Tuchtrecht

Inbrengverklaring op basis van oude conceptcijfers

Ook als een beoordelend accountant een verklaring van oordeelonthouding afgeeft, moet hij onderzoek doen naar afwijkingen van materieel belang. Als een correctie uitblijft moet hij een verklaring met beperking of een afkeurende verklaring afgeven.

Accountantskamer

Zaaknummers:
14/318 Wtra AK
Datum uitspraak:
23 februari 2015
Oordeel:
grotendeels gegrond
Maatregel:
tijdelijke doorhaling 6 maanden
Status:
deels vernietigd, CBb 23 augustus 2016, AWB 15/241 en 15/255
Vindplaats:
ECLI:NL:TACAKN:2015:31, Samenvatting CBb-uitspraak

Lex van Almelo

Belangrijkste feiten

Een bedrijf dat drinkwaterinstallaties beheert en onderhoudt en daarover technisch adviseert, heeft drie dochter-bv's. Eén van de aandeelhouders wil in 2009 uit de onderneming stappen. De andere aandeelhouders zullen na diens vertrek een nieuwe bv oprichten, samen met de moeder-bv en de aandeelhouder van deze moeder.

Een extern bureau bepaalt alvast de waarde van twee dochters aan de hand van een quick scan en informatie van twee aandeelhouders. De aandelen van de eerste dochter zouden ultimo 2008 3,98 respectievelijk 2,62 miljoen euro waard zijn.

Een registeraccountant beoordeelt de halfjaarcijfers met toelichting per 30 juni 2009 van drie dochter-bv's en geeft bij alledrie een verklaring van oordeelonthouding af. De projectadministratie van twee dochters en de voorraadadministratie bij de derde dochter zijn volgens de accountant "onvoldoende geschikt" om de omzet en kostprijs omzet respectievelijk de voorraadwaarde te kunnen beoordelen. Daardoor kan hij niet vaststellen of er eventueel correcties noodzakelijk zijn. De accountant schrijft dat hij "geen enkele zekerheid" geeft omdat hij geen voldoende geschikte informatie kon verkrijgen om een conclusie op te baseren.

Volgens de ava-notulen van één van de dochters zal in december 2008 en in de loop van 2009 aan drie aandeelhouders een interim dividenduitkering worden uitgekeerd van 3,6, 1,8 respectievelijk 1,8 miljoen euro.

Begin 2010 geeft de accountant een inbrengverklaring af bij de oprichting van de nieuwe moeder-bv. Daarin is hij van oordeel dat de waarde van de voorgenomen inbreng ten minste gelijk is aan het bedrag van de stortingsplicht ad 1,89 miljoen euro, exclusief het agio. De nieuwe moeder-bv koopt de aandelen van twee aandeelhouders in de drie dochters. De koopsom bestaat uit 2,2 miljoen euro en een variabele component van maximaal 4 ton.

In 2011 beginnen de aandeelhouders van moeder en dochters een civiele procedure tegen de twee aandelenverkopers. De moeder beëindigt de opdracht met het accountantskantoor, waaraan de registeraccountant verbonden is. De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam veroordeelt het kantoor in januari 2014 om uit het dossier een aantal stukken over de moeder en de dochters af te geven.

Het moederbedrijf laat een ander accountantskantoor in 2012 onderzoeken of het te veel heeft betaald voor de aandelen in de dochter-bv's. Het kantoor komt in oktober 2012 met een rapportage.

In februari 2014 dienen de moeder, de dochters en twee gelieerde aandeelhouders een klacht in tegen eerstgenoemde accountant.

Klacht

De accountant heeft:

I. de (half)jaarrekening 2009 van één van de dochters beoordeeld, terwijl die onjuistheden bevatte;

II. nagelaten de klagers (althans één van hen) te informeren over de situatie bij twee van de dochters en heeft onttrekkingen uit 2009, die met behulp van geantedateerde facturen en andere documenten ten laste van 2008 zijn gebracht, opgenomen in de jaarrekening over 2008;

III. ondeugdelijke beoordelings- en inbrengverklaringen afgegeven;

IV. een dossier niet overgedragen;

V. zijn geheimhoudingsplicht geschonden.

Oordeel

De klachtonderdelen I, III, IV en V zijn gegrond.

De accountant vindt dat de klacht niet-ontvankelijk moet zijn, omdat de klagers zich eerst met hun klacht hadden moeten wenden tot het accountantskantoor. Maar daar denkt de Accountantskamer anders over. De klagers hebben dat niet gedaan, omdat een eerder contact van een van hen met de klachtfunctionaris van het kantoor uitliep op een dreigement met beslaglegging als de openstaande rekeningen niet snel werden betaald. En omdat de klachten over de accountant zo ernstig waren, hebben de klagers evenmin een klacht ingediend bij de Klachtencommissie van de NBA.

