Opinie

Advies en controle in één hand blijft een riskante combinatie

Onderzoekers hebben te weinig oog voor mogelijke negatieve effecten van combinaties.

Er bestaat veel wetenschappelijk onderzoek over accountancy en met name over het thema controlekwaliteit. Recent (2017) publiceerde hoogleraar Jan Bouwens een paper over de relatie tussen de kwaliteit van de accountantscontrole en adviesdiensten. Daarop borduurde hij voort in een opinie  (2018) op Accountant.nl.

Bouwens concludeert dat er weinig bewijs bestaat voor een kwaliteitsverlagend effect op de controle indien ook adviesdiensten aan dezelfde cliënt worden geleverd. Sterker, hij stelt dat onderzoek juist vaak wijst in de richting van kwaliteitsverhoging.

Bouwens reageert met zijn onderzoek op de teneur in politiek en debat, waarin vaak wordt aangenomen dat de combinatie van controle- en adviesdiensten bij dezelfde cliënt een negatieve uitwerking heeft op het controlewerk van de accountant. De politiek heeft enige tijd geleden dan ook maatregelen bevolen die de mogelijkheden van zo'n combinatie drastisch inperken.

Belangrijker dan wetgeving is de praktijk: commissarissen, auditcommissies, maar ook bestuurders vinden het al jaren steeds minder passend om hun controlerend accountant adviesdiensten te laten verlenen vanwege de afhankelijkheidsrisico’s die een dergelijke combinatie met zich meebrengt. In termen van de Code Corporate Governance (2008): het bestuur en de auditcommissie dienen jaarlijks aan de RvC te rapporteren over de wenselijkheid van het verrichten van niet-controlewerk door dezelfde organisatie die de accountantscontrole uitvoert. De hieruit gegroeide praktijk is dat de diverse partijen (RvC, auditcommissie, RvB) kiezen voor een kantoor dat controleert en een ander kantoor dat adviseert. Voorts stellen onderzoekers zoals DeFond en Zhang (2014) en Sharma (2014), dat investeerders een probleem zien in de combinatie van controle en advies.

Wetenschappelijk onderzoek dat - zoals Bouwens heeft gedaan - vooral kijkt naar controlekwaliteit bij de combinatie van diensten en niet (ook) naar de onafhankelijkheidsrisico's, heeft wat mij betreft beperkte waarde. Het wordt echter te pas en te onpas aangehaald. Zo noemt Bouwens een studie van Koh, Rajgopal en Srinivasan uit 2015 een 'belangrijk onderzoek'. Van mij mag het direct de prullenbak in, omdat het stoelt op onderzoeksdata uit de periode 1978-1980.

Het was in die tijd en in de toenmalige context wellicht relevant, maar nu in het geheel niet meer. Het drietal stelde vast dat accountantskantoren die aan een bedrijf adviesdiensten leveren naast de controle, een betere kwaliteit leveren. Maar dat was in een tijd waarin de commercialiseringsslag binnen de accountancy nog niet echt had plaatsgevonden. Een tijd waarin de combinatie van controle en advies nog geen vast onderdeel uitmaakte van het businessmodel van accountantsorganisaties (simpelweg omdat veel advieskennis toen nog niet in huis was).

Bovenal was het vóór de tijd - begin deze eeuw - waarin de grote boekhoudschandalen zich openbaarden. Ik noem er twee ter illustratie. Ten eerste Worldcom, qua omzet een top-20-cliënt van Arthur Andersen. Worldcom stond binnen dit accountantskantoor bekend als a flagship client and a Crown Jewel of its firm; het zocht a long term partnership met Worldcom.

Tussen 1999 en 2001 ontving het kantoor ruim $ 14 mln voor controles en ongeveer $ 50 mln voor adviezen, juridische en fiscale ondersteuning. De meeste van deze adviesdiensten zijn onder de huidige wetgeving verboden in combinatie met controlediensten. Het tweede schandaal betreft Enron en laat ik verder onbesproken, evenals mijn eigen ervaringen in een aantal dossiers waarin het goed misging.

Bouwens haalt nog een ander onderzoek aan dat er niet toe doet (Ciconte, Knechel en Mayberry (2017)). Dat onderzoek laat zien dat de cliënt die de accountantsorganisatie zowel controle- als adviesdiensten laat uitvoeren meer winst maakt. Een gegeven dat echter niets zegt over de kwaliteit van de controle. En juist daarover gaat het debat.

Zolang academici en accountants alleen kijken naar (vermeende) kwaliteitseffecten van de combinatie van controle- en adviesdiensten en zij zaken als afhankelijkheidsrisico's en schade niet in hun beschouwingen meenemen, schaar ik mij aan de zijde van de wetgever, politiek, commissarissen, auditcommissies, bestuurders en investeerders die wél oog hebben voor de mogelijke negatieve effecten.

De twijfelaars raad ik aan de zeer lezenswaardige speech van Arthur Wyatt Accounting professionalism - They just don’t get it! (2003) tot zich te nemen. Een verhaal van binnenuit van een voormalig partner van Arthur Andersen. Inderdaad ja, van Worldcom en Enron.

Deze opinie is ook geplaatst in het FD van 18 januari 2018.

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Marcel Pheijffer (1967) is hoogleraar Forensische Accountancy aan de universiteiten Nyenrode en Leiden.

