Opinie

CTA: Het gaat om de keten

Over de keten wordt veel geschreven in het interim rapport van de CTA, waarbij het met name gaat over het delen van de verantwoordelijkheid voor de juiste financiële verantwoording van ondernemingen. Ik wil de ketendiscussie graag benaderen vanuit systeemdenken en de zaak daardoor in een ander perspectief plaatsen.

Als je kijkt naar de keten, dan is de wettelijke controle van de jaarrekening daarbinnen momenteel de verbindende factor. Bedrijven zijn hiertoe verplicht, de accountant voert het uit en de kwaliteitsinstanties houden toezicht. De wettelijke controle is als het ware een ‘attractor’ in het gehele systeem. Het houdt het in stand en geeft energie aan met name accountantsorganisaties en toezichtinstanties, aangezien die hiermee hun boterham verdienen.

De accountantsorganisatie is op zichzelf ook weer een (sub)systeem, ingenesteld in het grotere geheel van de keten. Naast de jaarrekeningcontrole voert dat systeem ook advieswerkzaamheden uit die niet worden aangetrokken door de wettelijke jaarrekeningcontrole.

De wettelijke controle als attractor verklaart de interacties tussen de verschillende agenten of partijen in de keten, waarbij de controle telkens het uitgangspunt vormt. Als deze interacties consistent zijn (kort gezegd: dat iedereen hetzelfde voor ogen heeft) kunnen we spreken over een goed werkend systeem. Momenteel is sprake van hoge inconsistentie tussen met name toezichthouders en accountantsorganisaties, waardoor het systeem hapert en niet goed functioneert.

Als je kijkt naar de inhoud van de discussies die gaande zijn – vaak over de bovengenoemde inconsistentie – vallen mij een paar zaken op. Ten eerste lijkt het erop dat we het eens zijn dat de wettelijke controle belangrijk is en nog bestaansrecht heeft in de huidige tijd. Het interim rapport van de CTA constateert namelijk niet dat hier een probleem mee is. Dit verklaart voor mij waarom de aandacht zich met name richt op de accountant, de toezichthouder(s) en de kwaliteit van de wettelijke controle. Voor andere partijen in de keten is dit van minder belang, omdat zij hierop niet direct invloed kunnen uitoefenen of dit niet de hoogste prioriteit heeft. We moeten onthouden dat deze partijen ook weer systemen zijn die niet alleen zijn ingenesteld in het accountancysysteem, maar ook in andere systemen. Deze partijen zijn voor hun bestaan niet afhankelijk van de wettelijke controle: andere attractors zijn hier belangrijker. Voor de accountants in de accountantsorganisatie is dit anders; hier heeft de wettelijke controle wel de meeste aantrekkingskracht.

Wat mij verder ook opvalt is de veel besproken rol van de toezichthouder. Om deze rol in de keten beter te begrijpen moet we kijken naar de ecologie van het beroep, mooi verwoord door Jan de Rooy in zijn opiniestuk over “een hek rond de controlepoot”. Hier wordt de geschiedenis van het beroep beschreven. Wat opvalt is dat in het begin de wettelijke controle nog niet bestond en dus helemaal niet als attractor fungeerde voor het bestaan van de accountant. De aantrekkingskracht in de keten was de financiële kennis en veelzijdige deskundigheid van de accountant ten aanzien van een pallet van zaken die relevant waren voor ondernemingen, naast de jaarrekeningcontrole.

Pas later is de wettelijke controle ingevoerd, inclusief kwaliteitsstandaarden, wat daarna het bestaansrecht van de toezichthouder is geworden. Dit heeft het systeem (of de keten) in complexiteit laten toenemen. Deze nieuwe schakel of agent is vervolgens door de jaren heen zodanig gegroeid, gevoed door boekhoudschandalen, dat de wettelijke controle de oorspronkelijke aantrekkingskracht langzaam heeft vervangen. Het bestaat nog wel een beetje in de advieswerkzaamheden van de accountantsorganisatie, alleen staat dit nu ook ter discussie. Ik begrijp daarom goed dat de accountantsorganisatie dit niet echt wil opgeven, omdat dit de kern van zijn oorspronkelijke bestaan raakt, maar ook die van het huidige verdienmodel.

