Magazine

Pensioen en jaarrekening

In juli 2003 is na langdurige discussies en overleg binnen de Raad voor de Jaarverslaggeving eindelijk de nieuwe richtlijn 271 Personeelsbeloningen verschenen.

Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 4, 2003

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

» Download dit artikel in pdf

Ronald Smittenberg

De nieuwe richtlijn is gebaseerd op IAS 19. De belangrijkste kenmerken zijn dat bij toegezegd-pensioenregelingen de vermogenspositie van het pensioenfonds veel directer van invloed is op de jaarrekening van de onderneming, en dat bij de bepaling van de pensioenlasten rekening wordt gehouden met toekomstige salarisstijgingen. Ook wordt gerekend met verwachte toekomstige beleggingsrendementen. Daartegenover staat dat er een hogere disconteringsvoet wordt gehanteerd. De calculatie van de pensioenlasten bij toegezegd-pensioenregelingen volgens de nieuwe richtlijn is behoorlijk complex en brengt de nodige kosten met zich mee, zeker in vergelijking met de huidige verwerking.

Stelselwijziging

Toepassing van de nieuwe richtlijn brengt met zich mee dat bij toegezegd-pensioenregelingen aanzienlijk hogere pensioenverplichtingen moeten worden verwerkt dan tot nu toe het geval was. De richtlijn staat het toe om dit verschil op het moment van invoering van de nieuwe richtlijn (het begin van het desbetreffende boekjaar) ofwel te verwerken als stelselwijziging, ofwel lineair toe te rekenen aan het resultaat in een periode die overeenkomt met de verwachte gemiddelde resterende diensttijd van de op het overgangstijdstip actieve werknemers.

Bij verwerking als stelselwijziging kan het verschil ineens ten laste van het vermogen worden verwerkt, of ineens als bijzondere post in de winst- en verliesrekening. De invoering van de nieuwe richtlijn hoeft dus geen resultaateffect ineens met zich mee te brengen.

De Raad voor de Jaarverslaggeving stelt in een voorwoord dat de nieuwe richtlijn recht doet aan zowel de bepalingen van IAS 19 als de specifieke pensioensituatie in Nederland. Deze specifieke situatie betreft onder meer de juridische scheiding tussen fonds en onderneming, die met zich meebrengt dat de onderneming niet zonder meer kan beschikken over overschotten in het fonds en ook niet altijd zonder meer aansprakelijk is voor tekorten in het fonds. Ook hebben we het over voorwaardelijk toegezegde indexaties. Hieronder volgt de concretisering door de RJ.

Gerechtvaardigde verwachtingen

Erg belangrijk is het onderscheid tussen toegezegde-bijdrageregelingen en toegezegd-pensioenregelingen. Die eerste kan eenvoudig worden verwerkt (de premieverplichting is de last), terwijl toegezegd-pensioenregelingen zeer complexe calculaties met zich meebrengen.

De richtlijn verduidelijkt dat de classificatie van een pensioenregeling moet plaatsvinden op basis van de financiële risico’s die de rechtspersoon loopt. De beoordeling daarvan moet gebeuren op basis van de materiële inhoud van de arbeidsovereenkomst, de pensioenregeling en de financieringsovereenkomst tussen de rechtspersoon en het fonds waar het pensioen is ondergebracht. Ook de communicatie met de deelnemers aan de pensioenregeling, die bepaalde (verdergaande en gerechtvaardigde) verwachtingen kan scheppen is van belang. Of de uitvoering van de regeling is ondergebracht bij een ondernemingspensioenfonds, een bedrijfspensioenfonds of levensverzekeringsmaatschappij speelt daarbij geen rol.

Criteria

De RJ stelt dat sprake is van een toegezegdpensioenregeling als:

a. de rechtspersoon direct of indirect een bepaald rendement op de premies garandeert;

b. de door de rechtspersoon bestendig gevolgde gedragslijn leidt tot een verplichting die verder gaat dan het voldoen van premies; of

c. de op grond van de regeling te verwerven aanspraken niet uitsluitend zijn gerelateerd aan de betaalde premies en het daarop behaalde rendement.

Duidelijk wordt gesteld dat als door de communicatie verdergaande gerechtvaardigde verwachtingen bij de deelnemers zijn gewekt dan formeel in de pensioen- en financieringsregeling is vastgelegd, dit van invloed kan zijn op de classificatie van de pensioenregeling.

