Opinie

Verkeerd verbonden

Peter Eimers riep onlangs op tot 'verbinden'. Op het eerste gezicht schreef hij een sympathiek stukje, onder meer geïnspireerd door zanger Stef Bos: 'Niemand van ons kan het alleen, we zijn allen blaadjes aan die hele grote boom.' Een zin die goed past bij de bezinning rond Kersttijd.

Eimers houdt niet zo van de ‘scherpe dialoog en polarisatie’. Zoek de verbinding en verplaats jezelf in de ander. Nogmaals, het klinkt sympathiek. Net als het volgende citaat: “De stip aan de horizon bepalen, vertrouwen in elkaar hebben en elkaar vasthouden.” Een beetje zweverig, maar dat mag zo rond die donkere dagen met Kerst.

Toch bevalt Eimers’ opinie mij niet, zeker niet na goede herlezing. Daarom eerst maar eens gekeken in welke hoedanigheid hij dit schreef. Als partner bij PwC? Als hoogleraar? Als voorzitter van het Adviescollege voor Beroepsreglementering?

Het bleek dat laatste te zijn. En juist daarom bevalt zijn betoog mij nog minder. Eimers fulmineert bijvoorbeeld tegen het feit dat we in Nederland vooruitlopen op Europese accountantsregelgeving omdat “de BV Nederland heeft besloten om zelf regels te definiëren. Met een verstikkende lappendeken aan regelgeving die onrust veroorzaakt in het internationale zakenverkeer” tot gevolg.

Als hoogleraar en professioneel-kritische lezer denk ik dan echter: waarom zijn die regels er gekomen? Wat wordt ermee beoogd? Kan dat doel met die regels worden gerealiseerd? En hoe consistent en consequent is het verhaal van Eimers eigenlijk, nu hij zelf verwijst naar regelgeving – onder zijn leiding tot stand gekomen - met zware Nederlandse accenten (VGBA, ViO, uitgebreide controleverklaring, NVKS en 4410)?

Eimers bekijkt de regels in zijn recente betoog echter op een andere wijze en noemt internationale verbinding “het enige alternatief”. Om vervolgens een redenering op te zetten vanuit dat klantbelang: “Grote internationale organisaties hebben soms wel belangen in vijftig landen. Hoe realistisch is het om te verwachten dat accountants zich in al die landen aan de specifieke regels in Nederland houden en volgende week bij een ander concern aan de specifieke regels uit België, Luxemburg, Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk of de Verenigde Staten?

Geen misverstand: ook ik ben voor harmonisatie van regelgeving. Ook ik ben voor efficiency waar dat kan. Maar laten we de discussie voeren op de inhoud van noodzakelijke regelgeving en de weg ernaar toe, niet op basis van abstracte kritiek vanuit louter klantperspectief en het perspectief van accountantsorganisaties.

Uitvoerbaar

Een ander punt is dat Eimers het werk van ‘standard setters’ ziet veranderen, omdat de reikwijdte van wat ze moeten regelen bij anderen komt te liggen. Hij spreekt zijn voorkeur uit voor het Engelse systeem van de Financial Reporting Council. Eimers plaatst wel een kanttekening: “Het lijkt wel verstandig de techniek zoveel mogelijk bij de professionals te laten, of het nu om de verslaggevingsregels gaat, om regels met betrekking tot de governance of om de controlestandaarden. Dit om te borgen dat regels ook in de praktijk uitvoerbaar blijven.

Tsja, het moet “in de praktijk uitvoerbaar blijven”. Je kunt het er niet mee oneens zijn. Maar kan dat alleen als we de techniek bij de professionals laten? Hebben we dat in het verleden eigenlijk niet veel te veel gedaan? Anders gezegd: heeft de ontsokkeling van het accountantsberoep niet mede te maken met het feit dat er te weinig checks & balances waren en teveel zelfregulering? Bijvoorbeeld op het gebied van fraude en corruptie?

Dat laatste is een thema waar Eimers ook over spreekt. ‘Fraude en corruptie de wereld uit’ noemt hij “een nobel streven”. Om te vervolgen met: “maar dat wil niet zeggen dat accountants alle fraude en corruptie kunnen ontdekken”.

Dat laatste verwacht denk ik niemand en ik zeker niet. Eimers stelt daarna dat van een accountant wel mag worden verwacht dat accountants “het risico op materiële fouten en/of schendingen van wet- en regelgeving (waaronder fraude en corruptie) identificeren en aan de hand daarvan passende controlewerkzaamheden uitvoeren.

De geciteerde zin is door Eimers precies binnen de lijntjes van de bestaande regelgeving geformuleerd. Hij legt het accent keurig op het woord ‘risico’. Maar Eimers weet met mij – zeker vanuit zijn praktijk bij vaktechniek van een groot kantoor, maar ook in zijn andere hoedanigheden – dondersgoed dat het probleem in de praktijk niet alleen bij het signaleren van risico’s ligt. Het probleem van de praktijk is wat de accountant doet als risico’s zich manifesteren. De recent door mij besproken voorbeelden van de Amsterdam Trade Bank en Damen Shipyards zijn daar weer voorbeelden van.

