Magazine

Tandje minder

Kan het niet een tandje minder? Die vraag stelden veel mkb’ers over de snel uitdijende Richtlijnen voor de jaarverslaggeving. Hun wens is verhoord. Kleine bedrijven hebben nu hun eigen RJ-bundel, voor middelgrote bedrijven gelden vrijstellingen.

Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 5, 2005

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

» Download dit artikel in pdf

Peter van Rietschoten

Eenvoudiger Richtlijnen jaarverslaggeving voor mkb

Aan het algemene streven om voor het bedrijfsleven tot verlichting van de administratieve lasten te komen, heeft de Raad voor de Jaarverslaggeving met een vereenvoudiging van de richtlijnen voor het midden- en kleinbedrijf een duidelijke bijdrage geleverd.

Per 1 januari 2005 wordt voor het boekjaar 2004 de jaarverslaggeving voor bepaalde categorieën ondernemingen vereenvoudigd. Een belangrijk aantal wijzigingen zal het met name voor kleine en middelgrote bedrijven simpeler en goedkoper maken om aan de verplichtingen voor de verslaggeving te voldoen. Ook voor accountants zal het dus eenvoudiger worden om deze ondernemers bij te staan bij het opstellen van de jaarrekening.

Grondslagen

De verplichtingen waar de verslaggeving aan moet voldoen - de ‘grondslagen’ - zijn vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek, jurisprudentie van de Ondernemingskamer, eisen van regelgevende en toezichthoudende organen en de stellige uitspraken van de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) in de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de accountant om te toetsen of een jaarrekening inderdaad is opgesteld met inachtneming van deze grondslagen.

‘Wat minder’

Voor kleine ondernemingen heeft de Raad voor de Jaarverslaggeving nu een separate bundel richtlijnen ontwikkeld. Deze is aanzienlijk compacter dan de reguliere bundel.

Hugo van den Ende, een van de twaalf leden van de Raad voor de Jaarverslaggeving en werkzaam bij PricewaterhouseCoopers, geeft de reden van de veranderingen aan. “Zoals bekend zijn de standaarden van de IASB, de International Financial Reporting Standards, de afgelopen jaren richtinggevend geweest voor de ontwikkeling van nieuwe Nederlandse richtlijnen. Dit had weerslag op zowel de omvang als complexiteit daarvan. De jaareditie 2003 telde ruim 1.700 pagina’s. Steeds vaker werd de vraag gesteld of het allemaal met name voor het MKB niet wat minder kan. Daaraan heeft de raad de conclusie verbonden om de richtlijnen voor middelgrote en kleine ondernemingen te vereenvoudigen.”

Minder toelichtingen

Uitgaande van een veronderstelde geringere informatiebehoefte en de beperkte groep van informatiegebruikers heeft de raad de richtlijnen voor kleine ondernemingen verdergaand vereenvoudigd dan die voor de middelgrote ondernemingen. Daarbij is uitdrukkelijk rekening gehouden met de administratieve lasten die zijn verbonden aan het opmaken van een jaarrekening. Middelgrote ondernemingen vallen nog onder de reguliere RJ-bundel (voor grote en middelgrote rechtspersonen), maar kunnen gebruikmaken van een aantal vrijstellingen. Voor kleine ondernemingen
is een speciale bundel ‘voor kleine rechtspersonen’ gepubliceerd.

De vereenvoudigingen hebben betrekking op minder uitgebreide en minder strikte toelichtingsvereisten, en - met name voor kleine ondernemingen - op de mogelijkheid om in bepaalde gevallen te kiezen voor alternatieve grondslagen of een andere wijze van verwerking.

Ondernemingen zijn niet verplicht om gebruik te maken van de vrijstellingen. Wel is het zo dat als de toepassing van de vrijstellingen leidt tot de keuze van andere grondslagen, er sprake zal zijn van een stelselwijziging. Ondernemingen dienen daarover op grond van wettelijke bepalingen uitgebreid te rapporteren in de jaarrekening.

