Magazine

Duurzaam van nature

Duurzaamheidsverslaglegging - ook iets voor het midden- en kleinbedrijf? Ja zeggen IFAC, het Global Reporting Initiative en diverse landelijke organisaties. De kans is echter groot dat de gemiddelde mkb’er het zal afwijzen. “We werken allang zo, en opschrijven heeft geen toegevoegde waarde.”

Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 9, 2005

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

» Download dit artikel in pdf

Peter van Rietschoten

Duurzaam doen is in. Zichzelf ermee afficheren wordt vooral door de multinaltionals met enige graagte gedaan en de duurzaamheidsverslaglegging krijgt niet alleen steeds meer gezag maar ook in toenemende mate de status van regel en voorschrift. Of men in het midden- en kleinbedrijf de handen op elkaar zal krijgen voor een gestructureerde of zelfs verplichte verslaglegging over de duurzame of maatschappelijk verantwoorde kanten van het ondernemen is nog maar de vraag. Het lijkt erop dat met name de ‘k’ van het mkb de opvatting huldigt ‘waarom zouden we gaan opschrijven wat voor ons toch al doodnormaal is?’. Daartegenover staat de overtuiging dat het instrumentarium voor duurzaamheidsverslaglegging ook voor het midden- en kleinbedrijf klaar ligt, de toegevoegde waarde er zeker zal zijn, maar dat de politieke wil ontbreekt.

Politieke wil

Adriaan van Engelen, directeur van de stichting Stimular, die initiatiefnemer is van DuurzaamMKB.nl, vindt bijvoorbeeld dat de Milieubarometer.nl vooral voor mkb-ondernemingen een goede basis kan zijn voor milieuverslaggeving. Dat van dit soort instrumenten weinig gebruik wordt gemaakt, wijt hij aan het nauwelijks bestaan van een vraag naar duurzaam ondernemen, laat staan –verslaglegging, door deze categorie bedrijven. “De overheid is in deze passief. Van Economische Zaken hoeft het mkb niets en ze leveren die bedrijven ook bepaald niet veel stimulans om iets te doen aan duurzaam ondernemen. Er is wat vrijblijvende up-talk, meer niet. Het instrumentarium ligt klaar, maar de politieke wil om het te gaan gebruiken ontbreekt.”

‘Klant’

Ook de klanten van het midden- en kleinbedrijf zijn niet zo specifiek in duurzaamheid geïnteresseerd als sommige stakeholders bij internationale ondernemingen, stelt Van Engelen. “Hooguit is het enigszins een issue bij de grote mkb-ondernemingen en bedrijven die tot een keten behoren.”

Volgens hem zou er al veel worden gewonnen als de overheid duurzaam inkopen voor lokale overheden op de agenda zou plaatsen. “Als er bijvoorbeeld leveringscriteria zouden worden opgesteld en daar dan ook de verplichting bij zou horen om er beknopt over te rapporteren, dan zouden we voor het mkb al een heel eind verder zijn. Nu bestaat er voor het overgrote gedeelte van de mkb-bedrijven geen toegevoegde waarde om er iets aan te doen. Animo is er zodra er een klant is.”

Allang zo

Op dat aspect ‘toegevoegde waarde’ wordt ingehaakt door Ger van den Berg, participant bij BDO en voorzitter van de MKB-Platformcommissie van het NIVRA. “De toegevoegde waarde is doorgaans beperkt. Er moeten nogal wat kosten worden gemaakt, vaak is het simpelweg niet duidelijk waarom het überhaupt zou moeten worden gedaan, en als dat wel zo is, dan is de doelgroep maar al te vaak erg klein. Meestal gaat het om de directie, de bank, mogelijk de fiscus en soms de medewerkers. Nut en noodzaak zijn niet duidelijk. Waar nog een kenmerkende mkb-opvatting bijkomt: ‘Zoals we al heel lang werken en wat bij ons altijd al gebruikelijk was en is, is duurzaam genoeg.’”

Van den Bergs constatering lijkt overeen te komen met hetgeen Enno Masurel, hoogleraar duurzaam ondernemen aan de Vrije Universiteit, eind vorig jaar in zijn oratie naar voren bracht (zie kader).

Opportunistisch

Ook wijst Van den Berg op de ‘opportunistische’ zienswijze van veel mkb-ondernemers. Die komt er volgens hem op neer dat maatschappelijk verantwoord ondernemen weliswaar als zinvol wordt beschouwd, maar dat zélf gaan ondernemen volgens duurzaamheidsrichtlijnen vooral een kwestie is van financiële ruimte en conjunctuur.