Gerelateerd

23 reacties

Rik Blijham

Het abstractieniveau van Wims bijdragen is soms wellicht wat hoog en hij raakt misschien niet altijd de juiste toon maar om zijn reacties nu op één lijn te stellen met reacties die de blogs van Marcel op dit moment oproepen gaat echt veel te ver.Ik haal graag een andere spelregel voor debat aan: vermijd dialogen. Net zoals bij mensen die hun geschil via whats-app trachten te beslechten leidt dat al snel tot alleen maar toenemende irritatie. Jan en Wim, jullie standpunten zijn mij als lezer al lang duidelijk, de laatste uitwisselingen hebben daar wat mij betreft niets aan toegevoegd.

Wim Nusselder

Beste Jan B. (en redactie)
Mijn vorige bijdrage is geen persoonlijke aanval.
Met het constateren van belangen toonde ik begrip voor een beperkt perspectief.
Zowel beperkt perspectief, als het hebben van belangen en zelfs ‘belangenverstrengeling’ horen bij het mens-zijn en zijn niet automatisch verwijtbaar.
‘Belangenverstrengeling’ heeft m.i. ten onrechte een te negatieve connotatie.
Zoals ik 21/7/17 schreef in Venijn: “Voor verbinden en combineren van belangen zijn vaak goede argumenten”.

Paradigma’s (voor Jip en Janneke vertaalt als ‘oogkleppen’) zijn in de wetenschap onvermijdelijk en noodzakelijk om ‘bodies of knowledge’ op te kunnen bouwen.
Ook oogkleppen zijn niet voor niets uitgevonden en hebben een nuttige en soms noodzakelijke functie.
Het is wel te adviseren om oog te hebben voor de schaduwkanten daarvan.

Jan Bouwens

@redactie

Vandaag verschenen er twee persoonlijke aanvallen op deze trail. Eeenn aan Marcel, een aan mij (zojuist). Mag ik de redactie vragen deze te verwijderen?

Wim Nusselder

Beste Jan B.,
Dit gaat nog steeds over de oogkleppen (alias het paradigma, alias het beperkte perspectief) van die onderzoekers.
Daardoor zijn hun ‘vaststelling van feiten’ en de relevantie van hun onderzoek omstreden.
Het omstreden zijn van die ‘feiten’ en van de relevantie van dat onderzoek wordt geïllustreerd door deze discussie tot nu toe.

Dat het daar nog steeds over gaat, ondanks het afhaken van diverse meelezers, komt door jouw hardnekkigheid.
Die hardnekkigheid is begrijpelijk, want komt o.a. voort uit jouw belang bij de FAR, die nogal positivistisch ingesteld lijkt.
Juist de FAR en dus jij zou ruimte moeten bieden en het belang moeten inzien van paradagmaverbreding of -second best- ruimte bieden aan meerdere paradigma’s.

Alleen paradigma/perspectief-verbreding kan een einde maken aan het langs elkaar heen praten van voor- en tegenstanders van scheiding van advies en controle.
Terecht dat je graag wetenschappelijk onderzoek gebruikt voor verbreding van het perspectief van practitioners.
In dit geval ben ik het eens met je conclusie, dat de wenselijkheid van scheiding van advies en controle geen axioma moet zijn.
Ik kom echter via een heel andere weg tot die conclusie dan jij, vanuit een breder perspectief/paradigma.

Paradigma’s bepalen onze -intersubjectieve- feiten.
Paradigma’s tegenover feiten zetten is een valse tegenstelling en een retorische truc.

Jan Bouwens

@Wim

Waar gaat dit nog over?

Onderzoekers stellen vast dat de regulator niet vaker fraudes en andere onregelmatigheden tegen komt in gevallen waar kantoren advies en controle doen. Heeft niets te maken met paradigama maar met feiten. Dat de tand des tijds van invloed is op de resulaten of dat commercie mee ging spelen blijkt niet als we naar de uitkomsten kijken.
Ik gebruik graag uitkomsten van onderzoek omdat die een ander perspectief kunnen geven op een probleem.

Wim Nusselder

Beste Jan B.,
Een onderzoeker mag één paradigma volgen.
Tot op zekere hoogte is dat zelfs noodzakelijk om voort te kunnen bouwen op kennis die al door anderen is opgebouwd.

Een wetenschappelijk docent moet met meerdere, verschillende paradigma’s overweg kunnen.
Als wetenschappelijk docent moet je tenslotte studenten wegwijs kunnen maken in verschillende paradigma’s.

Een hoogleraar moet in staat zijn om meerdere paradigma’s actief te hanteren en benutten.
Kunnen wisselen van paradigma/perspectief is de meerwaarde van de inbreng van hoogleraren in het maatschappelijk debat.
Bovendien moet je als hoogleraar wetenschappers kunnen begeleiden in hun keuze tussen en na keuze van verschillende paradigma’s.
Ook als die paradigma’s afwijken van het paradigma dat je eigen voorkeur heeft.

Ik laat de delen van je laatste reactie dd. 21/1 even buiten beschouwing waarin ik dat vermogen niet herken.
Je zult daar vast toe in staat zijn.
Je neiging tot debatteren (in plaats van samen zoeken naar perspectiefverbreding) lijkt je echter een beetje in de weg te zitten.

