Tuchtrecht

Vertrouwelijkheid geschonden na informeel verzoek Belastingdienst

Een accountant-administratieconsulent verstrekt na beëindiging van de relatie met zijn klant de concept-jaarrekening van die klant aan de Belastingdienst. Zonder schriftelijke toestemming had hij niet mogen ingaan op het informele verzoek van die dienst.

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Zaaknummers:
20/469 en 20/470
Datum uitspraak:
12 september 2023
Oordeel:
hoger beroepen ongegrond, klacht deels gegrond
Maatregel:
waarschuwing
Status:
definitief
Vindplaats:
ECLI:NL:CBB:2023:495

» Direct naar annotatie

Lex van Almelo

Belangrijkste feiten

Een octrooigemachtigde maakt een potje van zijn boekhouding en belastingen. Hij heeft al tien jaar geen jaarrekening meer samengesteld, geen aangifte vennootschapsbelasting meer gedaan en niet meer voldaan aan de publicatieplicht. Vanaf 2009 wil hij weer reguliere aangiften indienen. De Belastingdienst gaat hiermee akkoord, onder de voorwaarde dat de octrooigemachtigde een accountant inschakelt die de goedkeuring van de Belastingdienst krijgt.

Een accountant-administratieconsulent doet vervolgens verschillende werkzaamheden voor de ondernemer, waaronder enkele klussen die samenhangen met het pensioen. De accountant en de octrooigemachtigde krijgen echter ruzie over de pensioenkwestie en schakelen vergeefs een mediator in. De accountant beëindigt de werkrelatie in 2012. Twee jaar later gaat hij in op het informele verzoek van een senior medewerker van de Belastingdienst om de jaarrekening 2002 toe te sturen.

De octrooigemachtigde dient in 2015 een klacht in tegen de accountant. De Accountantskamer verklaart één van de klachtonderdelen niet-ontvankelijk en de rest van de klacht ongegrond. Het hoger beroep van de octrooigemachtigde hiertegen wordt ongegrond verklaard.

In juni 2017 dient de octrooigemachtigde een nieuwe klacht in tegen de accountant. Eén van de verwijten is dat de accountant in 2014, na beëindiging van de klantrelatie, het procesbelang van de octrooigemachtigde in een fiscale procedure over de pensioenkwestie heeft geschaad door de concept-jaarrekening 2002 van de octrooigemachtigde zonder diens toestemming te sturen naar de Belastingdienst. De accountant vertelde er bovendien niet bij dat het een concept was.

De Accountantskamer verklaart de klacht niet-ontvankelijk, maar het College van Beroep voor het bedrijfsleven vindt dit niet terecht voor wat betreft bovengenoemd klachtonderdeel. Als de Accountantskamer dit klachtonderdeel op last van het college alsnog inhoudelijk behandelt, verklaart de kamer dit onderdeel gegrond en legt een waarschuwing op.

Dat het concept al eerder naar de Belastingdienst was gestuurd, betekent volgens de Accountantskamer niet dat de octrooigemachtigde impliciet toestemming heeft gegeven voor de tweede verstrekking. De opvolgend inspecteur kende de inhoud van de jaarrekening niet, zo blijkt uit het verzoek. Dat de octrooigemachtigde nooit bezwaren heeft geuit tegen de vaststellingsovereenkomst of toezending van stukken aan de Belastingdienst wil ook niet zeggen dat hij akkoord was met de tweede verstrekking. Het fiat valt evenmin af te leiden uit de toestemming om eerder de jaarrekening 2002 aan de fiscus te geven in het kader van een lopende discussie over de ambtshalve aanslagen. De accountant heeft het fundamentele beginsel van vertrouwelijkheid geschonden.

Zowel de accountant als (de weduwe van) de octrooigemachtigde gaat in hoger beroep.

Hogerberoepsgronden

Accountant

De informatie die ik aan de belastinginspecteur heb verstrekt, was al bekend bij de Belastingdienst en was daarom niet vertrouwelijk. En volgens het fiscale recht was ik verplicht mee te werken aan het informatieverzoek.

