Discussie Opinie

Schrap de 'normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd'

Een oproep aan de wetgever, voor het corrigeren van een tekortkoming in het jaarrekeningenrecht.

Alexander Vissers

Er is al vaker gewezen op het feit dat Nederland het Unierecht met betrekking tot de opstelling en controle van de jaarrekening van ondernemingen niet goed heeft omgezet, onder meer in het op 28 maart 2023 op accountant.nl verschenen artikel van Gert-Peter den Hollander 'Suggesties aan de minister voor Rechtsbescherming voor verbeteringen in het jaarrekeningenrecht', waarin hij de minister voorstelt Richtlijn 2013/34/EU correct om te zetten en een aantal concrete verbeteringen voorstelt; onder meer ook om gevolg te geven aan de oproep van de Raad voor de Jaarverslaggeving uit haar brief van 23 mei 2018 aan de minister van Justitie en Veiligheid.

Naar mijn oordeel ontbreekt in deze opstelling een belangrijke te corrigeren tekortkoming.

Normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd

Het sleutelartikel-lid voor de jaarverslaggeving is artikel 362 lid 1 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek "De jaarrekening geeft volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent het vermogen en het resultaat etc.". Dit is opmerkelijk, aangezien noch in Richtlijn 1978/660/EG noch in Richtlijn 2013/34/EU sprake is van "normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden geacht". Artikel 2 lid 2 en lid 3 Richtlijn 1978//660/EG stelt eenvoudig dat de jaarrekening conform de voorschriften van de Richtlijn wordt opgesteld en een getrouw beeld geeft van de activa en de passiva, de financiële positie en de winst of het verlies. De verwijzing naar "normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd" staat niet in de richtlijn. En de grondregel uit artikel 4 lid 2 Richtlijn 2013/34//EU artikel 2 lid 2 Richtlijn 1978/660/EG, dat de jaarrekening met inachtneming van de toepasselijke bepalingen uit de richtlijn, dat wil zeggen, de omzetting daarvan in de wet, wordt opgesteld, staat niet in de wet. De cryptische verwijzing in artikel 384 lid 1 BW2 verandert daar niets, temeer deze bepaling alleen op de waardering ziet.

Wetgeschiedenis

De bepaling "normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd" is bij de omzetting van de Richtlijn 1978/660/EG in 1983 (Stb. 1983, 663) overgenomen uit het tot dan toe geldende jaarrekeningrecht. De wetgever heeft vastgehouden aan de bepaling in artikel 311 BW2 uit 1976 (laatstelijk gewijzigd 2 juni 1976, (Stb. 320) en van nieuwe nummering voorzien (Stb. 1976, 395)). In de Memorie van Toelichting bij het wetsontwerp ter omzetting van Richtlijn 1978/660/EG (Kst. II 1979-80, 16326 nr.3, p.21 bij artikel 384 BW2) wordt het toelaten van de "normen die in het maatschappelijk verkeer aanvaardbaar worden geacht" als volgt toegelicht: "Dit wordt gerechtvaardigd geacht, voor zover dit een betere voorstelling van het jaarresultaat geeft - men zie in het bijzonder I.A.S. 12; in het systeem van de richtlijn kan men alsdan een beroep doen op haar artikel 2 lid 5 ." Kortom: uitzonderingsgevallen worden, vasthoudend aan het bestaande recht, tot hoofdregel verheven en de begrippen "uitzonderingsgevallen" uit artikel 2 lid 5 Richtlijn 1978/660/EG en "uitzonderlijke gevallen" artikel 4 lid 4 Richtlijn 2013/34/EU zijn niet in de wet overgenomen; met name ontbreekt deze kwalificatie in art. 362 lid 4 BW2.

