Opinie

AFM-rapport is geen goede basis voor selectie van een accountant

De conclusies van de AFM liegen er niet om. In zijn rapport van juni 2017 schrijft de toezichthouder dat het verandertraject bij de oob-accountantsorganisaties te langzaam gaat en dat de kwaliteit van de onderzochte wettelijke controles bij de big four niet op orde is. Het is nog steeds niet goed.

Eén van de in het oog springende conclusies van de AFM is deze: "Met de instellingsspecifieke conclusies en bevindingen kunnen gebruikers van financiële verantwoordingen, zoals beleggers en crediteuren, kennis nemen van hoe de betreffende accountantsorganisaties zich tot elkaar verhouden. Voor rvc's, en auditcommissies in het bijzonder, kan deze informatie ook gebruikt worden voor de selectie en de evaluatie van de externe accountant."

Is dat wel een terechte conclusie? De beantwoording van die vraag leidt tot nog meer vragen. Op basis van de beoordeling door de AFM van het kwaliteitssysteem op organisatieniveau en acht dossierbeoordelingen per accountantsorganisatie lijkt inderdaad dat de acht onderzochte accountantsorganisaties het wisselend beter en slechter doen ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de uitkomsten van het AFM-onderzoek van twee jaar eerder. Kan daarin een trend worden waargenomen, of is mogelijk ook sprake van een complex van onbesproken of niet waargenomen factoren, dat maakt dat deze uitkomsten zo wisselend zijn?

Het lijkt een gordiaanse knoop. In het rapport In het publiek belang uit 2014 presenteert de werkgroep Toekomst Accountantsberoep een plan om de kwaliteit en onafhankelijkheid van de controlerend accountant te verbeteren. Sindsdien wordt in meerdere publicaties en uitingen gemeld dat de accountantsorganisaties stappen zetten. Eigen observaties, lezing van praktijkverslagen en gesprekken met jonge medewerkers van grote accountantsorganisaties bevestigen deze trend. Het werk, de dossiervoering en de vakinhoudelijke discussies veranderen. Ook cliënten merken dat de accountant is veranderd. Maar in juni 2017 deugt het nog steeds niet.

Een analyse van de schriftelijke reacties van de betreffende oob-accountantsorganisaties leert dat zij robuust formulerend meegaan met de AFM, in de stelling dat kwaliteit voorop moet staan. Zij benoemen veranderingsprojecten waaraan mooie namen zijn gegeven. De reacties krijgen een voorzichtige ondertoon als zij proberen uit te leggen dat ze wel (willen) veranderen, maar dat het verleggen van de koers van een olietanker geen kleine stuurcorrectie is. Het valt niet mee om een organisatie met de omvang van een big four in korte tijd te veranderen. En in enkele reacties wordt voorzichtig de vraag gesteld hoe het toch kan dat de door verschillende (externe) organisaties uitgevoerde kwaliteitsreviews tot verschillende uitkomsten leiden.

Op basis van het rapport In het publiek belang heeft de NBA een implementatieplan voor 53 verbeterpunten uitgewerkt. Het is op zich al ongelofelijk dat een beroepsgroep die al zeker 140 jaar maatschappelijk relevant is, 53 verbeterpunten over zichzelf weet te formuleren. De belangrijkste conclusie die dan in ieder geval kan worden getrokken, is dat de veranderagenda omvangrijk is. De uitkomsten uit het onderzoek van de AFM doen vermoeden dat blijkbaar verschillende verwachtingen bestaan ten aanzien van het tempo waarin dit scala aan veranderingen kan worden doorgevoerd. De AFM stelt dat de accountantsorganisaties (ver) achter blijven bij de verwachtingen. Is dat collectieve onwil, een collectief onvermogen, of waren de verwachtingen te ambitieus? Het is ook mogelijk dat een verschil van inzicht bestaat omtrent de realisatieperiode, kwaliteit en timing van daadwerkelijk ingezette veranderingen. De voorzichtige reacties van de accountantsorganisaties doen vermoeden dat zij in de veronderstelling leefden dat zij belangrijke stappen hadden gezet.

Een aantal bevindingen van de AFM bij specifieke dossiers is ernstig: essentiële posten in een jaarrekening waarvoor controledocumentatie ontbreekt. Dat is zoals het is. Uiteraard resteert dan nog de vraag of sprake is van een tekortkoming in het dossier, of een tekortkoming in de (omvang en diepgang van) verrichte werkzaamheden.

In discussies blijkt dat auditkwaliteit verschillend kan worden gewogen. In een poging om een antwoord te vinden is de stuurgroep Publiek Belang van de NBA een consultatieronde gestart om de definitie van dit begrip helder te krijgen. Dan is het vooral ook van belang om te weten welke definitie de AFM hanteert ten aanzien van auditkwaliteit. Het is in dit verband inderdaad opmerkelijk dat een aantal van de als onvoldoende beoordeelde dossiers bij eerdere (externe en interne) beoordelingen wel als voldoende zijn beoordeeld. Uiteraard kan sprake zijn van niet-ontdekte tekortkomingen - en dat is dan zorgelijk - maar het is ook mogelijk dat op een aantal punten discussie mogelijk is over de professionele beoordeling van uitkomsten en de keuze en inzet van controletechnieken. Kortom: een mogelijk verschil van inzicht over de definitie van auditkwaliteit.

De bestuurders en commissarissen van de onderzochte accountantsorganisaties schrijven in hun reactie op het AFM-rapport namens en over hun organisatie. Dan bedoelen zij - zo neem ik aan - iedereen die daar werkt. Ook de AFM richt zich in haar rapport op de accountantsorganisaties als geheel. Maar hoe zit het met de individuele professionals die oprecht een goede controle willen uitvoeren? Is het echt zo dat de hele organisatie nog niet op het juiste spoor zit, of gaat het om een bepaalde groep met een doorslaggevende stem, of om de groep die de kaders moet formaliseren, of doet de meerderheid het wel gewoon goed en blijft dit onopgemerkt? Of zijn de criteria echt niet eenduidig? Of worden aan de kwaliteit van de dossiers niet-realistische eisen gesteld?

Wat moet de individuele, professioneel zelfstandig verantwoordelijke accountant met de conclusie dat het AFM-rapport kan worden ingezet bij de keuze of evaluatie van de accountant? Dit rapport zegt niets over de kwaliteit van zijn of haar werk, omdat hij of zij toevallig verbonden is aan één van de slecht scorende organisaties.

Een dergelijke conclusie vraagt om een heel ander onderzoek en om de beantwoording van een aantal relevante vragen ten aanzien van criteria, auditkwaliteit en generaliseerbaarheid van conclusies. Ik acht de kans groot dat ondertussen de individuele professional bij zijn of haar cliënt gewoon een goede accountantscontrole gaat uitvoeren.

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Prof. dr. Dick de Waard RA MA is als hoogleraar auditing verbonden aan de Faculteit Economie en Bedrijfskunde van de Rijksuniversiteit Groningen en als buitengewoon hoogleraar maatschappelijk verantwoord ondernemen aan de Faculteit der Sociale en Economische Wetenschappen van University of CuraƧao dr. Moises da Costa Gomez.

Gerelateerd

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.