Het cybernetisch paradigma (met daaraan inherent: normstelling als basis voor kwaliteitsverbetering) is mijns inziens achterhaald door “The poverty of management control philosophy” van Geert Hofstede uit 1978 in alle behalve tamelijk uitzonderlijke situaties.
Ja, ik weet dat ik daarmee inga tegen zo ongeveer de hele controleleer en dat ik daarmee het bestaansrecht van accountancy lijk te ondergraven.
Dat hoeft denk ik niet het geval te zijn, maar de toekomst van het beroep vergt denk ik wel meer mentale lenigheid van accountants dan ik tot nu bij velen aantref.
Accountancy en accountancy-wetenschap leiden in mijn voorlopige diagnose aan een armoede die sterk vergelijkbaar is en deels voortkomt uit de armoede die Geert Hofstede in 1978 constateerde.

Geert Hofstede bood al in 1978 een alternatief: het homeostatisch paradigma.
Niet de thermostaat, maar de levende cel staat daarin model voor organisaties en organisatie-onderdelen.
Geen mechanisch systeem, met functiescheiding, waarin mensen en afdelingen gescheiden moeten worden om de organisatie als geöliede machine te kunnen laten functioneren.
Geen model dat mensen als willoze radertjes in een machine neerzet en dat -bij toepassing- mensen van zichzelf vervreemdt en disempowert.
Homeostase verwijst naar een volcontinu proces waarmee een systeem intern en extern dynamisch evenwicht bewaart.
Geen planning & control cyclus met discrete fasen/stappen, maar continue interne en externe communicatie met beperkte functiescheiding.
Zelfsturing van organisatie-onderdelen, in essentie, waardoor ook organisaties als geheel ‘organischer’ gaan functioneren.

Dat homeostatische paradigma was volgens hem in reguliere productieomgevingen effectiever en efficiënter dan het cybernetische.
Hij maakte dat aannemelijk met een case study.
Voor organisaties en organisatieomgevingen die niet voldoen aan de vooronderstellingen van cybernetica noemde hij het politieke paradigma als alternatief.
Dat werkte hij in (mogelijk nog te beperkte mate) uit in “Management control of public and not-for-profit activities” uit 1981.
E.e.a. is recent opgediept en weer onder de aandacht gebracht, o.a. door Max Visser in “Management control, verantwoording en leren in publieke organisaties” (2015).

Een verdere uitwerking van dat politieke paradigma (voor complexe en veranderlijke organisatie-omgevingen) is mijns inziens mogelijk op basis van het werk waarmee Geert Hofstede in de 80er jaren internationaal doorbrak: zijn onderzoek naar nationale en bedrijfsculturen.
De financiële professie dient m.i. opgevat te worden als het organiseren en monitoren van de wisselwerking tussen organisatiecultuur en omgevingscultuur met het oog op dynamisch evenwicht, zowel intern, als MET die omgeving, als IN die omgeving (een duurzame samenleving).
Dat heeft consequenties voor de relatie tussen advies en controle, accountants en gecontroleerden EN accountancy-wetenschappers en hun onderzoeksobjecten die ik graag samen met jou (en anderen) uitwerk.

Jan Bouwens

@Wim
Je zegt:
“Het bredere effect van de rol van accountants op het vertrouwen in het economisch verkeer laat zich niet meten.
Dus meten we wat we wél menen te kunnen meten (of ze werken overeenkomstig hun maatstaven en verslaglegging verbeteren).
Vervolgens doen we of dat wat nuttigs zegt.
Dat is wat je zegt, toch?”

Ik denk dat we in twee verschillende werelden leven Wim. Ik meen dat het onmogelijk is de onafhankelijkheid van de accountant volledig te vatten en kijk daarom naar een heel belangrijke uiting daarvan, de kwaliteit van de controle. We weten uit onderzoek dat als het daar mis gaat de stakeholder weg loopt of een hogere prijs hanteert. DAT HANDELEN VAN DE STAKEHOLDER GEEFT EEN INDICATIE VOOR HET VERTROUWEN IN HET ECONOMSICH VERKEER.
Opmerken dat we dan maar meten wat we kunnen meten vind ik een dooddoener als we gedrag kunnen voorspellen op basis van wat we meten zijn we zeker op de goede weg.

Je zegt: “Het overgrote deel van de sociale werkelijkheid is echter niet objectiveerbaar. Wetenschappers maken daar namelijk zelf deel van uit.”

Veel zaken houden vrij lang stand hoor (al zijn ze dan gekleurd in jouw ogen. Casparus Barlaeus (medeoprichter huidige UvA) inaugureerde met de stellingen omtrent “De wijze Koopman”. Daar zitten we nog steeds heel dicht bij. Al is de sociale werkelijkheid niet objectiveerbaar, intersubjectiviteit is ook veel waard, als was het alleen al omdat wedan met WERKBARE oplossingen kunnen komen in plaats van vage termen.

Je zegt:“Jullie reacties, René en Jan, zijn een schoolvoorbeeld van wat ik ‘controlekwaliteit-fetishisme’ noemde (artikel hier 29/8/17).
Dat komt voort uit de misvatting dat onafhankelijkheid slechts dient om controlekwaliteit te waarborgen.“
Accountants dienen het vertrouwen in het economisch verkeer.
Onafhankelijkheid van vertrouwenspersonen heeft een veel directer effect op dat vertrouwen.
De omweg via het effect op controlekwaliteit en betrouwbaarheid van verslaggeving is haast irrelevant.
Andersom gezegd: belangenverstrengeling (inclusief cognitive capture) heeft een desastreus effect op je geloofwaardigheid als vertrouwenspersoon van dat economisch verkeer.
Je laten betalen door degene die je controleert heeft daarop een chronisch ondermijnend effect.”

