best onderzoek is waaruit blijkt dat modellen beter discontinuïteit kunnen voorspellen dan accountants. Toegegeven - dat is altijd dan wel weer de 'punt-schatting' op een moment in de tijd.

Jammer genoeg zijn er geen duizenden faillissementsdossiers uit het MKB op basis waarvan we dit kunnen ontwikkelen!?!?

Arnout van Kempen

Beste Frans Kersten, als je merkt dat een markt niet goed functioneert kan je als regelgevers regels op regels op regels stapelen. Op zich niet gek, en vaak ook nog best slim. Probleem is dat de marktwerking er nog minder van wordt en de bij-effecten van nog meer regels weer op een later moment gerepareerd moeten worden. Met, jawel, nog meer regelgeving. Een vicieuze cirkel, een gebed zonder end, noem het maar.

Een andere optie is de markt vrij geven en UITSLUITEND dat reguleren dat de markt niet kan reguleren.

Voor de accountantscontrole is de oplossing bruut simpel, en inderdaad wat bruut: schaf de controleplicht af, schaf de titel bescherming af, handhaaf het inhoudelijke toezicht van de AFM, handhaaf het tuchtrecht.

Het huidige stelsel is verrot, en is imho niet te redden met nog meer regels. Laat verschaffers van vermogen (vreemd of eigen) maar aan de vermogensvragers eisen stellen over de betrouwbaarheid van de verantwoording en controle van die verantwoording. En laat aanbieders van “zekerheid” met elkaar op de markt concurreren en aantonen waarom hun zekerheid zoveel groter is dan die van de concurrent.

Op de gestaalde kaders uit maoïstische en marxistische kringen na, moet “de vrije markt” als basis-systeem, aangevuld met alleen de noodzakelijke (!) overheidsregulering voor iedereen toch een gezond startpunt zijn?

Niet dat iemand luistert hoor, inclusief de beroepsorganisatie, voelt iedereen zich veel te comfortabel in de veiligheid van de gesmoorde markt.

Frans Kersten

Als ik een aantal columns en de reacties van de afgelopen 2 weken bekijk, dan heb ik er een hard hoofd in dat het goed gaat komen met de accountancy: er blijkt geen enkele daadwerkelijke veranderbereidheid uit.
Hier de weigering het systeem OK-score van de heer Okkerse te adopteren dat m..i. voldoende betrouwbaar is gebleken. In een andere column blijft de schrijver beweren dat voor betrouwbare coronacijfers vanuit ziekenhuizen gebruik gemaakt moet worden van de kennis van de accountant, terwijl daarvoor systemen gebruikt worden waar de accountant nooit naar gekeken heeft ...
En dan blijkt ook nog eens cultuur niet te veranderen ...
Misschien dan toch maar eens het kind met het badwater weggooien en een frisse start maken met personen die nog niet vastgeroest zitten in het systeem?

Jan Wietsma

Ik stel vast dat de Fintech wereld toch behoorlijk goed raad weet met het definieren van een betrouwbare indicatie of een onderneming wel of niet failliet gaat en banken hebben hier sinds de invoering van Basel2 al ervaring mee. Hoe komt het dat die kennis die daar is opgebouwd niet gebruikt wordt door accountants? el=pd*lgd*ead de uitkomst hiervan is ook prima door accountants te gebruiken.

Jan Weezenberg

Geachte Heer Bouwens,
Ik benader het probleem zonder gebruik te maken van statistieken en modellen.
Gewoon met de kennis die een accountant met kennis en ervaring kan gebruiken.
Ik noem er een paar:
*De solvabiliteitsratio wordt in de jaarrekening weergegeven met gebruik van cijfers die gebaseerd zijn op going concern veronderstelling.
Banken gebruiken bij aanvragen voor krediet de (veel lagere)opbrengst cijfers van de activa en die zijn natuurlijk veel realistischer.

*De accountant kan kritisch kijken naar de meest recente SWOT-analyse en dan met name naar de bedreigingen en de zwaktes van de club, samen de kritieke faalfactoren

*Het eigen vermogen is te mooi gepresenteerd doordat allerlei schijnwinsten aan het eigen vermogen zijn toegevoegd, maar niet bijdragen aan de financiéle weerstand. Zie vandaag de analyse van BDO: zorginstellingen voegen voorzieningen
toe aan het eigen vermogen om de solvabiliteitsatio nog wat op te krikken.

*In de specificatie van het werkkapitaal
wordt niet aangegeven op welke momenten de verwachte ontvangsten de verplichte uitgaven zullen overtreffen en andersom.
Het ontbreken van een goede treasury functie met goed gedocumenteerde liquiditeitplanning is dan veelzeggend.

*de fixed cost recovery ratio is
(denk ik ) niet voldoende frequent gebruikt.

*Er zijn er nog wel een paar, die door goede controllers worden gebruik tmet name de aandacht voor de cash flows bij seizoenbedrijven.

Vriendelijke groet,


Jan Weezenberg

Jan Bouwens

Beste Jan en Jan,

Dank voor jullie vragen.

In de benadering die ik voorstel, geldt dat de prognose in 100 procent van de gevallen juist is. Het is aan de lezer van de informatie om te bepalen in welke interval de organisatie zal eindigen.