Weduwe/octrooigemachtigde

De opgelegde maatregel van waarschuwing is te licht gezien de ernst van de gedraging.

Oordeel

De hogerberoepen zijn ongegrond.

Het college sluit zich aan bij het oordeel en de overwegingen van de Accountantskamer en voegt er enkele overwegingen aan toe.

Het fundamentele beginsel van vertrouwelijkheid is uitgewerkt in de artikelen 16 tot en met 19 van de VGBA. Volgens die artikelen moet de accountant, die de beschikking krijgt over gegevens of inlichtingen waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, die gegevens geheimhouden. De accountant kan echter wettelijk verplicht zijn gegevens of inlichtingen te verstrekken, zie artikel 16 onder a. Verder kan de accountant de geheimhouding doorbreken als deze daartoe wettelijk bevoegd is (b), deze betrokken is bij een gerechtelijke procedure (c), deze schriftelijke toestemming heeft van de klant (d) of wanneer het noodzakelijk is een kantoorgenoot of opvolger te informeren (e).

Bij het besluit om op grond van de onderdelen b tot en met e al dan niet vertrouwelijke gegevens of inlichtingen te verstrekken, zal de accountant onder meer de belangen van betrokken partijen en derden moeten betrekken, waaronder het algemeen belang. De overwegingen die tot het besluit hebben geleid legt de accountant vast.

In deze kwestie onderkent de accountant in zijn pleidooi dat vertrouwelijkheid één van de beginselen is die de relatie met de klant beheersen. In de toelichting van de VGBA staat met nadruk dat het beginsel van vertrouwelijkheid blijft voortbestaan, nadat de accountant zijn relatie met zijn cliënt (of de organisatie waar hij werkzaam is of waaraan hij is verbonden) heeft beëindigd.

De accountant is er ten onrechte van uitgegaan dat de gevraagde gegevens niet vertrouwelijk waren en zonder overleg met de octrooigemachtigde konden worden verstrekt aan de Belastingdienst. Het concept van de jaarcijfers 2002 bevatte voorlopige (bedrijfs)gegevens van de vennootschap van de klant, inclusief diens pensioenvoorziening. Zulke gegevens zijn naar hun aard vertrouwelijk.

Een ander kantoor had de concept-jaarrekening opgesteld in opdracht van de octrooigemachtigde of zijn vennootschap. De accountant kreeg de gegevens om de octrooigemachtigde volgens opdracht te helpen bij het treffen van een regeling met de Belastingdienst over achterstallige belastingaangiften. Dat de stukken al eerder waren gedeeld met de Belastingdienst en dat de fiscus om deze specifieke stukken vroeg, betekent niet dat de accountant ervan uit kon gaan dat de Belastingdienst de gegevens al kende. De accountant heeft naar eigen zeggen niet geïnformeerd waarom de belastinginspecteur de gegevens achteraf alsnog opvroeg – behalve dan dat de inspecteur de gegevens niet voorhanden had.

Dat de klant de accountant in 2012 toestemming had gegeven de gegevens te delen in het kader van de onderhandelingen met de Belastingdienst, wil niet zeggen dat de accountant in juni 2014 kon aannemen dat de klant ermee instemde dat hij dat opnieuw deed. De octrooigemachtigde was sinds september 2012 niet meer zijn cliënt. De opdracht waarvoor de accountant de gegevens in handen had gekregen en aan de Belastingdienst ter beschikking mocht stellen, was in juni 2014 dus al geruime tijd beëindigd. Het stond de accountant niet vrij om na het beëindigen van zijn opdracht te beslissen de vertrouwelijke gegevens opnieuw te gebruiken of te delen - in elk geval niet zonder overleg met zijn voormalige opdrachtgever.

Geen informatieplicht

Volgens de accountant was hij was op grond van de artikelen 53 en 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen verplicht mee te werken aan het informatieverzoek van de belastinginspecteur. Dat verzoek bestond uit een telefoontje van de belastinginspecteur, die hem vroeg of hij bereid was bepaalde documenten door te sturen, omdat men die bij de Belastingdienst kennelijk niet kon vinden. Op grond van zo’n informele vraag is de accountant niet verplicht mee te werken.

