Magazine

'RJ 271 is complex en ongenuanceerd'

Beursfondsen konden er met IAS 19 al niet onderuit. Maar sinds de invoering van RJ 271 moeten ook andere ondernemingen aan de slag met pensioenverslaggeving. Dat zorgt voor veel hoofdbrekens onder financieel managers, zelfs degenen met een RA-titel.

Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 2, 2007

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

» Download dit artikel als pdf

Pensioenverslaggeving leidt tot onvrede

Theo Philippa, financieel directeur van Farm Frites, vindt de richtlijn vooral zeer complex. Zijn bedrijf heeft een pensioenregeling lopen bij een verzekeringsmaatschappij. Omdat het een toegezegdpensioenregeling is, is hij genoodzaakt ingewikkelde berekeningen te maken om de waarde van de toegezegde uitkeringen te bepalen. ”Ik besteed deze berekening dan ook uit aan een actuaris.”

Behalve de berekening schrijft de actuaris ook de toelichting die volgens RJ 271 in de jaarrekening moet worden opgenomen als toelichting op de pensioenpost. “Met het opnemen van deze toelichting heb ik nog de meeste problemen”, vertelt Philippa. “Ik begrijp de uitkomst gewoon niet, laat staan dat mijn niet-financiële mededirectieleden het begrijpen. Het is onzin dat dit in de jaarrekening moet. Een mededeling dat de waarde van de pensioentoezegging berekend is door een actuaris zou genoeg moeten zijn.”

‘Black box’

Pim Naarding, concerncontroller bij Plukon, vindt de pensioenberekening ‘een grote black box’. “Ik moet als financieel manager in een glazen bol kijken en zo voorspellen wat voor de komende dertig tot veertig jaar de salarisontwikkeling, de rente, het beleggingsrendement en de indexatie gaan doen. De actuaris gaat vervolgens met de gegevens aan de slag en destilleert daar vervolgens een getal uit wat hij het ‘tekort’ noemt.” Dit alles in een toelichting waar Naarding maar weinig van begrijpt.

Daarnaast wijst hij er op dat ondernemingen die zijn aangesloten bij een bedrijfstakpensioenfonds van de ingewikkelde berekeningen zijn vrijgesteld, ook als daar feitelijk sprake is van een identieke toegezegdpensioenregeling. “Dit leidt tot grote verslaggevingsongelijkheid. Niet het soort fonds zou bepalend moeten zijn voor het toepassen van RJ 271, maar de pensioenregeling en financieringsovereenkomst. Gelijke monniken gelijke kappen dus!”

Onderzoek

Matthijs Govers, recentelijk afgestudeerd aan NIVRA-Nyenrode, herkent de kritiek. Voor zijn eindscriptie over de variabelen in de RJ 271-berekeningen (rente, salarisontwikkeling, indexering etc.) interviewde hij ondernemers, actuarissen en accountants. “In mijn gesprekken met ondernemers kwam naar voren dat bij hen de onvrede vooral gaat over de complexiteit en de kosten die zij in het onderwerp pensioen moeten steken. Er zijn ondernemers die vinden dat het hun niks oplevert, ze zijn liever bezig met het ondernemen zelf en de toekomst van hun bedrijf.” Volgens Govers zijn er ondernemers die de uitkomsten van de RJ-berekening door de actuaris als een gegeven ervaren, en hebben ze het gevoel dat ze er nauwelijks invloed op hebben. “Wat in dat geval kan helpen is dat de actuaris met een gevoeligheidsanalyse van de RJ 271-variabelen de ondernemer bewust kan maken van het verband tussen die variabelen en de uitkomst van de berekening, waardoor ze zich kunnen richten op de belangrijkste parameters.”

Geen raad met indexatie

Maar de complexiteit is niet het enige probleem van de richtlijn. RJ 271 gaat erg ongenuanceerd om met de indexatie van pensioentoezeggingen.

Naarding: “De richtlijn weet hier duidelijk geen raad mee. Als het pensioenfonds in het recente verleden heeft geïndexeerd, wordt er in de RJ 271-berekeningen van uitgegaan dat indexering tot in lengte van jaren zal doorgaan.” In de dagelijkse praktijk wordt indexatie beperkt als er sprake is van een tekort bij het pensioenfonds, voegt de Plukon-controller daar aan toe.