De "normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd" werden in 1970 in de Wet op de jaarrekening van ondernemingen (Stb. 1970/414) in de wet gecodificeerd. De memorie van toelichting daarbij luidt als volgt:   

"Artikel 5. Zoals reeds in de toelichting op artikel 3 is vermeld, schrijft het ontwerp niet bepaalde maatstaven voor de waardering voor. In de eerste plaats is de wetenschappelijke beoefening van de bedrijfseconomie nog te zeer in beweging om in de wet een bepaalde methode vast te leggen; waardering op basis van de vervangingswaarde vindt evenzeer verdediging als die op grond van de historische kostprijs. Daarbij komt dat sommige waarderingsgrondslagen zich voor bepaalde bedrijfstakken beter lenen dan andere. Tenslotte is het van belang een toekomstige ontwikkeling niet af te snijden. Het komt de ondergetekende dan ook, evenals de Commissie Ondernemingsrecht juist voor, niet te kiezen voor een bepaalde methode, maar het bedrijfsleven hierin een zekere vrijheid te laten. Die vrijheid is niet onbeperkt: de waarderingsgrondslagen moeten voldoen aan normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd."

Dit staat in schril contrast met de deterministische Richtlijn 1978/660/EG, die de door de lidstaten in wetgeving vast te leggen toegestane waarderingsmethoden en methoden voor resultaatbepaling limitatief opsomt. Deze open norm met betrekking tot de waardering is vervolgens gepromoveerd tot open norm voor de gehele jaarrekening. Veel slechter kun je een EU-Richtlijn niet omzetten.

Betekenis voor de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving

Met deze open norm is impliciet een behoefte geschapen aan invulling van de norm en aanvankelijk het tripartite overleg en later de Raad voor de Jaarverslaggeving hebben in deze behoefte voorzien en in de praktijk er naar gestreefd de richtlijnen zo dicht mogelijk bij de IAS/IFRS te houden. Zowel in het tuchtrecht als in het burgerlijk recht hebben de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving een zekere status verworven.

Een uitgebreide behandeling is te vinden in de conclusie van procureur bij de Hoge Raad L. Timmerman (ECLI:NL:PHR:2006:AU7473 rov. 3.9). In de conclusie van PG Timmerman wordt veel gewicht toegekend aan de wettelijke bepaling in artikel 362 lid 1 BW2 "De jaarrekening geeft volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent het vermogen en het resultaat etc."

De PG stelt dat de "normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd" een vage norm is, die nadere invulling behoeft. Wie alleen dit wetsartikel leest, zal gauw tot deze conclusie komen. Als de "normen die in het maatschappelijk verkeer aanvaardbaar worden geacht" wegvallen, omdat ze geen steun vinden in het Unierecht, valt de juridische grondslag voor de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving van de RvJ voor de jaarrekening van ondernemingen naar Unierecht grotendeels weg.

Weliswaar is het belang van de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving voor de eenheid in de jaarverslaggeving evident, dat doet niet af aan de zwakke basis voor het toekennen van een juridisch gewicht, dat niet te verenigen valt met de letter en bedoeling van de richtlijn. 

Een verder juridisch bezwaar richt zich tegen het feit dat de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving niet bekendgemaakt worden in enig officieel publicatieblad, maar door auteursrecht worden beschermd en slechts tegen betaling in te zien zijn; dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de International Financial Reporting Standards zoals goedgekeurd door de Europese Unie, die wel  bekendgemaakt worden in een officieel publicatieblad en gratis kunnen worden geraadpleegd.

Vandaar mijn oproep aan de wetgever: Schrap de "normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd" in artikel 362 lid 1 BW2. Neem de bewoording "uitzonderlijke gevallen" uit artikel 4 lid 4 Richtlijn 2013/34//EU over in de wet en zorg voor een deugdelijke juridische basis voor de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving.

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Mr.drs. A.P.M. (Alexander) Vissers is registeraccountant en werkzaam als voorzitter van de Rooms Katholieke Nederlandse Antarctica Vereniging St. Servatius en St. Pancratius.

