Magazine

'Innoveren? Breng eerst de kern eens op orde'

De internationale ‘big six’-kantoren willen mee in de vaart der volkeren en kiezen nadrukkelijk voor vernieuwing (zie aprilnummer). Maar wat vinden wetenschappers en andere geïnformeerde buitenstaanders van ‘accountant 2.0’? Scepsis overheerst.

Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 10, 2007

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

» Download dit artikel in pdf

“Laten we nu niet verbaasd gaan doen dat de buitenwereld het visiedocument van de big six ziet als de smoke and mirrors van een self serving-agenda.” Dat Jules Muis zijn commentaar nogal eens doorspekt met Engels jargon zij hem vergeven. Hij woont al jaren in Washington en was daar eerder vice-president van de Wereldbank. Het aardige van zijn positie nu is dat hij goed overzicht heeft over zowel de Amerikaanse praktijk als de Nederlandse situatie.

Muis is op zijn zachtst gezegd niet erg enthousiast over de visie die zes kantoren eind vorig jaar hebben neergelegd. En hij begrijpt ook heel goed dat de buitenwereld - die nooit iets vernam van de accountant toen alle financiële schandalen zich manifesteerden - er weinig van moet hebben. Muis: “Voor mij is de visie een ordinair pleidooi voor de inperking van de beroepsaansprakelijkheid op de kernfunctie. De branche heeft goed geld verdiend aan de ellende na de schandalen. Door nu in dit visiedocument te suggereren dat er een verslaggevingsprobleem bestaat, is de aandacht afgeleid van waar het echt fout ging: de controle zelf. Ik sta ervan te kijken hoe goed accountants hebben gevaren bij hun disfunctioneren.”

Opfrisser

Voor wie het even niet meer volgt eerst een opfrisser over de ideeën die eind 2006 werden gelanceerd: zes kantoren (PricewaterhouseCoopers, KPMG, Ernst & Young, Deloitte, BDO en Grant Thornton) zochten elkaar in 2006 op om samen over de toekomst van het vak na te denken (zie ‘de Accoutant’, april 2007). Dat leverde een visiedocument op dat tijdens een congres in Parijs werd gepresenteerd aan de buitenwereld. In dat document staan onder andere voorstellen op het terrein van real time reporting door bedrijven, te realiseren via internet. Ook wordt in het visiedocument aandacht gegeven aan een meer op maatwerk gebaseerde benadering van verslaggeving, waarbij gebruikers hun eigen informatiewens kunnen vervullen door gebruik van moderne technologie, al dan niet met behulp van XBRL. Daarnaast gaat het visiedocument ook in op de toekomst van (geharmoniseerde) wetten en regels, en wordt het idee geopperd om door speciale forensische audits fraude in het bedrijfsleven tegen te gaan. Met dat laatste zou de accountant dan kunnen inspelen op de hoge verwachtingen die de maatschappij (op dit moment ten onrechte) heeft van zijn frauderechercherende verantwoordelijkheid in de controle van de jaarrekening. Het document heeft dan ook een hoge ‘innovatiefactor’.

‘Smakeloze mosterd’

Muis schaart zich met zijn opmerkingen duidelijk onder de criticasters die zich ook direct bij het verschijnen van het documenten al manifesteerden uit de hoek van zowel opstellers van jaarrekeningen als toezichthouders.

Ook het commentaar van Marcel Pheijffer - directeur van de accountantsopleiding NIVRA-Nyenrode - laat aan duidelijkheid weinig te wensen over. Van de term Accountant 2.0 - geïntroduceerd door ‘de Accountant’ - wil hij in elk geval niets weten, want dat suggereert een heel nieuw type accountant, en uit de plannen blijkt dat in elk geval niet zo te zijn.

Pheijffer: “Het ‘visiedocument’ van de big six is een hersteloperatie maar ook smakeloze mosterd na de maaltijd. Men had eerder in de discussie moeten participeren. Hoewel de kantoren zeggen het zo niet te hebben bedoeld leest het pamflet als een zoektocht naar nieuwe cash cows. De fout die men maakt is dat men uitstraalt het maatschappelijk verkeer te willen vertellen wat goed voor haar is zonder dat men vooraf de dialoog met dat maatschappelijk verkeer is aangegaan. Men had geloofwaardiger geklonken indien het pamflet gebaseerd zou zijn op een listening tour die vooraf en niet achteraf was gehouden. Het is weer een uiting van het autisme van accountants die vanuit hun gesloten en geblindeerd universum redeneren en opereren.”

Hypotheekcrisis

Een rode lijn in de commentaren is dat de accountant zich te weinig mengt in het debat als dat echt pure noodzaak is. Jaap Koelewijn, voormalig financieel analist en nu adviseur en publicist - onder meer met een wekelijkse column in het Financieele Dagblad - wijst daarbij op de hypotheekcrisis die dit voorjaar in de Verenigde Staten de kop opstak: “Alle klassieke signalen dat het fout ging waren duidelijk voor iedereen die het wilde zien. Accountants hadden zich moeten laten horen voor de crisis, bijvoorbeeld door naar de
toezichthouder te stappen, of een maatschappelijke discussie op te starten.”