Martin Noordzij, secretaris van VNO-NCW, hoort dergelijke geluiden vaker in zijn achterban. “Het is erg strikte regelgeving, bijna mechanisch, die in sommige gevallen leidt tot onbegrijpelijke uitkomsten. Dermate onbegrijpelijk dat de directie er zich in het geheel niet in herkent.” Daar komt volgens Noordzij nog bij dat accountants rigide met de toepassing van de richtlijn omgaan. “Er is hierover geen enkel gesprek mogelijk tussen directie en accountant. Ondernemers voelen zich door de accountant onder druk gezet.”

Grijstinten

Anne Laning, docent aan NIVRA-Nyenrode en afstudeerbegeleider van Matthijs Govers, geeft aan dat het onbegrip over RJ 271 mede ontstaat doordat de richtlijn uitgaat van óf wel óf niet indexeren en geen rekening houdt met de in Nederland gangbare praktijk van voorwaardelijk toegezegde indexatie. “Als morgen de beurzen inklappen, wordt er geen of veel minder indexatie toegekend. De economische waarde van de indexatie is dus minder dan honderd procent, omdat er een kans is dat de indexatie niet wordt toegekend door onzekere toekomstige ontwikkelingen.”

Wel is er volgens Laning sprake van ‘grijstinten’, omdat naar verloop van tijd een onderneming de indexatievariabele kan aanpassen. “Je moet rekening houden met de ‘in redelijkheid te verwachten indexaties op grond van het indexatiebeleid en bij deelnemers opgewekt vertrouwen’. Dus bij een pensioenfonds met op balansdatum een lage dekkingsgraad zodanig dat de komende paar jaar er niet of veel minder geïndexeerd kan worden, kan daar in de berekening van de verplichtingen rekening mee worden gehouden.”

Aanpassing pensioenregeling

In sommige gevallen leiden de onbedoelde winsteffecten van RJ 271 er toe dat ondernemingen zich gaan beraden over hun pensioenregeling. Theo Philippa zegt dat Farm Frites op dit moment bekijkt of het zijn regeling ‘RJ 271-proof’ kan maken. “Dat betekent dat we misschien overstappen op een toegezegdebijdrageregeling (defined contribution) en dat we het contract met de verzekeraar moeten aanpassen of verbreken.”

Philippa wijst erop dat de werknemers de reden van de mogelijke aanpassing niet goed begrijpen en vooral bang zijn voor een verslechtering van de regeling. ‘Het overleg met de ondernemingsraad en vakbonden gaat op zich goed. Maar we zijn ons er wel bewust van dat een aanpassing ook tot een hogere premie kan leiden.”

‘Andere balans’

Inmiddels is ook de RJ in actie gekomen om de eigen pensioenrichtlijn onder de loep te nemen (zie kader). Of dat concrete wijzigingen oplevert, is op dit moment nog niet duidelijk. Vanuit ondernemingskant wordt in elk geval sterk aangedrongen op vereenvoudiging. Martin Noordzij (VNO-NCW): “Ik pleit ervoor om de richtlijn meer in lijn te brengen met de Nederlandse pensioenpraktijk en dat de complexiteit van de richtlijn vermindert. Zelf verwacht ik dat de RJ over zal gaan tot aanpassing.”

Theo Philippa (Farm Frites) ziet het liefst meer evenwicht in de richtlijn. “Nu wordt in de richtlijn rekening gehouden met alle mogelijke negatieve ontwikkelingen, maar niet met eventuele positieve ontwikkelingen. Hier moet een andere balans in komen.”

Plukon-controller Pim Naarding stelt voor om de richtlijn te laten aansluiten bij de financiële situatie van het ondernemingspensioenfonds. “Bij een dekkingsgraad van bijvoorbeeld 120 procent zouden we kunnen afspreken dat de onderneming geen extra voorziening hoeft te vormen. Is de dekkingsgraad lager, dan is een extra voorziening wel nodig. Die zou dan kunnen worden opgebouwd gedurende een aantal jaren.”

