Opinie

Rembrandt een fraudeur?

Het is verbazingwekkend hoe een bezoek aan het Rijksmuseum je visie op zaken kan ordenen. Dat bleek afgelopen vrijdag toen ik werd geïnterviewd naar aanleiding van de afstudeerscriptie van een accountancystudent. Het onderwerp: 'De tolerantie van materialiteit'.

Centrale vraag in de scriptie: hebben maatschappelijk verkeer en accountants behoefte aan eenduidige wet- en regelgeving? Naar aanleiding van de scriptie en een bezoek aan het Rijksmuseum wil ik een paar gedachten delen.

In de scriptie kwam de vraag aan de orde of de gekozen materialiteit besproken zou moeten worden met de cliënt. Op zich niks op tegen want materialiteit is niet primair een accountantsbegrip maar een begrip dat voorkomt in verslaggevingsstelsels en moet als zodanig begrepen kunnen worden door samenstellers en gebruikers. Maar het is ook geen must

Het lijkt mij belangrijker dat we communiceren met de gebruikers. Waarom aandeelhouders niet vragen wat zij materieel vinden? Wettelijk moeten zij de opdracht tot de controle van de jaarrekening verstrekken, en de jaarrekening moet hen helpen hun keuzes te maken. De accountant kan dan toetsen aan wat in vergelijkbare situaties normaal is en voorkomen dat de belangen van andere gebruikers, zoals banken, crediteuren en personeel, worden geschaad.

Iets anders dat in de scriptie aan de orde kwam is de vraag of elke geconstateerde fout gecorrigeerd zou moeten worden. Een onderwerp dat een paar jaar geleden ook al aan de orde was. Toen leek de conclusie dat dit niet per se moest. In recent gehouden interviews met vertegenwoordigers van de vaktechnische bureaus van diverse accountantskantoren kreeg de scriptieschrijver te horen dat dit bij voorkeur wel zou moeten gebeuren.

Dit roept toch vragen op. Het getrouwe beeld van de jaarrekening is een norm voor het management, niet een marge voor de accountantscontrole. Zolang voldaan wordt aan de norm, lijkt correctie niet noodzakelijk. Maar wellicht in bepaalde gevallen wel wenselijk.

Een argument voor corrigeren is dat niet corrigeren zou leiden tot verslaggevingsfraude. In deze gedachte wordt een onbewuste fout die het beeld niet verstoort, uiteindelijk een bewuste poging tot beïnvloeding van het beeld. Wat doe je als accountant dan met de resultaten van de extrapolatie van de gevonden fouten die je niet nader analyseert omdat ze binnen de norm vallen? Is dat medewerking aan fraude? Wat zijn de gevolgen van het melden van bekende fouten, en het niet melden van de extrapolatie? Beïnvloedt dat de verwachting van management, commissarissen en toezichthouders?

Marcel Pheijffer sprak in 2004 in dit kader, wanneer er niet werd gecorrigeerd, over het gebruik van materialiteit als een schaamlap. Maar je kunt het ook anders bekijken: Misschien is wel corrigeren wel een 'doekje voor het bloeden'. Ik stel voor dat daar eens fundamenteel onderzoek naar wordt gedaan.

Op grond van de genoemde interpretatie van fraude zou je misschien een groot aantal schilderijen in het Rijksmuseum ritueel moeten verbranden. Rembrandt, die door zijn schilderijen zeer gedetailleerd (met een lage materialiteit) verslag deed van allerlei zaken, zat er niet mee om bewust bepaalde details weg te laten. Handen zonder nagels om maar eens een voorbeeld te noemen. Het kan bijna niet dat Rembrandt en anderen, die bewust speelden met het perspectief, zulke fouten onbewust gemaakt hebben.

Toch heb ik niemand van het IFAC Ethics Board, die afgelopen week in Amsterdam vergaderden en op uitnodiging van het NIVRA het Rijksmuseum bezochten, horen beweren dat Rembrandt en zijn collega's verslaggevingsfraude zouden hebben gepleegd.

Een jaarrekening is net als een schilderij bedoeld om een (getrouw) beeld van de werkelijkheid te geven. Net als bij een schilderij van Rembrandt betekent dat niet dat alle details goed hoeven te zijn. Verslaggevingsfraude ontstaat pas als het beeld opzettelijk wordt aangetast, niet als een detail (bewust) wordt weggelaten. Misschien is iets anders suggereren pas echt verslaggevingsfraude.

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Jan Thijs Drupsteen is hoofd Vaktechniek bij de NBA en secretaris van het Adviescollege voor Beroepsreglementering. Hij schrijft op persoonlijke titel.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.