Volgens de accountant had hij geen reden om aan te nemen dat de voormalige klant er bezwaar tegen zou hebben als hij de al eerder beschikbaar gestelde gegevens opnieuw verstrekte. De accountant heeft zich echter niet afgevraagd of zijn voormalige cliënt er intussen wellicht belang bij had de vertrouwelijke gegevens niet te verstrekken. Gezien de bijzondere verantwoordelijkheid om de vertrouwelijkheid te beschermen, mocht dat wel van de accountant worden verwacht.

Om de belangen van de voormalige klant mee te kunnen wegen, had hij contact moeten opnemen met de octrooigemachtigde. Zeker nu er ruim twee jaar was verstreken sinds de beëindiging van de cliëntrelatie. Bovendien wist de accountant dat de voormalige klant ook nog steeds van mening verschilde met de Belastingdienst.

Volgens de accountant weerhield de vertroebelde verhouding met de voormalige klant en diens gemachtigde hem ervan om te overleggen. Het college vindt dat hij de belastinginspecteur dan had moeten doorverwijzen naar de octrooigemachtigde of moeten vragen om een formeel informatieverzoek. De accountant heeft in strijd met het fundamentele beginsel van vertrouwelijkheid gehandeld.

Maatregel

Volgens de voormalige klant van de accountant zou de Belastingdienst eerder op zijn schreden zijn teruggekeerd als de accountant de stukken niet had verstrekt. Het verstrekken van het concept was dus nadelig voor hem. De (weduwe van de inmiddels overleden) klant heeft echter niet duidelijk gemaakt of de vertrouwelijke gegevens een rol van betekenis hebben gespeeld in de gerechtelijke procedures en waaruit het nadeel dan precies heeft bestaan. De (weduwe van de) klant geeft immers zelf aan dat het geschil met de Belastingdienst uiteindelijk in zijn voordeel is geëindigd.
De waarschuwing is passend en geboden; de opgelegde maatregel blijft dus in stand.

Annotatie Lex van Almelo

Een accountant-administratieconsulent wordt ingeschakeld om de (fiscaal-)administratieve puinhoop bij een octrooigemachtigde op te ruimen. De octrooigemachtigde kampt met achterstallige betalingen en verschilt met de Belastingdienst van mening over diverse posten. De Belastingdienst ontvangt onder andere de concept-jaarrekening 2002.

In 2014, ruim twee jaar nadat de accountant de vertroebelde klantrelatie met de octrooigemachtigde heeft beëindigd, vraagt een belastinginspecteur of de accountant hem kan helpen aan de jaarrekening 2002. De accountant verstrekt de concept-jaarrekening, zonder erbij te zeggen dat het een concept is. Hij heeft ook geen toestemming gevraagd aan de voormalige klant.

De klant vindt terecht dat de accountant de geheimhoudingsplicht heeft geschonden. De accountant had toestemming moeten vragen en kon er niet van uitgaan dat de Belastingdienst de gevraagde informatie al kende. Ruim twee jaar na het beëindigen van de klantrelatie had de klant wellicht een nieuw belang bij vertrouwelijkheid. De accountant had dat moeten navragen bij de voormalige klant. Als hij dat vanwege de vertroebelde verhoudingen niet wilde of kon dan had hij de Belastingdienst moeten doorverwijzen naar de voormalige klant. Hij had de fiscus ook kunnen vragen om een formeel verzoek op grond van de AWR; een informeel verzoek schept namelijk geen wettelijke verplichting om de vertrouwelijkheid te doorbreken.

In de concept-jaarrekening stond onder meer informatie over de pensioenvoorziening van de klant. De Belastingdienst heeft die informatie gebruikt in een gerechtelijke procedure. De octrooigemachtigde heeft er geen nadeel van gehad. En zijn weduwe ook niet.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.