Als er sprake is van belangenverstrengeling dan zul je zien dat de accountant vaker meebuigt met de gecontroleerde. Ik snap hier je probleem met mijn benadering niet Wim.

Je zegt: “grote delen van onze samenleving te complex zijn voor beheersing op basis van cybernetische modellen.”

Cybernetische modellen zijn slechts een begin. Echter zonder normen komen we ook nergens. Binnen het werk van De Sitter komen we een soort supernorm tegen waarin ligt vastgelegd waaraan bedrijven moeten voldoen om de kans op overleven te bevorderen. Deze norm is gegeven door God. Helaas moeten we ons erbij neerleggen niet God te zijn, en moeten we dus genoegen nemen met een norm die per definitie second best is. Dat is nog altijd beter dan geen of een uiterst vage norm weten we uit de goal setting theory (en de empirie!). VOETJES op de grond graag!

Jan Weezenberg

Geachte allemaal,
Als ik scherpe discussies lees ben ik soms bang voor een zekere voor-ingenomenheid.
Iedereen praatin dit geval over perverse prikkels, verdienmodel, kwaliteitsproblemen omdat de opdrachtgever betaalt, enz.
Ik ga dan graag eens kijken op de website van de "boosdoeners ", in dit geval Deloitte.
En wat lees ik daar bijvoorbeeld ?
LET GOED OP ! ! :
Handboeken externe verslaggeving
Ondersteuning bij het opstellen van de jaarrekening
Deloitte biedt u kosteloos ( ! ! ! jw) een serie handboeken aan die u ondersteunen bij het opstellen van de jaarrekening.


*Handboek Externe Verslaggeving 2017
Het Handboek Externe Verslaggeving 2017 vormt een praktische handreiking voor toepassing van NL GAAP. In dit handboek behandelen wij in kort bestek belangrijke wettelijke bepalingen en richtlijnen voor het opstellen van de jaarrekening volgens NL GAAP.
Lees meer over het Handboek Externe Verslaggeving 2017

*Handboek Jaarstukken Gemeenten 2017
In het Deloitte Handboek Jaarstukken Gemeenten 2017 bespreken wij de bepalingen voor het opstellen van de jaarstukken van gemeenten, gemeenschappelijke regelingen en provincies.
Lees meer over het Handboek Jaarstukken Gemeenten 2017
*Handboek Onderwijsinstellingen 2017
De onderwijssector is volop in beweging. Het Handboek onderwijsinstellingen geeft inzicht in de wet- en regelgeving die voor onderwijsinstellingen van toepassing is en geeft antwoord op veel voorkomende vragen.
Lees meer over het Handboek Onderwijsinstellingen 2017
*Handboek Woningcorporaties 2017
Het Handboek Woningcorporaties 2017 geeft inzicht in de regelgeving die voor woningcorporaties van toepassing is en geeft antwoord op veel voorkomende vragen.
Lees meer over het Handboek Woningcorporaties 2017
*Handboek Zorginstellingen 2017
De wijzigingen in de wet- en regelgeving voor zorginstellingen volgen elkaar in een hoog tempo op. Dit confronteert zorginstellingen blijvend met een groot aantal veranderingen, ook in de jaarverslaggeving.
Lees meer over het Handboek Zorginstellingen 2017
IEDEREEN MAG DIT GRATIS DOWNLOADEN.

NBA heeft geen Bureau Vaktechniek (zegt Jules Muis), maar deze BIG-4
club neemt dit gewoon voor zijn rekening.
En over de contactpersoon:

Corné Kimenai (AUDIT)
is als verslaggevingsspecialist werkzaam op het Professional Practice Department van Deloitte. Daarnaast is hij vice-voorzitter van de vaktechnische staf van de Raad voor de Jaarverslaggeving en is als docent Externe Verslaggeving werkzaam in de post-master accountancyopleidingen van Nyenrode Business Universiteit en van Tilburg University. Zijn specialisaties zijn IFRS en NL GAAP.
So far so good...
Ik denk dat deze kennismaking wel laat zien dat het met de perverse prikkels van de geldhonger van de controlerend accountants wel meevalt.

ACCENTUATE THE POSITIVE !

Vriendelijke groet,
Jan Weezenberg

Wim Nusselder

Beste Jan B.,
Het bredere effect van de rol van accountants op het vertrouwen in het economisch verkeer laat zich niet meten.
Dus meten we wat we wél menen te kunnen meten (of ze werken overeenkomstig hun maatstaven en verslaglegging verbeteren).
Vervolgens doen we of dat wat nuttigs zegt.
Dat is wat je zegt, toch?
Dat gaat toch grotendeels voorbij aan dat waartoe accountants ooit op aarde meenden te zijn, vertrouwen in het economisch verkeer?!
(Desnoods vertrouwen van eigenaars in managers, volgens wijlen de concurrerende Rotterdamse school, als ik Arnout v. K. goed begrijp.)

