Magazine

'We kunnen aan de hand van Limpergs Leer nog zaken verbeteren'

Iedere accountant kan Limpergs Leer van het Gewekte Vertrouwen dromen. Maar wat betekent die leer nog in de huidige tijd? NBA-voorzitter Marco van der Vegte blikt terug, maar vooral ook vooruit. "Volgens mij zijn we op de goede weg."

Dit artikel is verschenen in Accountant nr. 6, 2020

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

» Download dit artikel (pdf)
» Download het hele nummer (pdf)

Luc Quadackers

Van der Vegte over Limperg

Even een opfrisser: de kern van Limpergs Leer van het Gewekte Vertrouwen luidt dat ‘De accountant verplicht is om zijn arbeid zo te verrichten, dat hij de verwachtingen, welke hij bij de verstandige leek opwekt, niet beschaamt; en, omgekeerd, geen grotere verwachtingen mag opwekken dan door de verrichte arbeid gerechtvaardigd wordt.’

Anders gezegd: de gebruiker weet wat hij van de accountant mag en kan verwachten en de accountant moet die verwachtingen ook waarmaken (zonder te pretenderen meer te doen). Als het gestelde vertrouwen en de wijze van vervulling van de controlefunctie elkaar niet dekken, zijn er volgens Limperg twee mogelijkheden: er kan sprake zijn van een overdreven vertrouwen en/of van een tekortkoming in de vervulling van de functie. Hoe hebben beide zijden van de medaille zich ontwikkeld?

Laten we met een heet hangijzer beginnen. Limperg zegt: ‘De Leer sluit met name zijn overwegingen als koopman uit!’ Is de accountant in de afgelopen decennia wellicht te veel koopman geworden?

“In de jaren negentig is de commercialisering van het bedrijfsleven fors toegenomen en de accountancy is daarin meegevoerd. Die commercialisering van de dienstverlening heeft de uitoefening van het vak veranderd en niet alleen ten goede. De sector is daarom terecht wakker geschud de afgelopen tien jaar. We hebben onszelf voor die tijd tekortgedaan en elkaar onvoldoende scherp gehouden. Bijvoorbeeld: tot eind jaren negentig beoordeelden accountants met name bij elkaar de kwaliteit van werkzaamheden, aan de hand van peer reviews. We mogen blij zijn in Nederland dat de AFM als externe toezichthouder is aangesteld en met onderzoeken van buitenaf is begonnen; niet alleen naar de kwaliteit van dossiers, maar ook naar de op kwaliteit gerichte cultuur. Ze gooiden een forse steen in de vijver, om zich krachtig te positioneren en tot verandering te bewegen. En dat is gelukt.

Het vak is daardoor veranderd en weer dichter gekomen bij wat we willen zijn. We hebben grote stappen gezet op het gebied van onze professioneel-kritische instelling en het omgaan met dilemma’s, de diepgang van onze controlewerkzaamheden en de eisen aan de kwaliteit van de controle-informatie. Dat is toch de basis van ons beroep en daarmee begint terecht ook onze beroepseed. Het publieke belang moet centraal staan, de purpose van de accountant en het accountantskantoor. We gaan daarmee wat mij betreft terug naar de kern van het beroep en dat geldt voor alle accountants in welke rol dan ook. Geld verdienen hoort daar natuurlijk ook bij, maar het einddoel is het publieke belang, met de accountant als vertrouwensman van het maatschappelijk verkeer.”

In hoeverre hebben het maatschappelijk vertrouwen en de vervulling van de functie zich ontwikkeld in de recente historie?

“Accountants hebben de hand in eigen boezem gestoken. En daar zijn we nog steeds mee bezig. Ik denk wel dat we aan de hand van beide zijden van Limpergs Leer zaken nog kunnen verbeteren. Aan de ene kant verbeteren we de controlefunctie verder waar dat nodig is en onderzoeken we op welke manier de functie mogelijk aanpassing behoeft, zodat we ook nog relevant zijn in de economie van morgen. Aan de andere kant is communicatie over wat een accountant doet, maar zeker ook wat een accountant niet kan doen, van wezenlijk belang. De maatschappij is veranderd. Je wordt als accountant niet meer zomaar geloofd in wat je doet. Je moet echt meer verantwoording afleggen dan voorheen. Daar maken we nu een stap in. Op een aantal gebieden is dat misschien nog niet toereikend. Fraude is daarvan een goed voorbeeld. Enerzijds moeten we onze risicoanalyse rondom frauderisicofactoren verder verbeteren, maar we moeten ook duidelijker aangeven wat we op dat gebied hebben uitgevoerd. Dat is nu nog te veel een black box. Goede voorbeelden komen amper in de openbaarheid, terwijl we van zaken die misgaan nauwelijks kunnen leren omdat de informatie niet wordt gedeeld.”