Volgens Jeroen Smit, journalist en auteur van het boek Het Ahold Drama, komt dat onder andere doordat accountants te weinig de hand durven te bijten die hen voedt: “Bij het onderzoek voor mijn boek heb ik geleerd hoe belangrijk het is dat accountants niet te veel naast de cfo zitten. Ze moeten beseffen dat ze er zijn voor het publiek.”

‘Positie kiezen’

Ook Muis ziet het probleem van de accountant die zich niet roert in het debat: “Het beroep doorziet de markt vaak niet. Neem de opkomst van de financiële instrumenten: dat creëert zo’n ingewikkelde wereld dat het voor accountants moeilijk is om leiding te geven aan het debat.”Pheijffer onderschrijft dat en heeft ook wel ideeën over hoe dat anders zou kunnen: “Accountants durven nu vaak geen positie te kiezen. Een bewijs daarvoor is de toepassing van artikel 362 lid 4 van BW 2: dit artikel maakt het mogelijk om in de jaarrekening af te wijken van wet- en regelgeving als daar gegronde redenen voor zijn. Maar in de praktijk gebeurt dat vrijwel nooit, want dan moet je duidelijk stelling nemen. Met een heel ander model - á la de advocatuur, zoals Hans Strikwerda ook oppert in zijn paper - zou je accountants bij geschillen ten behoeve van een opdrachtgever een visie kunnen laten bepleiten. Dat is goed: aan het botsen der meningen ontspringt immers de waarheid.”

‘Bij leest blijven’

Even terug naar de kern van de visie van de big six. Zijn de voorstellen voor andere rapporteringsconcepten en assurance op een breder terrein dan op zijn minst haalbaar en verstandig? Muis: “Het is niet zo nieuwe wijn in behoorlijk gedateerde zakken. De nieuwe concepten voorrapportering komen er toch wel, als gevolg van onderlinge concurrentie. Daar zit volgens mij de uitdaging niet zo in.”

Jan Bouwens, hoogleraar management accounting en financial accounting aan de Universiteit van Tilburg: “Als ik de ideeën overzie, is mijn conclusie dat de accountant wel op erg veel manieren relevant moet worden. De vraag is of die mens nog wel bestaat. Maar op zich is het aftappen van continuous reporting en het verschaffen van zekerheid daarbij iets dat in lijn ligt met wat er nu al gebeurt in de praktijk. Dat zou dus best kunnen.”

Pheijffer meent dat dergelijke onderwerpen vooral ook een zaak zijn voor partijen buiten de accountancy: Wet- en regelgevers, toezichthouders, politiek en gebruikers zijn hier sterkere invloedsfactoren dan het accountantsberoep zelf.

AFM

In aansluiting daarop meent Bouwens dat accountants niet per definitie voorop moeten lopen op dit gebied: “Naar mijn mening moeten accountants daarbij meer volgend zijn dan dat ze willen vooroplopen. Ze moeten adequaat reageren op nieuwe ontwikkelingen. We moeten ook oppassen dat de accountant bij zijn leest blijft: vertrouwen is en blijft zijn basisdienst.”

Wat vindt de toezichthoudende Autoriteit Financiële Markten er eigenlijk van? Eigenlijk niet zo heel veel, zo blijkt uit een nogal diplomatieke reactie van directeur Steven Maijoor: “Het is van groot belang dat accountants blijven nadenken over de innovatie van de communicatie tussen ondernemingen en beleggers, bijvoorbeeld op het gebied van niet-financiële informatie. Vanzelfsprekend is het daarvoor niet nodig dat
het bestaande model van verslaggeving eerst wordt afgedaan als ouderwets en mislukt. Veel innovaties bouwen juist voort op successen uit het verleden.”

Aflaatbrief

Koelewijn plaatst kritische kanttekeningen bij de roep om snellere en uitgebreidere rapportages: “Informatie lijkt soms te fungeren als een aflaatbrief. Neem als voorbeeld de discussie rond pensioenfonds PGGM dat belegt in bedrijven die clusterbommen fabriceren. De reactie op de commotie in de media is dat ze nu 3.500 aandelen op hun website zetten om te laten zien waarin ze geld investeren. Als burger wil ik daar echter niet in gaan grasduinen: ik wil vooral weten hoe dit op hoofdlijnen zit. En ja, een accountant zou daarbij een rol kunnen vervullen. Al is dat lastig, want een discussie over dergelijke onderwerpen heeft nu eenmaal niet alleen zwart en wit maar kent ook grijstonen.”

Koelewijn ziet daarbij nog een andere dimensie: “De wens tot meer en snellere informatie heeft wellicht ook te maken met indekgedrag in de claimcultuur. Als je immers de belegger overlaadt met data, kun je als het fout gaat jezelf altijd nog verschuilen met het argument dat de belegger alle relevante informatie toch in elk geval heeft gekregen. Dat spasme overheerst in de financiele wereld ook steeds vaker.”