Positivistische wetenschappers menen slechts een hamer te hebben (‘objectieve waarheid blootleggen’).
Ze zien dus slechts spijkers die ze al dan niet op de kop kunnen slaan.
Het overgrote deel van de sociale werkelijkheid is echter niet objectiveerbaar.
Wetenschappers maken daar namelijk zelf deel van uit.
Vooral economische wetenschappers hebben daar last van.
Door toch geforceerd positivistische wetenschap te bedrijven verdwijnt een groot deel van de sociale werkelijkheid buiten het wetenschappelijke beeld.

Inderdaad Arnoud A., accountants verliezen zich (i.c. hun roeping en bestaansrecht) in meetbaarheid, kwantiteit en techniek.
Bovendien worden ze van het moeras in de sloot geholpen door positivistische accountancywetenschap die dat zo mogelijk nog sterker doet.

Ik begin een beetje te twijfelen hoeveel zin het heeft om inhoudelijk op je te reageren (ook blijkens eerdere online discussies), Jan B.,
Graag een antwoord terzake, op meta-niveau, over het paradigma dat je hanteert, als je hier inhoudelijke discussie wilt.
Dit vervalt anders weer heel snel in defensief reageren en vliegen afvangen.
Ik praat graag een keer mondeling door, want dit schiet niet op.

Jan Bouwens

@ Arnoud.

Ik zeg niet dat onafhankelijkheid alleen blijkt uit de kwaliteit van de controle, en ook niet dat kwaliteit van controle de enige dimensie van onafhankelijkheid is.

Wat ik wel zeg is dat door de kwaliteit van de controle te bestuderen we een goed beeld krijgen van de mate waarin de accountant onafhankelijkheid aan de dag legt inclusief de mate waarin het door jou en anderen bevreesde risico zich manifesteert. De mate waarin het risico zich manifesteert zou namelijk moeten blijken uit zulke onderzoeken als het zo groot is als is bevreesd!

Arnoud Aikema

Voor het recent verschenen – alleraardigste (al zeg ik het zelf) – boek ‘Artikel 5’, over de beroepseer van de accountant heb ik een bijdrage geschreven over hoe professionele organisaties (en niet per sé of uitsluitend accountantsorganisaties) een corrumperende werking kunnen hebben op de professionals binnen zo’n organisatie en dan met name op hun morele kompas. Om met Jack Sparrow (ook een professional) te spreken: ‘It points to the thing you want most in this world’. Uit onderzoek – onder andere aangehaald door Jan Bouwens in een reactie op een eerdere blog – blijkt dat mensen nogal geneigd zijn om materieel (of beter: monetair) georiënteerd te zijn (zie onder ander: Micheal Sandel, What Money Can’t Buy). Voor beroepsbeoefenaren is dat een lastig gegeven. Zij worden opgeleid, en kiezen, een beroep omdat ze een kompas hebben dat wijst naar betrouwbare jaarverslagen, kennisverrijking of tevreden klanten of zelfredzame patiënten. Dan kan je de sterk magnetiserende afleiding van het geld goed missen.

De (goed gedocumenteerde) geschiedenis van de accountancy laat zien dat sinds de jaren ’50 van de vorige eeuw sluipenderwijs afscheid is genomen van het uitgangspunt dat zovele grote grondleggers van accountantskantoren huldigden, namelijk dat het bij de accountantscontrole om de uitoefening van het beroep ging en niet om de pegels. Dat afscheid – voor wie het gemist heeft – wordt door de sector breed erkend en is onder andere vastgelegd in het rapport van NBA Werkgroep in september 2014 (omarmd door NBA en kantoren).

En dat afscheid is ook nog eens geïllustreerd met recente inzichten van AFM en MCA, in beide gevallen mede op basis van gegevens uit accountantsorganisaties zelf. De door de AFM gepubliceerde boetebesluiten (verplichte literatuur) geven een zeldzaam vertoond inzicht in hoe afwegingen worden gemaakt (of juist niet) in individuele dossiers. Wat zijn de oorzaken van het niet verrichten van wel geplande wezenlijke controlemaatregelen? Het eerste rapport van de Monitoring Commissie Accountancy toont onder andere hoe lastig het is voor accountantsorganisaties om zich niet te verliezen in meetbaarheid, kwantiteit en techniek, terwijl de werkelijke oorzaken van mogelijk falen mede op het punt liggen van (gebrek aan) beroepseer (zie boek), organisatie en geldgedrevenheid. Kan je die ook meten?

De discussie bij deze blog slaat wat mij betreft dan ook de plank volledig mis. Los van het feit dat al die ‘proxys’ in wetenschappelijk onderzoek nooit de werkelijkheid kunnen vatten van wat zich afspeelt tijdens een controle, en los van het gegeven dat statistiek vooral betekent dat we naar iets statisch kijken (zie onder andere: Darrell Huff, ‘How to lie with statistics’), bevat de blog van Marcel Pheijffer toch vooral een niet meer dan terechte oproep: kijk niet alleen naar (vermeende) kwaliteitseffecten van de combinatie van controle- en adviesdiensten, maar ook naar afhankelijkheidsrisico's en schades waarbij sprake is van onvoldoende (geloofwaardige) actie van betrokken accountants.