De publieke opinie lijkt soms te worden beïnvloed door de zaken die fout gaan en uitvoerig in de media komen. Accountants worden daarbij ook regelmatig aangesproken. Zij zouden niet voldoen aan de verwachtingen. Hoe komt dat?

“Uiteraard maken ook accountants fouten, maar we hebben de afgelopen jaren te weinig verteld wat we doen. We leven natuurlijk in een andere tijd dan die van Limperg. Communicatie is veel belangrijker geworden. Je moet beter vertellen wat je doet en wat je wel en niet kunt als
accountant. Er is best wel wat onenigheid over wat een accountant zou moeten doen aan wet- en regelgeving, zoals bijvoorbeeld bij non-compliance-risico’s. Ook beroepsbeoefenaren zelf vinden het soms lastig om vast te stellen wat de accountant zou moeten doen. Laat staan dat de maatschappij het dan kan, zonder goede communicatie.

Neem als recent voorbeeld de NOW-regeling, die met stoom en kokend water tot stand is gekomen. Daarover vinden af en toe zware gesprekken plaats tussen accountant en onderneming. De ondernemer bepaalt of hij een aanvraag doet en de accountant kijkt of de regels zijn gevolgd. Het kan best zo zijn dat de omzet is gedaald door oorzaken die niet direct samenhangen met de coronacrisis op dit moment. Volgens de regels heeft die onderneming dan wel recht op een NOW-uitkering. Een accountant kan over dat dilemma het gesprek aangaan met de ondernemer, maar hij heeft daarover uiteindelijk geen (accountants)oordeel. Daar kunnen accountants natuurlijk wel vragen over krijgen. Daarom heeft de NBA duidelijk gecommuniceerd dat de accountant kijkt of aanvragende ondernemers aan de regels voldoen en dat de keuze om wel of niet aan de NOW deel te nemen bij de ondernemer ligt. Wij moeten dat heel goed blijven uitleggen.”

Limperg stelt dat de algemene controlefunctie groeit met de door verbeterde techniek geopende nieuwe mogelijkheden, ‘totdat het verkeer haar toepassing eist als een noodzakelijk element van de te verrichten taak’. Is de groei in maatschappelijke verwachtingen niet ook vanuit die gedachte te verklaren? Een accountant kan toch ook steeds meer?

“We zien de behoefte rondom niet-financiële informatie toenemen doordat waardebegrippen rondom mens en maatschappij continu veranderen. Je ziet daarnaast de behoefte toenemen aan inzicht in risicomanagement- en beheersingssystemen, inclusief de cultuur van een organisatie. Dergelijke zaken zijn onderdeel van het jaarverslag, waarop accountants een beperkte mate van zekerheid kunnen geven: de inhoud moet voldoen aan de wet en mag niet strijdig zijn met de verrichte werkzaamheden en het beeld dat de jaarrekening oproept. Dat is dus een marginale toetsing. Daar zouden we als professie kunnen opschalen, maar dan moeten we eerst de controlekwaliteit op orde hebben. Dat is niet eenvoudig.

Twintig jaar geleden was een accountantsdossier onvergelijkbaar met wat het nu is. De accountant moet nu via het controledossier verantwoording afleggen over alles wat er in de controle is gedaan en niet is gedaan. Twintig jaar geleden was het dossier nog een soort naslagwerk om ‘ongeveer’ te kunnen zien hoe de controle was aangepakt. Bovendien pasten de controlestandaarden vroeger in een bescheiden bundel. De NV COS beslaat inmiddels 1.200 pagina’s. En dan heb je nog de interpretaties daarvan door de kantoren en de AFM.”

Is kwaliteit nog steeds een uitdaging?

