Magazine

Meer differentiatie, geen verschillende opleidingen

Hans Gortemaker wil een ruimhartiger toelating voor studenten uit andere vooropleidingen, meer inzet van niet-RA's in kantoren en meer differentiatie naar sector in de opleiding. Maar geen aparte studies voor mkb- en andere accountants. "Een audit is een audit."

Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 7, 2007

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

» Download dit artikel in pdf

William Rothuizen

Bij de vele klachten over het tekort aan jonge capabele beroepsbeoefenaren wordt steevast verwezen naar de te lage instroom van aspirant-accountants. “Maar het probleem ligt niet bij de instroom in de studie, ook niet bij de instroom in het beroep”, zegt Hans Gortemaker, hoogleraar accountancy aan de Erasmus Universiteit en adviseur bij PricewaterhouseCoopers. “Dit jaar is de instroom op universiteiten en heao's 25 procent hoger dan in het voorgaande jaar, zowel van mannen als vrouwen. Het beroep is kennelijk aantrekkelijk! Ik kan boos worden over al dat gezeur over grijs beroep, niet aantrekkelijk, er komen te veel regeltjes enz. Veel mensen praten erover met een gebrek aan facts and figures. Die 25 procent is gewoon waar. Jazeker, grote kantoren kampen met een tekort aan mensen, maar dat ligt niet aan de instroom.

Vrouwen

De pijn zit ergens anders: de grote kantoren blijken niet in staat om die jonge mannen en vrouwen vast te houden. In het vierde, vijfde en zesde jaar dat ze bij die kantoren zitten zien we een uitstroom van boven de twintig procent. Dat is een enorm verloop. Waarom kunnen kantoren hen niet vasthouden? Daar is onderzoek naar gedaan.

Wat missen ze? Coaching, uitdagingen, echte betrokkenheid bij hun werk. Pas daarna worden de arbeidsvoorwaarden genoemd.”

Zachte omstandigheden zijn dus de boosdoeners. Gortemaker illustreert dit met erop te wijzen dat de instroom voor vijftig procent uit vrouwen bestaat. In de top van de grote kantoren zou je diezelfde vijftig procent moeten terugvinden, maar daar is hooguit slechts vijf procent vrouw. Waar zijn ze gebleven? Een aanzienlijk aantal van hen verlaat het beroep. “Er worden initiatieven ontwikkeld om daar echt wat aan te doen”, zegt Gortemaker. “Het moet mogelijk zijn dat vrouwen in een bepaalde levensfase flexibel werken. Het is onzin om ervan uit te gaan dat een partner zeven dagen per week 24 uur aanwezig moet zijn. Dat zijn oude denkbeelden.”

Minder stringent

Als het personeelsgebrek niet wordt veroorzaakt door te weinig instroom maar door te groot verloop, blijft de vraag bestaan: hoe komen de kantoren aan voldoende medewerkers?

In ‘de Accountant’ van juli/augustus 2005 pleitte Vincent Tophoff, verwijzend naar het Britse model, ervoor om niet alleen te vissen in de kleine vijver van bedrijfseconomen, maar ook te kijken naar kritisch-analytische hoogvliegers met een andere vooropleiding.

“Een goed idee”, vindt Gortemaker en hij voegt eraan toe dat de Erasmus Universiteit samen met PricewaterhouseCoopers onderzoekt hoe bij mensen met een andere vooropleiding de deficiënties op een effectieve manier kunnen worden weggewerkt. “Voorwaarde is dat zij al een academische opleiding hebben gehad.

Het kritisch-analytisch denkvermogen moet er zijn. Maar laat er geen misverstand over bestaan, een flinke dosis economische kennis - zoals vereist in de Achtste Richtlijn enz. - zullen ze moeten verwerven. In het model dat ons voor ogen staat kunnen vrouwen en mannen in een tweejarige studie/praktijkopleiding worden gereedgemaakt om in te stromen in de postmaster-opleiding.”

Gortemaker onderstreept dat het een pittig traject is. “En laat niemand denken dat je mensen met een andere dan economische vooropleiding even een bijspijkercursus kunt geven. Dat zou ook helemaal niet kunnen, niet alleen vanuit de wetgeving gezien, maar ook omdat ons een opleiding van een brede accountant voor ogen staat die en een goed controleur en een goed adviseur is. Wel denken wij dat het goed is om iets minder stringent om te gaan met al die studiepunten. We zullen zeker meewegen wat zij in hun vooropleidingen al hebben gehad.”

‘Bepaalde werkzaamheden’

NIVRA-directeur Gert Smit merkte in ‘de Accountant’ van september 2005 op dat er in de praktijk veel standaardactiviteiten worden uitgevoerd waarvoor je geen academisch geschoolde accountant nodig hebt en kunt volstaan met mensen die mavo of havo hebben gevolgd plus een specifi eke beroepsopleiding voor het vak. Zou men langs deze weg iets kunnen doen aan het personeelstekort?