Is het nu echt zo moeilijk om te erkennen dat die oproep een inhoudelijk antwoord verdient? De eerste zinnen van zo’n antwoord zijn bijvoorbeeld als volgt:

‘Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt onvoldoende duidelijk wat de oorzaken zijn van het falen van accountants in zaken die de afgelopen decennia wel veel schade hebben veroorzaakt. Schade voor alle betrokkenen (aandeelhouders, medewerkers, de persoon van de accountant) en schade voor het accountantsberoep als geheel.’

Et cetera

Jan Bouwens

@Wim

Je vergist je Wim. Aan de hand van de kwaliteit van de financial statements wordt afgemeten of een accountant een rol speelde.
Haar/zijn bredere functie laat zich moeilijk meten, vandaar dat we gebruik van een objectief instrument waarin het handelen van de accountant zich manifesteert. Het is een meetinstrument, en ja en belangrijk meetinstrument omdat hier het vertrouwen ook naar de samenleving concreet wordt gemaakt. Het idee de accountant geen waarneembare positieve bijdrage levert aan de financial statements, dat zijn bredere rol eveneens met grote waarschijnlijkheid eveneens niet significant is.

Wim Nusselder

Beste René, Jan B. en Marlies,
Als niet-professor doe ik met alle liefde een duit in het zakje.
Jullie reacties, René en Jan, zijn een schoolvoorbeeld van wat ik ‘controlekwaliteit-fetishisme’ noemde (artikel hier 29/8/17).
Dat komt voort uit de misvatting dat onafhankelijkheid slechts dient om controlekwaliteit te waarborgen.

Accountants dienen het vertrouwen in het economisch verkeer.
Onafhankelijkheid van vertrouwenspersonen heeft een heel directer effect op dat vertrouwen.
De omweg via het effect op controlekwaliteit en betrouwbaarheid van verslaggeving is haast irrelevant.
Andersom gezegd: belangenverstrengeling (inclusief cognitive capture) heeft een desastreus effect op je geloofwaardigheid als vertrouwenspersoon van dat economisch verkeer.
Je laten betalen door degene die je controleert heeft daarop een chronisch ondermijnend effect.

Een beroepsgroep die een professioneel-kritische instelling als handelsmerk hanteert en centraal zegt te stellen zou er goed aan doen om zich vooral te laten voeden door onderzoek binnen het kritische paradigma.
Het lijkt me niet verstandig om het uitsluitend aan de FAR over te laten om nut en noodzaak te onderzoeken van onafhankelijkheid (van advies en controle, van accountants van gecontroleerden én van wetenschappers van onderzoeksobjecten).
Daarvoor wordt de FAR tot nu toe veel te sterk beperkt door de oogkleppen van het positivistische paradigma.

Desalniettemin ben ik geen voorstander van strikte scheiding van advies en controle, van accountants en gecontroleerden en van wetenschappers en onderzoeksobjecten.
Het idee dat onafhankelijkheid DE oplossing is miskent dat grote delen van onze samenleving te complex zijn voor beheersing op basis van cybernetische modellen.
“The poverty of management control philosophy”, een handzaam artikeltje van Geert Hofstede uit 1978 spreekt daarover al boekdelen.
Accountancy en accountancy-wetenschap die zich baseren op cybernetisch denken (zichzelf slechts als thermostaat ziet alias als schakel in gestapelde P&C-cycli) lijden ook aan ernstige intellectuele armoede.
Op dat stokpaardje van mij kom ik graag terug, cq daarover ga ik graag in gesprek met wie dat maar wil.

Marlies de Vries

Beroepsdeformatie mijnerzijds, even wat praktische handreikingen op hoofdlijn om de discussie “onder professoren” te begrijpen over de verschillende zuilen (paradigma's):

- Geloof je dat DE werkelijkheid bestaat, dat wij die kunnen kennen, meten en voorspellen met behulp van onderzoek. Dat is de stroming van Jan, ook wel positivistisch onderzoek. (meten is weten)
- Geloof je dat dat wat mensen onder werkelijkheid verstaan plaats en tijd gebonden is en door mensen in dialoog wordt geconstrueerd. Bovendien spelen machtsrelaties hierbij een rol (dominante groep bepaalt het voor de rest). Dat is de stroming van Marcel, kritisch onderzoek. (begrijpen en een stem geven aan ‘onderdrukten’ is belangrijk)

Binnen wetenschappelijk accounting onderzoek voert het positivistisch onderzoek de boventoon.

Marcel Pheijffer

@ Jan

Ik blijf niet met je 'ping-pongen' wie de langste (adem) heeft. Ik hoef ook geen gelijk van je te krijgen en laat het oordeel verder aan eenieder die belangstelling heeft voor deze discussie. Waarbij het prettig zou zijn als je ook op de kernargumenten ingaat zonder eerst de discussie te verleggen.

Ik beweer immers niet dat in 250, 227, 19 of hoeveel casuïstiek dan ook de combinatie het probleem is. Ik wijs naar aansprekende voorbeelden zoals Worldcom en Enron die in de SEC-sample zitten. Maar er zijn er meer. Bijvoorbeeld:

'Waste Management, Inc./Arthur Andersen –

The Commission charged Andersen with fraud when it failed to pursue diligently evidence suggesting irregularities in Waste Management’s financial statements, ignored numerous red flags, failed to exercise due professional care and failed to conduct appropriate audit procedures. Waste Management had capped Andersen’s corporate audit fees, but allowed the firm to earn additional fees for other services. On or about March 31, 1998, the company filed amended financial statements covering the period January 1, 1992 through September 30, 1997.'