Gerelateerd

5 reacties

Alexander Vissers

@ Gert-Peter den Hollander: Kennelijk komt de discussie op ons tweeën aan, dat zegt genoeg, het is kennelijk te pijnlijk of beter zoals in je laatste reactie, het kan helemaal niemand iets schelen en iedereen is bang dat bij een wijziging vraagtekens worden gesteld over het verleden, ook de Raad van State laat het grotendeels afweten. Jaarrekeningrecht en accountancyrecht zijn een speelbal van lobbyisten die hun ondoordachte ideeën ongefilterd tot wet zien worden verheven, met 1983 (BW2), 1993 (Wra en Waa) en 2013 (Wab) als exponent. Niemand doet moeite iets te begrijpen en de wetsfluiteraars zijn volstrekt incompetent alleen gedreven door eigenbelang. Neem het instellingsbesluit Kwartiermakers (zo onbegrijpelijk dat het niet in het eindrapport is opgenomen) , neem de (d66!) motie VOR (strijd met BW2 art. 391a) gesublimeerd onbegrip. Een belangrijk verwijt in dezen treft de NBA die met de "verbeteragenda" de mythe in stand houdt dat er behoefte en ruimte bestaat voor nationale regelgeving. Als de EU in 2014 besluit de controle van OOB's van de Richtlijn naar een Verordening over te hevelen om deze aan de bevoegdheid van de nationale wetgever te onttrekken, hoe kan de NBA dan vijf maanden later regels voorstellen over de controle van OOB's? Dat kan alleen maar omdat Nederlanders niet lezen, de NBA er een enorme hofhouding op nahoudt maar geen wetgevingsjuristen in dienst heeft en bovenal het verder helemaal niemand iets kan schelen. Dit was mijn laatste beurt.

Gert-Peter den Hollander

Art. 362 lid 1 is om meer redenen toe aan herziening. Accountants negeren het artikel vrijwel volledig in hun verklaring: accountants hebben het niet over inzicht (wel over getrouw beeld…), spreken niet van aanvaardbare normen in het maatschappelijk verkeer (wel over Titel 9 of IFRS; de stellige uitspraken van de RJ ontbreken in de opinie – terecht overigens), en solvabiliteit en liquiditeit worden evenmin genoemd in de verklaring. Een oordeel over de kasstromen ontbreekt in Titel 9-verklaringen, maar wordt wel gegeven bij IFRS-jaarrekeningen. Weinig consistent als je het mij vraagt. Kennelijk vinden accountants, de AFM, de wetgever (en de raad van state) het allemaal niet belangrijk (cq niet in het publiek belang). Dat verbaast mij dan weer. Alleen de Gecombineerde Commissie Vennootschapsrecht (van de Orde van Advocaten en de Koninklijke Notariële Broederschap) was in haar advies van april 2015 (o.a.) uitermate kritisch over de ‘grondnorm’ in art. 362 lid 1, en wees op de strijdigheid met de EU-richtlijn jaarrekening (en de 4e EG-richtlijn). Het blijft curieus dat deze fouten (al 40 jaar) niet worden gecorrigeerd. Wellicht dat de Expertgroep Modernisering NV-recht nog met nieuwe inzichten komt. Ik wacht het met belangstelling af.

Alexander Vissers

Ik heb overigens het verzoek tot aanpassing van de wet bij de Minister van financiën en de vaste commissie voor financiën van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ingediend. Het is verbazingwekkend dat er constant energie wordt gestoken in nieuwe wetgeving, nu weer betreffende de VAR die op geen enkele manier met het Unierecht te rijmen valt, dat er steeds weer commissies, of het nu de CEA of de Kwartiermakers zijn met nieuwe voorstellen met name voor de wettelijke controle komen terwijl het enige dat hoeft te gebeuren het correct en zonder creativiteit overschrijven van de Richtlijnen is. In de EU wordt in tegenstelling tot Nederland wel nagedacht en op consistentie gelet. Geen transponeringstabellen met verwijzingen naar de wetten, besluit verordeningen en nader voorschriften waar de Richtlijn wordt geïmplementeerd, geen creativiteit, geen commissies die de EU-Richtlijnen niet eens lezen maar gewoon de tekst een op een overnemen, het lukt de andere EU staten dus moet het ook in Nederland kunnen. Zeker een D66 minister zou toch naar basale Unietrouw moeten streven (art. 249 en art 10 EU Verdrag -betreffende de werking van de EU-)

