Duurovereenkomst

Opzegbaarheid duurovereenkomst: wat is redelijk en billijk?

Voorziet een duurovereenkomst in een mogelijkheid tot opzegging, dan nog kunnen eisen van redelijkheid en billijkheid meebrengen dat aan die opzegging nadere eisen gesteld worden. Een voorbeeld uit de praktijk.

Femke Jorritsma

De Hoge Raad wees op 2 februari 2018 (1) een interessant arrest, waarin de raad een helder overzicht geeft van de mogelijkheden voor het opzeggen van een duurovereenkomst.

Het geschil

SMQ heeft een licentieovereenkomst gesloten met Goglio voor de duur van 15 jaar. In de licentieovereenkomst is bepaald dat Goglio de jaarlijkse licentievergoeding voor 30 januari van het daaropvolgende jaar moet voldoen. Daarnaast bevat de licentieovereenkomst een opzeggingsmogelijkheid, voor het geval een partij tekortschiet bij het nakomen van een verplichting uit de overeenkomst. Dan kan de wederpartij schriftelijk verzoeken om de tekortkoming te herstellen. De tekortkomende partij wordt daarbij een termijn van 60 dagen gegeven. Blijft herstel uit dan kan worden opgezegd, met een opzegtermijn van 30 dagen. Tot slot bepaalt de licentieovereenkomst dat Goglio een break-up fee verschuldigd is als de overeenkomst eindigt door een toerekenbare tekortkoming van Goglio.

Goglio heeft nagelaten de licentievergoeding over 2012 te betalen. SMQ heeft daarop een ingebrekestelling gestuurd aan Goglio. Na het verstrijken van de termijn van 60 dagen, waarin betaling uitbleef, heeft SMQ de licentieovereenkomst met inachtneming van de opzegtermijn van 30 dagen beëindigd. Goglio was het hiermee niet eens en weigerde de break-up fee te betalen. Daarop heeft SMQ een procedure jegens Goglio aangespannen tot betaling van de break-up fee. De rechtbank wijst de vordering van SMQ toe.

Hoger beroep

In hoger beroep stelt Goglio dat SMQ pas tot opzegging had mogen overgaan na een redelijke afweging van belangen. Het hof bevestigt echter het oordeel van de rechtbank. Volgens het hof is de opzegbepaling alleszins redelijk en bindt die in beginsel partijen. Hierbij is volgens het hof relevant dat:

  • het gaat om professionele partijen, die het vrijstaat om zelf uit te maken wat zij afspreken over de mogelijkheid tot opzegging
  • het niet betalen van de licentievergoeding een eenvoudig te herstellen tekortkoming is
  • voor het alsnog verrichten van de betaling een termijn van 60 dagen in redelijkheid ruim genoeg is
  • een periode van drie maanden tussen de kennisgeving en het daadwerkelijke einde van de overeenkomst Goglio voldoende tijd geeft om maatregelen te nemen;
  • partijen bij het sluiten van de overeenkomst hebben afgesproken dat wanbetaling een zwaarwegende grond voor opzegging is.

De opzegging zou volgens het hof pas ontoelaatbaar zijn als die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Volgens het hof is dat niet zo.

Hoge Raad

Goglio legt zich er niet bij neer en gaat in cassatie bij de Hoge Raad. Daar stelt Goglio dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat, bij een vooraf afgesproken opzegmogelijkheid, opzegging pas ontoelaatbaar is als zij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Volgens Goglio had het hof ook moeten overwegen of de aanvullende werking van ‘redelijkheid en billijkheid’ meebracht dat SMQ de overeenkomst slechts op zwaarwegende grond had mogen beëindigen, met inachtneming van een bepaalde opzegtermijn en/of na betaling van een schadevergoeding.

De Hoge Raad geeft een helder overzicht van de aanvullende (artikel 6:248 lid 1 BW) en beperkende (artikel 6:248 lid 2 BW) werking van de redelijkheid en billijkheid, bij opzegging van een duurovereenkomst:

  1. Is sprake van een duurovereenkomst die voor onbepaalde tijd is aangegaan en voorziet de wet en de overeenkomst niet in een regeling van de opzegging, dan is deze in beginsel opzegbaar. Op grond van art. 6:248 lid 1 BW kunnen de eisen van redelijkheid en billijkheid, in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval, meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is als daarvoor bijvoorbeeld een voldoende zwaarwegende grond bestaat, dat een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen of dat de opzegging gepaard moet gaan met het aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding.
  2. Voorziet de wet of de duurovereenkomst die voor bepaalde dan wel onbepaalde tijd is aangegaan wel in een regeling van de opzegging, dan kunnen de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval op grond van art. 6:248 lid 1 BW meebrengen dat aan de opzegging nadere eisen gesteld worden. Dit geldt alleen als de wet en hetgeen tussen partijen is overeengekomen daarvoor ruimte laten.
  3. In beide hiervoor genoemde gevallen kan een beroep op beëindiging van de overeenkomst op grond van art. 6:248 lid 2 BW onder omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn.
  4. Partijen kunnen overeenkomen dat een voor onbepaalde tijd gesloten duurovereenkomst naar de bedoeling van partijen niet-opzegbaar is. Beroept een partij zich op de niet-opzegbaarheid, dan kan de wederpartij stellen dat een beroep hierop naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (artikel 6:248 lid 2 BW), of dat de overeenkomst moet worden beëindigd of gewijzigd op grond van onvoorziene omstandigheden (6:258 BW).

Goglio heeft dan ook terecht in cassatie aangevoerd dat als een duurovereenkomst voorziet in een regeling van de opzegging, hieraan op grond van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid nadere eisen gesteld kunnen worden. In dit geval heeft het hof geoordeeld dat de opzeggingsbepaling alleszins redelijk is en de beëindiging niet onaanvaardbaar is. Volgens de Hoge Raad betekent dit dat de overeenkomst dus geen aanvulling behoeft op grond van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid en de opzegging ook niet onaanvaardbaar is. De Hoge Raad bekrachtigt dan ook het arrest van het hof.

Naast de in dit arrest aan de orde gekomen varianten komt in de praktijk ook nog de duurovereenkomst voor bepaalde tijd voor, die geen opzegbepaling kent. Gelet op eerdere rechtspraak van de Hoge Raad geldt hierbij als uitgangspunt dat een dergelijke overeenkomst in beginsel niet kan worden opgezegd. Dat is alleen anders als zich onvoorziene omstandigheden voordoen die zo ernstig zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid instandhouding van de overeenkomst tot het overeengekomen tijdstip niet mag verwachten. (2)

Handreiking voor de praktijk

Als een duurovereenkomst een opzegmogelijkheid kent, kan de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid onder omstandigheden meebrengen dat de contractuele regeling moet worden aangevuld. Bijvoorbeeld omdat een opzegvergoeding verschuldigd is bij opzegging. Minstens zo belangrijk is dat het, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, ook zo kan zijn dat een contractuele opzeggingsmogelijkheid alleen gebruikt kan worden als er voldoende zwaarwegende grond voor opzegging bestaat. 

De tekst van de opzegregeling in de overeenkomst zelf is daarmee dus niet alles bepalend. U moet er rekening mee houden dat een opzegging, die op grond van de tekst toelaatbaar is, in de praktijk niet - of in ieder geval niet steeds naar de letter - kan worden gebruikt. Daarnaast kan een beroep op een opzegbepaling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn.

(1) Hoge Raad 2 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:141.
(2) Hoge Raad 21 oktober 1988, NJ 1990/439 (Mondia/Calanda).

Femke Jorritsma is Counsel bij Dentons Boekel Advocaten in Amsterdam.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.