I rest my case op dit punt. Casuïstiek is een onderdeel van mijn argumentatie en daarmee een bouwsteen. Niet meer dan dat (en overigens ook niet minder).

Jan Bouwens


De oorzaken die SEC aangeeft zijn tekortkomingen die zij zien. Als de SEC dit zegt is dit nog niet DE WAARHEID maar een goed beargumenteerde opvatting. Waar het dan om gaat is te weten of die opvatting inderdaad samenhangt met het combineren van advies en controle. Als dat niet zo is, dan hebben we 19 casussen waar de SEC vond dat gebrek aan onafhankelijkheid een kwestie is. Dat gebrek kan echter door diverse factoren zijn gedetermineerd (waaronder advies/controle). En het is precies het laatste waar we nu over discussiëren.

Marcel Pheijffer

@ Jan

Ik concludeer niet op basis van deze 227 (250) onderzoeken dat de combinatie controle/advies de boosdoener is.

Wel gebruik ik een deel van deze populatie ter onderbouwing van mijn argumentatie. Niet meer en niet minder. Waarbij ten aanzien van de ondergang van de twee door mij prominenter genoemde bedrijven geldt dat de schade daar aanzienlijk was. Overigens ook voor het eraan ten onder gegane Arthur Andersen. Zie verder mijn referentie aan Wyatt.

Waarom zijn oorzaken in statistische zin (kwantiatief) van een hogere orde (als ik je goed begrijp) dan de analyse van SEC-gegevens (kwalitatief)?

Jan Bouwens

@Marcel,
Over de restatements. Daarbij stelde de SEC de volgende oorzaken vast:
- improper professional conduct: 71
- failure to obtain sufficient, competent evidential matter to support audit opinion: 37
-failure to exercise professional skepticism on unusual, last minute, or related party transactions: 30
- fraud : 24
- violation of periodic reporting requirements: 22
- failure to maintain independence: 19
- failure to respond to red flags: 16
-overige: 17.

Deze oorzaken zijn echter niet oorzaken in statistische zin maar oorzaken die de SEC ziet als veroorzakers.

Het is allerminst zeker dat de geconstateerde tekortkomingen ook de oorzaken waren. De SEC stelt dat er (bijvoorbeeld) in 19 gevallen sprake was van failure to maintain independence. Die vaststelling mag waar zijn, waar het om gaat is of deze failure (a) systematisch samenhangt met het gemeenschappelijk aanbieden van controle en advies en (b) dat advies/controle is geassocieerd met de kans op restatements. Uit de onderzoeken die ik aanhaal blijkt van net. Derhalve bieden de 250 casussen geen grondslag om te concluderen dat het aanbieden van advies en controle de boosdoener is!

Wat we wel weten uit onderzoek dat gebruik maakt van SEC data is dat restatements beginnen bij kleine geoorloofde winstmanipulaties. Deze bevindingen zouden aanleiding moeten zijn het begrip materialiteit sceptisch te beschouwen. Ik hoor daar niemand over, terwijl daar juist wel kansen liggen voor verbetering van kwaliteit. Toegegeven dit is een maatregel die moeilijker aan het publiek is uit te leggen dan de voor de hand liggende maatregel van scheiding van controle en advies.

Marcel Pheijffer

@ Rene.

Je doet mij tekort met het timmermansoog en de 250 erestatements. Alsof ik hier iets uit de losse pols suggereer. Ik zeg immers niet dat alle 250 zaken door onafhankelijkheidsissues komen.

Daarom maar even feitelijk:

- het ging om 227 restatements;
- daarbij waren 89 accountants en 18 kantoren betrokken.

De audit failures betroffen (in aantallen):

- improper professional conduct: 71
- failure to obtain sufficient, competent evidential matter to support audit opinion: 37
-failure to exercise professional skepticism on unusual, last minute, or related party transactions: 30
- fraud : 24
- violation of periodic reporting requirements: 22
- failure to maintain independence: 19
- failure to respond to red flags: 16
-overige: 17

Dit was een onderzoek over de periode augustus 1997 - augustus 227. Alle (wetenschappelijke) onderzoeken die gecontroleerden in de populatie hebben zitten met bedrijven uit de groep van 227 zijn ......

Rene van Wingerden

@Marcel, de code is inderdaad een feit, en dat besturen terughoudend worden in het combineren van controle en advies bij dezelfde accountant ook.

Maar de vraag is of de code op dit punt doeltreffend is in het bevorderen van de controlekwaliteit.
Daarvoor zijn er dus kennelijk zowel voor als tegen geen overtuigende wetenschappelijke conclusies. (Ik deel je bezwaren tegen de conclusies van Bouwens. Maar met een timmermansoog 250 restatements kwalificeren als veroorzaakt door de combinatie van controle en advies is ook niet sterk onderbouwd.)

Dus een relevant onderwerp voor FAR.

Jan Bouwens

@Marcel

Ik zit net als Rene met de issue van onafhankelijkheid.

Wat is kwaliteit en wat is onafhankelijkheid?