Permanente educatie

Anne Laning van NIVRA-Nyenrode vindt dat er zowel in de primaire opleidingen tot accountant en actuaris als in de permanente educatie prominent aandacht moet zijn voor RJ 271/IAS 19. Verder pleit hij voor een fundamentele aanpassing van RJ 271. Met behulp van optiewaarderingsmodellen kunnen volgens hem pensioentoezeggingen, en de voorwaardelijke elementen daarin, nauwkeuriger worden gewaardeerd. ‘Probleem is dat er over deze manier van waarderen nog weinig wetenschappelijke literatuur geschreven is. Bovendien is het een probleem voor zowel RJ 271 als IAS 19. RJ 271 wordt pas veranderd als IAS 19 op dit punt is aangepast.”

Aandeelhouders

Hoe kijken aandeelhouders naar de pensioenmaterie met hun soms onverwachte uitkomsten? Leo Schenk, directeur van participatiemaatschappij Synergia Capital Partners, zegt dat hij hierbij hulp inroept van specialisten zoals actuarissen en een bedrijf als Aon. “Vooral voorafgaand aan een participatie, tijdens de due dilligence, verdiepen we ons in de pensioenen. Ook voor ons als aandeelhouder maakt het nogal wat uit of er sprake is van een toegezegdebijdrage- of toegezegdpensioenregeling.”

Uit de due dilligence komt dan een inschatting van de werkelijke pensioenkosten.

Schenk: “Als financieel aandeelhouder behoor je dit te weten en adequaat te regelen. Dit betekent dat bepaalde winsteffecten voor ons ook niet meer echt als een verrassing komen.” Alleen als een onderneming erg snel groeit kan het voorkomen dat pensioen onvoldoende aandacht krijgt. Dat ligt volgens hem ook aan de lange verwerkingstijd van mutaties door pensioenfondsen. Schenk vindt dat ondernemingen erg voorzichtig moeten zijn met het te snel aanpassen van hun pensioenregeling. “Voor ons als aandeelhouder is van belang dat een onderneming een goede pensioenregeling heeft. Daarmee kan een onderneming goede werknemers aantrekken.”

Schenk is voor een versoepeling van de RJ-richtlijn maar wijst er ook op dat veel problemen ontstaan door een gebrekkige uitvoering. “In deze gevallen is er weinig transparantie over de uitgangspunten van de berekeningen, zoals de rente. Dat heeft nu eenmaal consequenties voor de uitkomsten. Je moet er constant naar kijken.”

Onderzoek RJ naar Richtlijn 271

De Raad voor de Jaarverslaggeving heeft met een enquête de ervaringen met de toepassing van RJ 271 onderzocht. Het onderzoek is inmiddels afgrond en volgens de RJ komt uit het onderzoek ‘een aantal belangwekkende constateringen’ naar voren. Het onderzoek is nog niet openbaar gemaakt, maar zal eerst in de Pensioenenwerkgroep van de RJ worden besproken. Deze werkgroep concludeerde in mei 2007 dat een fundamentele aanpassing van RJ 271 niet noodzakelijk is, maar wel dat de richtlijn ‘op een aantal punten kan worden verbeterd en verduidelijkt’. De werkgroep zal deze punten nader onderzoeken. Naar verwachting zal de werkgroep in de tweede helft van 2007 een samenvatting van de resultaten van de enquête publiceren, inclusief de door de RJ te ondernemen actiepunten.

Plukon en het ondernemingspensioenfonds

In 2005 nam het pluimveeverwerkingsbedrijf Plukon een branchegenoot over. De medewerkers van deze branchegenoot, die waren aangesloten bij een bedrijfstakpensioenfonds, bracht Plukon onder bij het eigen ondernemingspensioenfonds. Dat dit achteraf een onverstandige zet was, bleek nadat de accountant en actuaris zich over de cijfers van 2006 hadden gebogen.

De toegezegdebijdrageregeling van de overgenomen werknemers heette opeens een toegezegdpensioenregeling, hoewel de regeling zelf volstrekt identiek was. Op basis van actuariële RJ 271-berekeningen bleek sprake te zijn van een enorm (papieren) tekort, dat gedurende een groot aantal jaren maar liefst dertig procent van de winst zou gaan opslokken. De aanvankelijk laconieke reactie van Plukon (‘dit moet op een vergissing berusten’) veranderde snel toen de accountant dreigde met een afkeurende accountantsverklaring. Wat Plukon hierbij vooral dwars zat, was dat de dekkingsgraad van het pensioenfonds er met 135 procent gezond bij stond terwijl de berekening van RJ 271 aangaf dat er sprake was van een groot tekort.

Lieuwe Koopmans is journalist.

Gerelateerd

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.