Van den Berg: “Maar pas op: de conclusie dat het mkb dús niets of maar weinig doet aan duurzaamheid zou een verkeerde zijn. Ik ben van mening dat de meeste mkb-ondernemingen heel maatschappelijk betrokken zijn en heel goed weten wat wel en wat niet goed is voor hun onderneming. Wat betreft de continuïteit van hun bedrijf hebben ze vaak een (hele) langetermijnvisie, maar als het gaat om kansen benutten zijn ze doorgaans gericht op de korte termijn, dus op snel resultaat. Zo gaan ze ook om met maatschappelijk verantwoord ondernemen en duurzaamheid.”

Productie-ondernemingen

En áls er dan bij de mkb-bedrijven meer ruimte en aandacht is voor maatschappelijk verantwoord ondernemen, zal dat dan ook leiden tot een grotere bereidheid om energie te steken in een verslaglegging daarover? Van den Berg heeft daar, net zoals Van Engelen, zijn twijfels over: “Ik denk dat met name de kleine bedrijven er geen echte interesse voor zullen krijgen. De grotere wel, maar dan alleen nog maar stapje voor stapje en waarschijnlijk met name omdat het dan om verplichtingen zal gaan. Dan kom je al gauw uit bij de productie-ondernemingen.”

Spagaat

Ook Marcel Braakman, hoofd Verenigingszaken MKB-Nederland, heeft bij herhaling vastgesteld dat duurzaamheidsverslaglegging in het midden- en kleinbedrijf door het antwoord op de vraag what’s in it for me? niet echt van de grond komt. Hij is sceptisch, spreekt over een spagaat en wijst daarbij op dezelfde tegenstellingen als Masurel, Van Engelen en Van den Berg. “De gemiddelde mkb-onderneming doet veel meer aan maatschappelijk verantwoord ondernemen en aan duurzaamheid dan menigeen denkt. In vergelijking echter met de grote ondernemingen weten ze van nature heel goed wat duurzaamheid en duurzaam ondernemen is. Ze doen het meer onbewust en besteden geen energie aan het ‘mooi en doordacht opschrijven’ van die inspanningen. Met als gevolg dat er op het mkb te snel het etiket wordt geplakt van ‘die doen niks’. En dat is onjuist.”

Administratieve verplichting

Binnen MKB-Nederland heeft dit al vele malen tot discussies geleid over ‘hoe dan?’. Braakman: “Enerzijds wil de mkb-ondernemer best graag laten zien dat hij maatschappij- en milieubewust onderneemt, met bepaalde (winstbeperkende) opvattingen rekening houdt, geen producten inkoopt die door kinderarbeid tot stand zijn gebracht en geen grondstoffen gebruikt die afbreuk doen aan het leven elders op de wereld. Anderzijds zitten
mkb-ondernemers dus absoluut niet te wachten op nog meer administratieve verplichtingen. En al helemaal niet op een verschuiving van aanbeveling of aanwijzing naar verplichting. Dat is dwars tegen de tijdgeest en hun ondernemingsopvattingen in.”

Blijft de vraag ‘hoe dan?’ Braakman: “Groot zal er eerder toe overgaan dan klein. Dat geldt ook voor bedrijven die consumentgericht zijn. Daar zijn aanknopingspunten. Verder kunnen brancheverenigingen in deze wellicht effectief zijn. Een goed verhaal over de duurzaamheid die door een bepaalde sector wordt nagestreefd kan voor veel bedrijven èn hun stakeholders nuttig zijn.”

En MKB-Nederland? Braakman: “Wij doen het nodige op het gebied van het mkb en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Maar we zijn geen voorstander van een verplichte verslaglegging over duurzaam ondernemen. De doeners doen het al, de niet-willers moet je niet dwingen, en wij zeker niet.”

Wetenschappelijk bezien

Enno Masurel is sinds maart vorig jaar hoogleraar Duurzaam Ondernemen aan het Centrum voor Innovatie en Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen van de VU. In zijn oratie ‘Duurzaam ondernemen in het midden- en kleinbedrijf: jongleren met de Triple P’ concludeerde hij dat duurzaamheid bij het midden- en kleinbedrijf beslist een belangrijke rol speelt. Kleinere bedrijven publiceren evenwel geen dikke (of helemaal geen) rapporten over de drie P’s (people, planet en profit). Aandacht voor duurzaam ondernemen is er wel degelijk, maar hun benadering daarvan ligt anders, aldus Masurel.

In Het Financieele Dagblad (20 augustus 2004) stelde de hoogleraar dat bepalende factoren voor duurzaam ondernemen in het mkb met name zijn de aanwezigheid en drijfveren van de ondernemer/eigenaar, lokale en regionale gerichtheid (familie, buurt, sportclub), en andere c.q. bredere waarden dan winstmaximalisatie, zoals continuïteit. Masurel ziet een centrale rol weggelegd voor brancheorganisaties. Die zouden duurzaam ondernemen meer moeten promoten.

Gerelateerd

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.