Verontrustend

Maar de wat mij betreft meest verontrustende passage in zijn betoog is de volgende: “Wat is het realiteitsgehalte dat zo snel mogelijk alle controles perfect moeten zijn, als in internationaal verband de zes grote accountantskantoren zich hebben gecommitteerd aan IFIAR om in drie jaar het aantal tekortkomingen met 25 procent te verminderen?

Tsja, wat zou daar mis mee kunnen zijn? De 25 procent? Of dat er weer drie jaar tijd wordt verkregen? Waarbij we die 25 procent en drie jaar extra tijd bovendien moeten afzetten tegen het feit dat de Wet Toezicht Accountantsorganisaties (waarin de regels staan waaraan vergunninghouders moeten voldoen) reeds in 2006 is ingevoerd. De toezichthouder is sindsdien in meerdere rapportages duidelijk geweest over de norm en heeft deze via boetes voor de grote accountantskantoren gehandhaafd.

Wat er voor mij echter met name aan het citaat mis is, is dat het om de woorden van de voorzitter van het Adviescollege gaat. Dit college is er voor de hele sector en niet alleen voor de zes grootste kantoren. Wat wordt er gedaan ten aanzien van de andere kantoren? Zijn de Nederlandse of internationale regels voor hen op korte termijn wel zinvol? Hoe gaan we hen stimuleren om de controlekwaliteit te verbeteren? Zou juist de context van de kleinere, Nederlandse accountantsorganisaties niet de eerste zorg moeten zijn van de voorzitter van het Adviescollege?

Kortom: wat mij betreft uiteindelijk toch geen sympathiek verhaal van Eimers. Het had zo niet geschreven moeten worden door een voorzitter van een Adviescollege. Het betoog over onze ‘verstikkende lappendeken aan regelgeving’, het benadrukken van het belang van internationale klanten, het pleidooi om de techniek van regelgeving door accountants te laten borgen om het in de praktijk uitvoerbaar te houden, het niet raken van het kernprobleem als het gaat om fraude en corruptie en een eenzijdige blik op de zes grote kantoren: ze geven Eimers’ betoog meer het karakter van kantoorretoriek dan dat van een sympathiek stukje.

Ik lees de opinie van Eimers dan ook als een zalvend betoog, dat onder de noemer van verbinding gericht is op het behartigen van klant- en kantoorbelangen. Een betoog dat niet gericht is op de noodzaak tot verandering, een betoog waarin de kritiek op het accountantsberoep niet inhoudelijk wordt betrokken, een betoog dat ademt als een oproep dicht te blijven bij een status quo.

Mijn conclusie? Eimers schreef zijn bijdrage vooral als partner van een accountantsorganisatie. En niet als voorzitter van het Adviescollege noch als hoogleraar. Daarmee zoekt hij niet de verbinding binnen de totale accountantsketen, maar roept hij juist op tot deze polemiek. Anders gezegd: tot een scherpe dialoog en polarisatie.

Voorop lopen

Ik realiseer me dat ik mij met deze bijdrage bij een deel van het lezerspubliek niet populair zal maken. Het verwijt zal zijn dat het op de persoon wordt gespeeld. Dat is echter niet mijn bedoeling: ik kom met inhoudelijke argumenten (bovendien: je ontkomt er niet aan om Eimers te citeren als je op zijn stuk wilt reageren). En ik sta daarin niet alleen. Een paar voorbeelden.

Waar Eimers pleit voor een stevige rol van professionals bij regelgeving om het ook in de praktijk werkbaar te houden, stelde Roger Dassen onlangs dat de helft van de internationale standardsetters bestaat uit practitioners, veelal afkomstig van de big four, “waardoor de indruk blijft bestaan dat zij de standaarden wellicht toeschrijven naar de belangen van de praktijk”. Voorts geeft hij aan dat een tijdperk van 150 jaar zelfregulering definitief wordt afgesloten. Wat in lijn ligt met de internationale inspanningen van de Public Interest Oversight Board (PIOB), die de macht van de praktijk wil inperken.

Waar Eimers refereert aan bestaande regelgeving op het gebied van fraude, spreekt de werkgroep Toekomst Accountantsberoep over “de halfslachtige benadering van het fraudevraagstuk binnen de huidige regelgeving”. De oplossing ligt niet in het blijven wijzen op frauderisico’s, de oplossing ligt in een mentaliteitsverandering binnen het accountantsberoep.

Waar Eimers wijst op de afspraken van de ‘grote zes’ en IFIAR, wijzen toezichtsrapportages uit dat ook de kleine accountantsorganisaties en vergunninghouders een kwaliteitsprobleem hebben in hun controlepraktijk.

Waar Eimers wijst op een periode van drie jaar om het aantal tekortkomingen in de accountantscontrole met 25 procent te verminderen en vooral wacht op internationale harmonisatie van de regels, is het nog maar de vraag of de (Nederlandse) politiek dat voortvarend genoeg acht. In de woorden van Tweede Kamerlid Henk Nijboer in de jongste editie van Accountant: “Als veranderingen noodzakelijk zijn kun je beter voorop lopen dan achteraan.

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Marcel Pheijffer (1967) is hoogleraar Forensische Accountancy aan de universiteiten Nyenrode en Leiden.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.