Ad I

Als een beoordelend accountant een verklaring van oordeelonthouding afgeeft, moet hij niettemin onderzoek doen naar afwijkingen van materieel belang. En als een correctie uitblijft moet hij een verklaring met beperking of een afkeurende verklaring afgeven. Het afgeven van een verklaring van oordeelonthouding impliceert dat de accountant geen reden zag voor een verklaring met beperking of een afkeurende verklaring. Ook als de accountant zelf niet onderkent dat hij dit moet doen, mogen de gebruikers van de halfjaarcijfers de verklaring zo opvatten.

In de halfjaarcijfers 2009 van een van de dochters is ten onrechte een bate opgenomen van 754.721 euro voor omzet op projecten die ultimo 2008 al als gereed zijn aangemerkt. Dit bedrag had dus in de balans 2008 moeten worden opgenomen als nog te factureren omzet. In de halfjaarcijfers is ook geen rekening gehouden met een aanzienlijke creditering kort na de balansdatum. Deze creditering had bekend kunnen zijn op 30 november 2009, want in juli 2009 is een factuur van 69.847,80 euro aan het COA gecrediteerd. Dit bedrag zat als bate begrepen in de cijfers over het eerste halfjaar van 2009, maar is zeventien dagen later weer gecrediteerd. De halfjaarcijfers hadden daarom met dat bedrag gecorrigeerd moeten worden.

De accountant heeft niet betwist dat de kosten van de post onderhanden intercompany-werk ten onrechte niet zijn opgenomen. Al met al heeft de accountant een onvoldoende professioneel-kritische instelling getoond, wat een schending oplevert van het fundamentele beginsel 'deskundigheid en zorgvuldigheid'.

De rest van dit klachtonderdeel is onvoldoende onderbouwd.

Ad II

Dit klachtonderdeel is onvoldoende onderbouwd, omdat de accountant de verwijten afdoende heeft weerlegd.

Ad III

De accountant voert ter verdediging onder meer aan dat:

  • het slechts om bevindingen gaat en niet om controle;
  • wel navraag heeft gedaan naar de facturen, maar het zo wel goed vond;
  • hij er wel rekening mee heeft gehouden dat de cijfers waren "opgepoetst" en dat hij ook wel "oppoetsende zaken" was tegengekomen, maar dat hij bewust niet op correctie daarvan heeft aangedrongen, omdat er toch al een verklaring van oordeelonthouding zou komen, die onder "overname-omstandigheden" als vrij stevig moet worden aangemerkt, terwijl het melden van dergelijke zaken ten onrechte zou suggereren dat hij enige zekerheid gaf;
  • hij "zo niet weet" of hij bij de inbrengverklaring NVCOS 3400 in aanmerking heeft genomen.

Gezien de onder I gesignaleerde gebreken in de cijfers per 30 juni 2009 en gezien de verklaring van de accountant op de zitting daarover hebben de afgegeven beoordelingsverklaringen voor twee van de dochters een ontoereikende grondslag. Bij de inbrengverklaring heeft hij Praktijkhandreiking 1101 niet gevolgd. Dat had hij alleen al moeten doen, omdat hij zich daaraan had gecommitteerd in de opdrachtbevestiging.

Omdat hij zich baseert op de hogere waarden uit de quick scan, had hij moeten vastleggen in hoeverre de waardebepaling voldoet aan NVCOS 620. En omdat hij zich verder baseert op gedateerde conceptjaarrekeningen over 2008 had hij duidelijk moeten aangeven in hoeverre de waarden corresponderen met de cijfers uit de definitieve jaarrekeningen respectievelijk de halfjaarcijfers van 2009.

Ad IV

De Accountantskamer vindt dat de accountant zich in deze kwestie allerminst professioneel heeft opgesteld. Er was in mei 2013 afgesproken dat de accountant  binnen tien dagen kopieën van de dossiers zou verstrekken. De cliënten moesten echter een procedure aanspannen om hun voormalige huisaccountant zo ver te krijgen. De Accountantskamer vindt dat schadelijk voor de reputatie van de beroepsgroep en onprofessioneel.

Ad V

De accountant erkent dat hij zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden, maar voegt eraan toe dat het zijn assistent was die de informatie heeft verstuurd en dat het een ongelukkige samenloop van omstandigheden was.

Dat de assistent de stukken heeft verstrekt, ontslaat de accountant niet van zijn tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid voor de schending van het geheimhoudingsbeginsel.

Maatregel

Een tijdelijke doorhaling is passend en geboden, omdat de accountant:

  • zich weinig aantrekt van de beroepsregels;
  • ernstige misslagen heeft begaan;
  • niet lijkt in te zien dat hij fouten heeft gemaakt;
  • al eens is berispt door de voormalige Raad van Tucht.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.