Gortemaker vind het een interessant idee: “Je kunt je zeker van bepaalde werkzaamheden afvragen en in de praktijk gebeurt dat al of je daarvoor een RA of een RA in opleiding nodig hebt. Je kunt mensen met goede andere opleidingen in huis halen voor bijvoorbeeld allerlei compliance-werkzaamheden die in het kader van Sarbanes-Oxley moeten worden uitgevoerd. De complexe regelgeving brengt een heleboel administratief werk met zich mee wat gedaan moet worden in de controleopdracht. Waarom zou je daar geen administratief geschoolde mensen op zetten? Neem het hele documentatieverhaal. Of het account-management. Zo zijn er meer werkzaamheden, vooral ondersteunende, die je door niet-accountants kunt laten doen. Zo creëer je meer ruimte.”

‘Geen segmentering’

In zijn prijswinnende essay ‘Van gevangenis naar speeltuin’ ('de Accountant, januari 2007) stelt Albert Fieret dat de de ‘generalistische expertiserol’ van de RA onder druk is komen te staan, maar dat daarvan aan inhoud en structuur van de RA-opleiding vooralsnog niets is te merken. Hij bepleit een verdeling van de accountancy in enerzijds de auditor, opgeleid om alle controles uit te voeren bij grote ondernemingen, en anderzijds de adviseur-accountant die werkt voor het mkb. Dat betekent voor Fieret een splitsing in de opleiding op basis van de sector (mkb of niet-mkb) waarin de aspirant accountant werkzaam is.

“Dat is segmentering”, stelt Gortemaker korzelig vast. “Als Fieret voorstelt dat er twee RA-opleidingen van verschillend niveau moeten komen, dan ben ik het met hem oneens. Een audit is een audit. Dat zegt de Europese regelgeving. Neem Scandinavië, daar geldt de wettelijke controle ook voor de bakker en de slager. In een aantal landen moeten alle ondernemers gecontroleerd worden. Controle is controle, Aen B-merken bestaan daar niet. Dat betekent dat ook de RA in het mkb zich aan de geldende standaarden moet houden.”

Bandbreedte

“Ik adviseer de Commissie Eindtermen Accountantsopleidingen (zie kader) wat meer met bandbreedtes te gaan werken, waardoor voor mkb-accountants meer aandacht kan worden gegeven aan bijvoorbeeld adviesvaardigheden en comptabele vakken. Ik geloof in meer differentiatie, niet in verschillende opleidingen. Het is natuurlijk niet meer zo dat je als RA een bordje ‘Ik kan alles’ in je tuin kunt zetten. We zien vaak dat RA's na een jaar of drie in de praktijk te hebben gewerkt zich gaan specialiseren. Ze kiezen dan bijvoorbeeld voor het mkb.”

Advies over eindtermen

Voorzitter Loek Vredevoogd van de Commissie Eindtermen Accountantsopleidingen, heeft een werkgroep samengesteld om de CEA te adviseren. Hans Gortemaker is voorzitter van deze werkgroep. Ook in deze rol streeft Gortemaker naar een mate van flexibilisering, ook al is het kader voor de opleidingen vrij strak. Zo moet de CEA rekening houden met de Achtste Europese Richtlijn, de IFAC-education standards en de beroepsprofielen van NIVRA en NOvAA.

Met vertegenwoordigers van universiteiten, heao's, NIVRA en NOvAA is de werkgroep een heterogeen gezelschap. “Toch gaan we proberen en daar ben ik zeer optimistisch over om tot een gezamenlijke aanpak te komen voor de RA- en de AA-opleiding”, zegt Gortemaker. “We moeten natuurlijk de eindtermen beschrijven van de verplichte vakken, maar ik wil dat dat niet te gedetailleerd gebeurt. Ook wil ik bandbreedtes aangeven voor de zwaarte, het moet studeerbaar blijven. De RA- en de AA-opleiding kunnen daarin differentiëren.”

Ook streeft Gortemaker naar een deel ‘vrije ruimte’ in de totale onderwijsbelasting. Die zou als volgt gevonden kunnen worden: stel dat er voor de trajecten master en post-master samen driehonderd studiepunten beschikbaar zijn. Daarvan zou de CEA tweehonderd punten kunnen inkleuren waardoor er vrije ruimte ontstaat die de opleidingsinstituten en beroepsorganisaties kunnen gebruiken om het universiteits- en beroepseigene verder in te kleuren. De NOvAA kan bijvoorbeeld voor belastingrecht meer ruimte wensen dan in de eindtermen wordt aangegeven, omdat de mkb-accountants daaraan behoefte hebben. Terwijl het NIVRA die ruimte misschien zou willen bestemmen voor onderwerpen als corporate governance of controle in internationale ondernemingen.

Gortemaker: “Wat de hoofdvakken betreft bestaat er bij de hoogleraren communis opinio over wat die vakken zouden moeten betekenen. Op dat gebied gaan we echt geen aardverschuivingen voorstellen. Waar de werkgroep op afstevent is meer flexibiliteit en ruimte voor vernieuwingen, accenten en concurrentie tussen opleidingen. Dat houdt de zaak in beweging.”

Gerelateerd

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.