Alexander Vissers

@ Gert-Peter den Hollander: Ik heb het artikel van 28 maart 2023 er nog eens op nagelezen maar de "normen etc. " heb ik in de opsomming van concrete verbeteringen niet kunnen vinden, alleen de abstracte oproep de Richtlijn correct om te zetten. Ten aanzien van de RvJ, helemaal eens, deze zijn door de foute wettekst in het zadel gehesen en verdienen niet de status die ze hebben verworven. Er kan wat mij betreft ook gewoon een streep doorheen. Ze zouden als aanvullende verwijzing of verwijzingen in de toelichting bij de grondslagen in de jaarrekening kunnen worden opgenomen zodat deze niet in detail beschreven hoeven te worden. Een verankering in BW2 titel 9 anders dan als mogelijke verwijzing in de toelichting wanneer de Richtlijnen worden toegepast lijkt mij ook niet mogelijk. Een officiële bekendmaking is dan wel vereist. Je kunt moeilijk verwijzen naar een uitgave van Wolters-Kluwer. Al met al is het een nogal schandalig hoe Nederland met het Unierecht is omgegaan door de decennia heen. Eerst jarenlang tegen de 4e Richtlijn (78) gestreden, toen uiteindelijk een uitgeholde compromis gesloten met rijkelijk keuzemogelijkheden en die compromis niet omgezet. Dat verwijt treft zowel de wetgever als het beroep als de rechtspraak. Het opnemen van de bewoording "uitzonderlijke gevallen" uit de Richtlijn staat los van de vraag of er misbruik wordt gemaakt van het ontbreken daarvan. Nederland moet geen eigen afwegingen maken waar het om duidelijke bepalingen van Richtlijnen gaat. Dit geldt ook voor de omzetting van art. 25 bis Richtlijn 2006/43/EG zoals gewijzigd door richtlijn 2014/56/EU over de reikwijdte van de wettelijke controle. Dit hoort gewoon in art. 393 BW2.

Gert-Peter den Hollander

Ik onderschrijf het eerste voorstel van Vissers (dat stond nl. ook al in mijn artikel van maart vj; ik verwijs de geïnteresseerde lezer graag naar mijn beschouwing in het Tijdschrift voor Jaarrekeningenrecht van mei 2021 over ‘de norm van art. 362 lid 1’), maar ben kritischer over de andere 2 punten.

Het lijkt me niet nodig om in art. 362 lid 4 (waarin wordt ingegaan op afwijkingen van de voorschriften in Titel 9) op te nemen dat enkel in ‘uitzonderlijke gevallen’ een beroep op dit artikel kan worden gedaan. Ik heb niet de indruk dat hier op grote schaal misbruik van wordt gemaakt.

Ik heb meer principiële bezwaren tegen de juridische verankering in Titel 9 van de richtlijnen voor de jaarverslaggeving, zoals ook besproken in het TvJ artikel van mei 2021. Ik ben niet de enige: Timmermans zag in 1983 de richtlijnen slechts als een hulpmiddel in het geval de wet geen antwoord geeft hoe het inzicht moet worden verschaft. De wetgever verwierp in 2001 een voorstel om de richtlijnen in Titel 9 te noemen. Terecht volgens Beckman en Van der Zanden: er is geen enkele democratische controle of overheidstoezicht of -invloed op de RJ, de interpretaties van de RJ worden niet gemotiveerd, en interpretaties vd RJ zijn in strijd met de wet en EG-richtlijnen. Deze bezwaren gelden anno 2024 nog steeds. Ik noem slechts de stellige uitspraak vd RJ om een kasstroomoverzicht op te nemen, ondanks de (herhaalde en gemotiveerde) weigering van de wetgever om het kasstroomoverzicht op te nemen in de definitie van de jaarrekening (in art. 361 lid 1). Ik zeg het nog maar eens: ‘Dura lex, sed lex’.

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.