De toezichthouder ontleent zijn bestaansrecht aan toezicht houden en heeft hiervoor controlemaatregelen (feedback mechanismen: error control) nodig. In de loop der jaren zijn deze gegroeid en hebben elkaar versterkt, waardoor het systeem nog voornamelijk naar binnen is gericht, getuige de vele kwaliteitsdiscussies. De oplossing wordt nu vooral gezocht in het toevoegen van nog meer feedback mechanismen, om de kwaliteit te waarborgen. Ik zie deze trend ook naar voren komen in sommige aanbevelingen van de CTA.

Bij veel focus op controlemaatregelen is verder de organisatiecultuur belangrijk. Uit onderzoek blijkt dat er een correlatie bestaat tussen het aantal incidenten en het aantal controlemaatregelen. Zonder controlemaatregen nemen incidenten toe, maar met de veel controlemaatregelen zie je dit ook gebeuren. Een sterke cultuur (die vaak waarden gedreven is) kan zorgen voor een juiste verhouding aan controlemaatregelen. 

Kijkend naar het grotere geheel lijkt het erop dat het hele systeem blijft bestaan door de aantrekkingskracht van de wettelijke controle en dat we langzaam tot de conclusie komen dat het alsmaar toevoegen van feedback mechanismen niet de oplossing is, zolang de wettelijke controle niet de enige attractor is van de accountantsorganisatie. Dit verklaart voor mij waarom geluiden opgaan over “audit only”-organisaties. Dit zal inderdaad voor consistentie kunnen zorgen, omdat de wettelijke controle dan de enige attractor is in de accountantsorganisatie, wat het consistent maakt met de rest van de keten. Maar zoals eerder gezegd zal dit ook de kern van het accountantsbestaan aantasten en daarmee ook van het huidige verdienmodel. Iets dat we zullen moeten accepteren, als we vinden dat alles draait om de wettelijke controle en die voldoende is ingericht om aan de verwachtingen van het maatschappelijk verkeer te voldoen. Alleen dan kunnen we hier een bevestigend antwoord op geven, kijkend naar bijvoorbeeld de publieke discussie over duurzaamheid en de rol die de accountantscontrole hierin speelt. Het probleem zit derhalve bij de wettelijke controle en de wijze waarop deze is ingericht.

Een andere weg die kan worden bewandeld om een duurzame oplossing te vinden, met respect voor de kern van het bestaan van de accountant, is om innovatie toe te passen op de accountantscontrole. Bijvoorbeeld door de wettelijke plicht af te schaffen, zodat een nieuwe verbindende factor kan worden gevonden in de keten. In het begin is er misschien chaos, maar volgens mij is het systeem sterk genoeg om hiermee om te gaan. Alleen een nieuwe verbindende factor zal het systeem de nieuwe kracht geven die recht doet aan het oorspronkelijk bestaansrecht van het accountantsvak, waarop we allemaal zo trots zijn.

Aan wie de keuze wat te doen? Is dat de CTA en kan en wil deze de beslissing nemen? Of durft die dat niet en is dat misschien de reden waarom de heilige huisjes blijven bestaan? Mijn advies bij negatieve beantwoording is: schaf de wettelijke verplichting af, om daarna innovatie te starten voor een duurzame toekomst van het accountantsberoep. En bij een positief antwoord: ga voor een ‘audit only’-oplossing.

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Jeffrey Bekkerin is als accountant in business werkzaam in de investment wereld, waar hij zich richt op financiƫle en operationele herstructurering van bedrijven, met als doel een wendbaar operationeel model en gezonde financieringsstructuur. Daarbij spelen ook digitalisering van bedrijfsprocessen en de integratie van ESG een belangrijke rol. Jeffrey schrijft als columnist over topics als wendbaarheid en corporate governance. Hij schrijft op persoonlijke titel.

Gerelateerd

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.