Indexatie

Als de toegezegd-pensioenregeling een bepaling bevat over de indexatie van pensioenen en deze leidt tot een verplichting op dit punt, dan moet bij de bepaling van de pensioenlasten ook een financiële veronderstelling omtrent toekomstige indexaties in aanmerking worden genomen. Dit niet alleen bij formeel overeengekomen indexaties, maar ook als sprake is van een feitelijke verplichting tot indexatie. Die doet zich voor als het toekennen van indexatie een zodanige bestendige gedragslijn
is geworden, dat hierdoor bij (toekomstige) gepensioneerden verwachtingen zijn gewekt die in redelijkheid niet mogen worden
beschaamd. Van zo’n gedragslijn is bijvoorbeeld sprake als de betrokkenen onvoldoende duidelijk is gemaakt dat de indexatie aan voorwaarden is verbonden.

Financiële positie

In de Nederlandse praktijk is het toekennen van indexatie vaak mede afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. Bij de beoordeling van de mate waarin sprake is van een feitelijke verplichting tot toekomstige indexatie, worden onder meer de volgende aspecten betrokken:

  • de inhoud van de financieringsovereenkomst (daarin kan bijvoorbeeld de voor de indexatie vereiste minimale dekkingsgraad bij het fonds zijn vermeld);
  • de hoogte van de aanwezige dekkingsgraad c.q. de buffers van het fonds;
  • de inschatting van toekomstige ontwikkelingen die van invloed zijn op deze dekkingsgraad c.q. buffers, zoals bijvoorbeeld het geschatte toekomstige beleggingsrendement en de in de toekomst te ontvangen premies;
  • het mede op grond van de voorgaande aspecten in het verleden gevolgde indexatiebeleid, de bestendigheid daarin en de communicatie die hierover met de deelnemers is gevoerd.

Overschotten

Overschotten bij het fonds kunnen alleen leiden tot een actiefpost bij de onderneming als deze ook beschikkingsmacht heeft. Dit moet worden beoordeeld aan de hand van de feitelijke omstandigheden. Van belang zijn onder meer de financieringsovereenkomst, afspraken tussen rechtspersoon en fonds, besluiten van het fondsbestuur, overeenkomsten over eigen bijdragen van personeel en hun eventuele aanspraken op overschotten. De RJ stelt dat in elk geval sprake is van beschikkingsmacht als het fondsbestuur de intentie heeft uitgesproken om over te gaan tot restitutie of daarover al een principebesluit heeft genomen. Ook als er een bestendige gedragslijn is en er uit dien hoofde redelijke waarschijnlijkheid
bestaat dat een overschot ten goede zal komen aan de rechtspersoon, is hiervan sprake.

Noot
Ronald Smittenberg is lid van de maatschap Deloitte.

Midden- en kleinbedrijf

In haar voorwoord geeft de Raad voor de Jaarverslaggeving aan dat zij in de jaareditie nog bijzondere aandacht zal schenken aan specifieke bepalingen voor de jaarrekeningen van het midden- en kleinbedrijf. Een argument om daar een vereenvoudigde verwerking toe te staan is dat er voor het maken van de calculaties specialisten nodig zijn en behoorlijke kosten moeten worden gemaakt. Wel moet worden bedacht dat door het volgen van de richtlijn de financiële risico’s van pensioenregelingen op adequate wijze tot uitdrukking worden gebracht, hetgeen gewenst is om te voorkomen dat ondernemingen er regelingen op na houden waarvan (uiteindelijk zal blijken dat) zij de financiële consequenties niet kunnen dragen.

Wanneer van kracht

De nieuwe richtlijn is van kracht voor verslagjaren die beginnen op of na 1 januari 2005. Eerdere toepassing wordt aanbevolen. Als daar voor wordt gekozen, moet deze toepassing volledig en consistent plaatsvinden. Uiteraard zullen beursfondsen zich al eerder richten op de toepassing van IAS 19. Teneinde in de jaarrekening 2005 het vergelijkende cijfer 2004 te kunnen presenteren moeten zij immers (intern) de balans per 1 januari 2004 al opstellen volgens IAS 19.

Gerelateerd

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.