Verlanglijst

De conclusie van dit alles: accountants moeten toch echt eerst de kern beter op orde krijgen voordat ze zich mogen verliezen in allerlei exotische nieuwe ideeën. En als er dan toch moet worden geïnnoveerd, dan is er nog een hele verlanglijst aan andere zaken die de prioriteit verdienen. Denk daarbij onder andere aan het grote probleem dat bij elk kantoor op dit moment de allerhoogste prioriteit heeft: het op peil houden en/of brengen van het personeelsbestand, zowel kwalitatief als kwantitatief. De huidige krapte zet de kwaliteit van de diensten onder druk en een van de mogelijkheden om die druk te verminderen is meer efficiency in de controle.

Pheijffer: “Overigens niet alleen door de inzet van audit software - intelligent agents zo je wilt - maar ook door een verlaging van de fees. Zo zie ik niet in waarom een partner bij een accountantskantoor vijf tot zes ton zou moeten verdienen.” Volgens Pheijffer zou de accountant ook op een ander punt - de misperceptie rond zijn fraudedetecterende rol - kunnen innoveren: “Als hij dat maar zou willen en ook daadwerkelijk stappen zet. De kosten kunnen dan uiteraard ook in rekening worden gebracht.”

Het beste bewijs voor de stelling dat accountantskantoren dit best kunnen als ze het zouden willen vindt Pheijffer in het visiedocument van de big six zelf, waarin het aanbod wordt gedaan om te komen tot forensische audits. Pheijffer’s conclusie: “Wel kunnen, niet willen.”

Stapje verder

Staan de beste stuurlui aan wal? Wellicht. Maar die stuurlui aan wal hebben minstens evenveel recht van spreken als de big six zelf. En hun ideeën helpen de discussie weer een stapje verder. Dat is belangrijk want de big six hebben aangekondigd dat het document geen eenmalige exercitie was, en dat het thema ook in 2007 weer ter hand wordt genomen. Wordt vervolgd dus?

Van four naar six: opportunisme?

Het volgende kritiekpunt is in het bestek van dit verhaal slechts een zijstapje: Na het wegvallen van de nummer vijf in de big five ontstond er een big four. Vervolgens ontstond er veel discussie over dat dit oligopolie van vier kantoren tot onvoldoende concurrentie leidt, en dat bij het opnieuw omvallen van een kantoor de stabiliteit van de markten in gevaar zou zijn. Is het niet opmerkelijk dat er vervolgens opeens weer sprake is van een big six, samengesteld uit de big four en twee partijen die qua omvang in geen verhouding staan tot deze spelers? Is hier sprake van enig opportunisme vanuit de kantoren? Jules Muis en Marcel Pheijffer kunnen zich niet aan de indruk onttrekken.

Narrative reporting

Continuous of real time reporting - belangrijke bouwstenen van de visie van de big six - roepen bepaald geen hallelujageluiden op.

Het concept narrative reporting doet het beter. Marcel Pheijffer: “Woorden zeggen vaak meer dan cijfers. Maar ook daar geldt: de verantwoordelijkheid ligt vooral bij de opstellers, en wat minder bij de controleurs.”

Jaap Koelewijn: “Beleggers zouden het liefst naast de cfo zitten om te begrijpen wat er speelt. Narrative reporting kan die wens voor een deel invullen.”

‘Verbied goedkeurende verklaring’

Muis oppert nog een paardenmiddel om te stimuleren dat accountants zich meer gaan roeren in het debat: verbied hen de komende tien jaar de goedkeurende accountantsverklaring te gebruiken: “Het effect zou zijn dat accountants op zijn minst een verklaring met toelichtende paragraaf geven waarin ze hun controle, kernobservaties en professionele visie over de jaarrekening delen.”

Dat sluit aan bij de wens van journalist Jeroen Smit: “Laat accountants een cijfer geven voor de jaarrekening die ze controleren, in plaats van het zwart-wit van de huidige verklaring. Of laat een tweede accountantskantoor een second opinion afgeven bij de verklaring. Dat is nog lucratief ook.”

Topinkomens

Hoogleraar Jan Bouwens ziet ook een rol voor de accountant weggelegd bij de steeds weer oplaaiende discussie rond topinkomens: “Laat accountants aan de maatschappij communiceren of de beloningen voor de top op de juiste wijze zijn vastgesteld volgens de normen. Daarmee kun je het onderwerp voor eens en voor altijd uit de graaicultuur halen. En verder moet de rol van het audit committee ook sterker worden. Het audit committee, en niet het bestuur, is de opdrachtgever van de accountant. Dat is nu formeel ook al zo, maar volgens mijn waarneming in de praktijk materieel vaak niet het geval.”

Nart Wielaard werkt op het snijvlak van maatschappij, technologie en bedrijfsleven. Hij brengt complexe ontwikkelingen terug tot eenvoudige en begrijpelijke verhalen en doet dat in de rol van gespreksleider, adviseur en schrijver.

Gerelateerd

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.