Van belang is dat de stakeholder ervan op aan kan dat als de accountant een controle uitvoerde, de cijfers overeenstemmen met de vigerende regelgeving (de jure en de facto).
Die regelgeving is ingesteld om stakeholders beter in staat te stellen het koren van het kaf te scheiden om te besluiten met welk bedrijf ze wel in zee willen gaan en met welk bedrijf niet. De onafhankelijkheid bestaat eruit dat de accountant zijn oordeel over of wel of niet aan de regels voldoet, niet laat kleuren door de visie van de aanbieder van de jaarrekening, maar dat deze zijn eigen oordeel vormt.

Kwaliteit bestaat eruit dat de accountant intellectueel in staat is correcties af te dwingen als zij/hij deze nodig acht gelet op de toepassing van de regelgeving.

De 40 onderzoeken die ik aanhaal kijken of er sprake zijn van de jure overtredingen van de regelgeving (de jure onafhankelijkheid en kwaliteit; boetes, aanwijzingen, etc.) en naar indicaties voor de facto overtredingen van de regels (formeel geoorloofde winststuring, maar de facto overtredingen).

In de onderzoeken is derhalve aandacht voor zowel kwaliteit als voor onafhankelijkheid, immers de uiteindelijke financial statement is het resultaat van wat er zich in de board room tussen accountant en bedrijfsleiding, aandeelhouder/commissarissen afspeelt. Ik geef toe dat de onderzoekers niet de verslagen uit die board room gebruiken. Dat soort data is helaas niet beschikbaar.

Ik begrijp dat je je niet laat overtuigen door kwantitatief onderzoek, maar wel door de cases. In die cases die je ziet, en dat geloof ik graag zie je onafhankelijkheidkwesties rijzen. Mijn punt is, dat als in deze cases problemen systematisch waren toe te schrijven aan onafhankelijkheidsissues, we deze zouden moeten terugzien in de resultaten van de onderzoeken. Dit geldt de onderzoeken die betrekking hebben op zowel het recente als het verdere verleden. Niet van dat al is te vinden. Hoeveel meer bewijs is er nodig?

Marcel Pheijffer

@ Rene

Mijn visie? Die bouw ik in het stuk vooral op door te verwijzen naar de praktijk (code corporate governance en met name het handelen van commissarissen, bestuurders en bijvoorbeeld audit commissies). Verwijzen naar de praktijk is nog iets anders dan zoals jij stelt 'baseren op gevoelens in de praktijk'. De code is een feit. Het handelen van bijvoorbeeld commissarissen en audit commissies ook. En waren Worldcom en Enron incidenten? Dacht het niet. De periode van de boekhoudschandalen in de VS leverde meer dan 250 restatements op. Regelmatig dook in die casuïstiek de combinatie van controle en advies in negatieve zin op.

Kortom: je doet me tekort door te suggereren dat gevoelens en incidenten leidend zijn.

En het wetenschappelijk onderzoek? Dat geeft weinig steun voor de lijn - vanuit de praktijk - die ik schets (alhoewel er meer onderzoek in deze richting is dan waarnaar Jan Bouwens verwijst). Point taken.

Maar laten we het omdraaien: is het wetenschappelijk onderzoek waar Jan Bouwens naar verwijst dan het bewijs van het tegendeel van mijn visie?

Mijns inziens niet, hoe groot de hoeveelheid waar Jan naar verwijst ook is. Daarvoor zijn vele redenen.

Bijvoorbeeld: gedateerdheid van diverse onderzoeken, vooral gebaseerd op VS-databases, regelmatig eenzijdig gericht op een bepaalde adviesdienst (information services, fiscaal), temeer gericht op upside van de combinatie van diensten met weinig oog voor de downside.

Voorts noemen al die onderzoeken beperkingen en nuances. Die heeft Jan Bouwens niet of nauwelijks laten doorklinken.

Bovendien betreft het wetenschappelijke onderzoeken aan de buitenkant: op basis van vooral openbare info, restatements en dergelijke. Maar wat laat het materiaal van binnenuit (bij gecontroleerden en accountantsorganisaties) zien?

Het zijn nuances en beperkingen die voortvloeien uit de wijze van meten van kwaliteit. Bijvoorbeeld aan de hand van restatements of winstmanipulatie. Zijn dat de beste (of enige) maatstaven om de kwaliteit van de accountantscontrole aan af te meten?

Ik meen van niet. Bovendien denken we anno 2017/2018 anders (ruimer) over het kwaliteitsbegrip dan in de tijd waaruit de meeste onderzoeken stammen. Zie in dit verband het de NBA-paper over kwaliteit. Daarin gaat het om een ander (veel ruimer) kwaliteitsbegrip dan in de (Angelsaksische) wetenschappelijke onderzoeken.

Wellicht overtuig ik jou, Jan Bouwens en anderen niet met mijn argumenten. Mijn punt is echter dat de wetenschappelijke studies mij niet overtuigen. Hetgeen ik primair zeg als wetenschapper.

Rene van Wingerden

@Marcel, is er ook wetenschappelijk onderzoek dat jouw visie ondersteunt?

In deze opinie lijk je je vooral te baseren op gevoelens in de praktijk en incidenten. In wetenschappelijke termen is dat slechts 'anekdotical evidence'.

En waarom is onafhankelijkheid hier een ander issue? Is het niet zo dat onafhankelijkheid een voorwaarde is voor goede controlekwaliteit?

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.