“Zowel de accountantskantoren zelf als de toezichthouder hebben de lat enkele keren fors hoger gelegd. Dat begint in Nederland nu wel zijn vorm te krijgen, terwijl men in het buitenland op veel plekken nog aan deze reis moet beginnen. Wij zijn een heel eind op weg en daar kunnen we best trots op zijn. Ik hoop dus snel op meer ruimte om nieuwe dingen te gaan doen. We zijn daarom ook blij met de komst van de kwartiermakers. Dat geeft rust aan de politiek en aan de sector. De kwartiermakers zijn hard bezig met de ontwikkeling van kwaliteitsindicatoren en met experimenten rondom structuurmodellen, bijvoorbeeld het intermediairmodel met toewijzing van accountants aan cliënten. Vanuit de Stuurgroep Publiek Belang met vertegenwoordigers van kantoren en de SRA onderzoeken we laaghangend en zeker ook hoger hangend fruit op plukbaarheid.

Het onderwerp fraude en continuïteit heeft hierbij hoge prioriteit. Er moet een verplichte paragraaf komen in de accountantsverklaring, waarin de accountant aangeeft wat is gedaan op het gebied van frauderisico’s. Daarmee kan een deel van de verwachtingskloof worden verkleind. We krijgen kritiek dat accountants dat doen om zich in te dekken, maar we doen dat juist om te bewerkstelligen dat accountants fraude als een heel belangrijk aandachtspunt in de controle meenemen, zich de organisatie eigen maken en zijn gespitst op frauderisicofactoren. Het is geen doekje voor het bloeden.”

Limperg stelt: ‘Wij mogen de wijzigingen, welke de functie in het verloop van de tijd ondergaat, tezamen beschouwen als de groei van de functie. Waar nu ook de primaire oorzaak voor de veranderingen ligt, bij de ontwikkeling van het verkeer dan wel bij die van de controletechniek, ... die groei heeft steeds een geleidelijk karakter. En dit betekent voor de praktijk en voor de toepassing van de Leer, dat er een tijdruimte ontstaat van onzekerheid omtrent de inhoud van de functie en van het vertrouwen.’ Wat zou Limpergs advies in deze periode zijn?

“Dat zijn leer dus nog steeds actueel is. En dat we niet zo goed in staat zijn geweest de afgelopen jaren om te vertellen wat reële verwachtingen zijn. We hebben nu veel aandacht voor onze prestaties, maar bij het onderdeel gewekte verwachtingen hebben we nog wel een weg te gaan. We moeten nog duidelijker communiceren wat we wel en niet doen. Ons beroep gaat immers over vertrouwen. We schrijven een vrij beknopte accountantsverklaring, waar een hele wereld achter zit die ontastbaar is voor de meeste gebruikers. Vertrouwen is daarvoor cruciaal, maar ook vertellen wat je doet. En volgens mij zijn we op de goede weg.”

Th. Limperg

Théodore Limperg Jr. (1879-1961, Amsterdam) wordt gezien als de belangrijkste grondlegger van het huidige accountantsberoep in Nederland. Hij werd in 1900 assistent-accountant bij J.G.Ch. Volmer. In 1904 legt Limperg met succes zijn accountantsexamen af bij het Nederlandsch Instituut van Accountants (NIvA). Zijn kritische houding leidt tot een breuk met het NIvA in 1906, waarna hij zelf de Nederlandsche Accountants Vereeniging opricht. In 1919 wordt de vereniging weer opgenomen in het NIvA, onder Limpergs voorwaarden.

Limperg blijft partner van een accountantskantoor tot 1922, als hij hoogleraar bedrijfshuishoudkunde wordt aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam. In 1924 richt hij het Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie (MAB) op. In 1929 wordt een postdoctorale accountantsopleiding toegevoegd aan de universitaire opleiding.

Limperg zag vertrouwen als de essentie van de accountantscontrole: de accountant is de vertrouwensman van het maatschappelijk verkeer. Dat leidde tot zijn Leer van het Gewekte Vertrouwen.

Th. Limperg bleef hoogleraar tot aan het eind van zijn werkzaam bestaan in 1950. Hij trouwde in 1906 met Emma Altink (overleden in 1947) en in 1953 met Marguerite Goossens. Limperg kreeg drie kinderen.

Luc Quadackers is eigenaar van Margila.

Gerelateerd

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.