Magazine

Pensioenstichting of pensioen-bv?

Waar kan een directeur-grootaandeelhouder (dga) zijn pensioenreservering het beste onderbrengen, in een stichting of bv? Vanaf 2010 is het belastingtarief voor derden bij pensioenstichtingen verlaagd van 68 naar veertig procent. Toch blijft een pensioen-bv voordelen hebben. De voors en tegens op een rij.

Dit artikel is verschenen in Accountant nr. 4, 2011

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

» Download dit artikel in pdf

Alvorens op de technische details in te gaan, schetst Kees Beishuizen van LNBB actuarissen + pensioenaccountants voor wie een pensioenstichting of -bv het meest geschikt is. “Voor iedere dga die het geld voor zijn oude dag wil afzonderen van de risico's die voortvloeien uit zijn bedrijfsvoering. Overigens kan dat ook op een geheel andere manier. Door de onderneming te splitsen in een holding en een werkmaatschappij. De dagelijkse gang van zaken valt dan onder de werkmaatschappij, terwijl de pensioenreservering in de holding wordt ondergebracht. In zo'n geval loopt je oudedagsvoorziening geen gevaar als het slecht gaat met het bedrijf.”

Maar voor iedereen van wie het bedrijf niet op deze manier is georganiseerd, kan een pensioenstichting of -bv uitkomst bieden. Welke van de twee is dan het geschiktst? Ook hierop heeft Beishuizen een simpel antwoord. “Voor mensen die pensioen opbouwen om er later vooral zelf zoveel mogelijk van te genieten en die niet geld opzij leggen om uiteindelijk te vererven is de bv het aantrekkelijkst.”

Zeggenschap

Tot zover het probleem en een eventuele oplossing geschetst in hoofdlijnen. Voor de technische details praten we met Bart Bos, partner bij Baker Tilly Berk. Eind vorig jaar stelde dit accountants- en belastingadvieskantoor in een persbericht dat een stichting niet de oplossing is om pensioengeld belastingvrij aan de kinderen na te laten. Dat komt onder meer omdat er juridisch onontgonnen fiscale paden moeten worden bewandeld om dit te bereiken. Het is nog maar de vraag of de belastingdienst die accepteert.

Bart Bos: “Een ander nadeel is dat een stichting een onafhankelijk bestuur moet hebben. Dan kun je zeggen: ik benoem enkele familieleden in het bestuur. Maar de fiscus vindt dat zo'n bestuur wat betreft samenstelling en handelen echt onafhankelijk moet zijn. Kortom, als je je pensioenpot in een stichting onderbrengt, geef je de zeggenschap uit handen.”

Haken en ogen

Verder zijn er bij een pensioenstichting nog de nodige hobbels te nemen op fiscaal terrein. Als degene die het pensioen heeft opgebouwd (en ook zijn eventuele partner) is overleden, dan hoeft de stichting geen uitkeringen meer te doen. Over het geld dat nog resteert moet de stichting minimaal twintig procent vennootschapsbelasting betalen. Het bedrag dat daarna overblijft, komt vrij voor de erfgenamen. Die erfgenamen worden volgens de Successiewet als derden beschouwd waardoor over hun erfenis dertig tot veertig procent belasting wordt geheven.

Bart Bos: “Er is een andere, voordeligere, variant mogelijk. Hierbij kun je de pensioenstichting na het overlijden van degene die de pot heeft gevuld, beschouwen als ‘afgezonderd particulier vermogen’ (APV). Als de erfgenamen dan een bedrag ontvangen, hoeven ze daarover nog maar het ‘familietarief’ aan belasting te betalen van tien tot twintig procent.

“Dat klinkt weliswaar aantrekkelijk, maar er zijn enkele haken en ogen”, voegt Bos er aan toe. “Want de APV ontstaat pas nadat degene die het pensioen heeft opgebouwd, is overleden. Het is nog maar zeer de vraag of de fiscus deze APV-variant accepteert.”

‘Liquidatie uitkering’

Een andere mogelijkheid is het opnemen van de bepalling in de statuten van de stichting een dat na de dood van de pensioengerechtigde de kinderen een ‘liquidatie-uitkering’ moeten krijgen. Dan gaat het vervolgens om de vraag hoe deze uitkering wordt belast: met schenk- of erfbelasting? Geldt het familietarief van tien tot twintig procent of het derdentarief van dertig-veertig procent? Bos: “Het kan echter ook zijn dat de fiscus een heel ander standpunt inneemt. Immers, formeel komt de liquidatie-uitkering niet uit de nalatenschap voort. Er kan dan dus geen erfbelasting worden geheven. En de stichting heeft ook geen schenking gedaan, dus de erfbelasting is ook niet van toepassing. In dat geval geldt mogelijk het progressieve tarief (maximaal 52 procent) uit box 1 van de inkomstenbelasting. En dat is bepaald niet aantrekkelijk.”

Onvoordelig uitpakken

Er is een mogelijkheid om het geld uit een pensioenstichting op een fiscaal meer aantrekkelijke manier bij de erfgenamen te krijgen, namelijk door het afsluiten van een contraverzekering. Maar ook daar zijn nadelen aan verbonden, zegt Theo Gommer van Akkermans & Partners. “Want mensen worden steeds ouder. Dat is natuurlijk heel mooi, maar het kan bij een contraverzekering heel onvoordelig uitpakken. Want stel dat de dga en zijn partner na hun pensionering nog twintig jaar verder leven, dan moet over elk jaar wel premie voor de contraverzekering worden betaald. Dan blijft er uiteindelijk weinig over voor de erfgenamen.”

Ook Theo Gommer heeft een vuistregel die de beslissing voor een pensioenstichting of -bv moet vergemakkelijken. “Een stichting is zeer geschikt als het enige doel is het uitkeren van een pensioen. Niet voor niets zijn alle pensioenfondsen stichtingen. Daarom is het geen goed middel om de doelen van een dga te realiseren. Die wil namelijk een pensioen, maar hij wil ook een constructie die voorkomt dat de fiscus makkelijk aan overtollig geld kan komen. Ik geloof dan ook niets van de berichten dat de pensioenstichting de laatste tijd weer populair wordt. Daar is geen enkele reden toe.”

Adrie Boxmeer is journalist.

Gerelateerd

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.