Vergelijking van externe informatie te zamen met de toelichting op de scenario’s zouden de belegger moeten helpen zich een realistisch beeld te vormen.

Het is à priori niet duidelijk dat de accountant en de onderneming hier een definitief standpunt in moeten nemen al wijzen mijn Figuren duidelijk in twee richtingen (Onderneming 1 gaat richting faillissement, onderneming 2 niet).

Als belegger zou ik ook nog willen weten hoe de onderneming zich ontwikkelt. Het zou dus niet gek zijn om van de onderneming Jaar 1 en jaar 2 naast elkaar te zetten. Als de nderneming twee jaar achter elkaar de scenario’s presenteert en we daartoe in mijn Figuur 2, Onderneming 2 vervangen door Onderneming 1 in jaar 2 dan ziet de stakeholder dat onderneming 1 zich duidelijk in de goede richting heeft bewogen.

Jan de Rooy

De methode van Okkerse baseerde zich uiteindelijk op de ontwikkeling van een aantal kengetallen uit balans, V&W en Liquiditeits ontwikkeling. Deze kwamen naar voren bij de ontwikkeling van de Z-score van Altman, gebaseerd op een grootschalig onderzoek rond 2000 van gefailleerde beursgenoteerde onder-nemingen. Okkerse ontwikkelde een betere manier van verwerken van deze kengetallen, gebruik makend van vage logica. Ook voegde hij wat branche specifieke aanpassingen toe. Alleen al daardoor onstaat een 'range', als de kengetallen in interactie geen positieve verandering opleveren, zou het foutgaan op een bepaalde termijn. Eigenlijk zou er anno 2020 overnieuw een dergelijk grootschalig onderzoek moeten plaatsvinden (hoe de Covid 19 daar doorheen loopt straks weet ik ook niet), maar accountants zouden dan een soort ruwe continuiteitsmeetlat krijgen. Steeds hebben wij aangegeven, 'als voorzet voor een goed gesprek met bestuurders'. Je krijgt dan als accountant een gesprek in de orde van: 'de analyse voorspelt problemen (of juist niet), hoe kijkt u daar tegenaan'. En trouwens, deze analyse voorspelt in vele gevallen juist!

Jan Weezenberg

Geachte Heer Bouwens
Wanneer de accountant t.a.v. voorspellen mogelijk faillissement weigert gebruik te maken van de algemeen aangetoonde deskundigheid van een niet-accountant doet hij aan de mogelijkheden t.o.v. het maatschappelijk verkeer geen recht .

Als een accountant in 50% van de gevallen de plank mis slaat, is dat een "wanprestatie "t.o.v. het maatschappelijk verkeer.

Wanneer de accountant met 90% betrouwbaarheid een faillissement verwacht en dat niet zou mogen melden, omdat zijn voorspelling in 10% van de gevallen niet uitkomt, heeft de continuiteit verklaring geen enkele betekenis meer.

Overigens: In de jaren zeventig van de vorige eeuw schreef John Argenti het boek "The Corporate Collapse " waarin hij beschreef hoe met een aantal standaard indicatoren en via een standaard route de weg naar de nose-dive kon worden onderkend.
Een van de indicatoren was cosmetic accounting.......
Maar ook Argenti was geen accountant en dus werd zijn verhaal door accountants genegeerd.
Tenslotte: ook met cijferbeoordeling kom je een heel eind !
Ik heb in een reactie op het artikel" PWC kiest voor Integrated Reporting " op Accountant.nl het halfjaarverslag van IMTECH bekeken van uit produkt/marktaandeel combinaties en toonde aan dat de Mazars pris niet verdiend was, omdat essentiéle informatie ontbrak.
Ook de snelle groei door zeer veel overnames betekende een aantal jaren groei zonder winst (Overnameprijs x jaren winst + reorganisatiekosten).

Niet lang daarna (!!!JW) kwam de Heer Okkerse tot dezelfde conclusie.

Dus: als de accountant vanuit verschillende invalshoeken tot 90% komt , mag je die opinie niet naast je neer leggen.
Vriendelijke groet,
Jan Weezenberg

Jan Bouwens

Geachte heer Weezenberg. Dank voor uw commentaar. Als de accountant in 90 procent van de gevallen een nakend faillissement zou voorspellen, zou de continuïteitsverklaring de facto faillissement inhouden. Dat zou een serieus probleem veroorzaken. Precies omdat de accountant (en ook de onderneming) faillissement niet precies kan prognosticeren is een intervalprognose te prefereren boven een puntprognose.

Jan Weezenberg

Geachte Heer Bouwens,
U schrijft "in zo’n vijftig procent van de gevallen geeft de accountant aan dat een bedrijf voldoende gezond is om de jaarrekening op basis van continuïteit te presenteren, terwijl het betrokken bedrijf alsnog failliet gaat".

Helaas is blijkbaar de OK-score van wijlen de Heer Okkerse vergeten, waarmee een betrouwbaarheid van meer dan 90% werd gerealiseerd.
Triest dat er nu weer naar de bekende weg moet worden gezocht.

Vriendelijke groet,
Jan Weezenberg

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.