Middelgroot

De belangrijkste vrijstelling voor middelgrote ondernemingen heeft betrekking op de personeelsbeloningen, zoals pensioenen. Van den Ende: “Een onverkorte toepassing van de nieuwe, complexe Richtlijn voor pensioenen zou voor de ondernemer in het midden- en kleinbedrijf jaarlijks hoge kosten van pensioenberekeningen door een actuaris of verzekeringsmaatschappij met zich meebrengen. Om die reden kunnen middelgrote ondernemingen met een toegezegd-pensioenregeling zich beperken tot het slechts eens in de vier jaar maken van een exacte berekening van de pensioenverplichting.”

In de tussenliggende jaren mag worden volstaan met een ‘redelijke benadering’. De vereenvoudiging, zo attendeert Van den Ende, is echter niet van toepassing als de regeling is ondergebracht bij een ondernemingspensioenfonds. En evenmin als er zodanig belangrijke wijzigingen zijn in de veronderstellingen bij de berekening dat de tussentijdse benadering niet meer tot een aanvaardbare schatting leidt.

Klein

De vereenvoudigingen voor kleine ondernemingen hebben enerzijds betrekking op grondslagen en verwerking (zie kader
‘Vrijstelling kleine rechtspersonen’), en anderzijds op toelichtingseisen.

De opvallendste vrijstelling voor kleine ondernemingen betreft de verwerking van pensioenaanspraken bij een toegezegd-pensioenregeling. Een kleine onderneming mag een toegezegd-pensioenregeling behandelen alsof het een toegezegde-bijdrageregeling is. Daardoor kan worden volstaan met het verwerken van de jaarlijkse pensioenpremie in de winst- en verliesrekening. In de toelichting moet de toepassing van de tegemoetkoming wel worden vermeld.

Een belangrijke verandering is ook dat kleine ondernemingen ervoor kunnen kiezen om een dividendvoorstel als een verplichting op de balans op te nemen. (Middel)grote ondernemingen moeten een dividendvoorstel verwerken als onderdeel van de overige reserves en in de toelichting nader specificeren. Achtergrond van de vrijstelling is dat kleine bedrijven (in de publicatiestukken) geen inzicht in de nettowinst hoeven te geven. Door de vrijstelling is het dividendvoorstel als het ware ‘verstopt’ in de kortlopende schulden en wordt de nettowinst (althans in de publicatiestukken) niet openbaar, precies zoals de wetgever het heeft bedoeld.

Een derde belangrijke vrijstelling betreft de waardering van onderhanden werk. Hoofdregel is dat ondernemingen tussentijds en naar rato van de voortgang winst moeten verantwoorden. Kleine ondernemingen hebben vanaf boekjaar 2004 een vrije, ongeconditioneerde keuze tussen winstneming naar rato van de voortgang en winstneming bij oplevering van het project.

Wettelijk minimum

Over de gevolgen voor de te publiceren jaarstukken zegt Van den Ende: “Bij middelgrote ondernemingen mogen met name bepaalde specificaties achterwege blijven. De presentatie is daarmee wat korter dan bij de inrichtingsjaarrekening. En voor de kleine ondernemingen is het toegestaan om de publicatiestukken beperkt te houden tot het wettelijk minimum. Het is namelijk niet logisch om de regels van de RJ daarin te verwerken, terwijl de wetgever zélf uitdrukkelijk heeft aangegeven dat de stukken tot een absoluut, wettelijk minimum beperkt kunnen blijven.”

Is Van den Ende als RJ-lid met de vereenvoudigingen van de richtlijnen een tevreden mens? Hij antwoordt bevestigend, zij het dat er altijd nog wel wat te wensen valt. “Ik zou er geen bezwaar tegen hebben als het aantal vrijstellingen nog wat groter zou zijn. Sommige toelichtingseisen vind ik wat te ver gaan. Dat is wellicht iets voor de volgende richtlijnen.”

Gerelateerd

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.