Tuchtrecht

Goedkeuring jaarrekeningen Eurocommerce onterecht

Een extern accountant heeft drie jaarrekeningen van Eurocommerce goedgekeurd, terwijl hij zijn controlewerkzaamheden te oppervlakkig en niet professioneel-kritisch genoeg had uitgevoerd.

Accountantskamer

Zaaknummers:
14/2615 Wtra AK
Datum uitspraak:
30 november 2015
Oordeel:
gegrond
Maatregel:
doorhaling, niet herinschrijvingstermijn 4 maanden
Status:
definitief
Vindplaats:
ECLI:NL:TACAKN:2015:146

Lex van Almelo

Belangrijkste feiten

De Eurocommerce Groep hield zich tot haar faillissement in 2012/2013 bezig met:

  • projectontwikkeling (via Eurocommerce Projectontwikkeling bv);
  • beleggingen (via Eurocommerce Beleggingen bv);
  • promotionele activiteiten (via Eurocommerce Promotie bv);
  • de exploitatie van hotels en restaurants (via Eurocommerce Recreatie bv).

De controlerend accountant voorziet de (geconsolideerde) jaarrekeningen van de holding over 2008, 2009 en 2010 zonder voorbehoud van een goedkeurende verklaring.

Uit de faillissementsverslagen van de drie curatoren (onder wie een registeraccountant) blijkt onder meer dat:

  • de winst in de jaarrekening van 2010 ad 21.506.000 euro hoofdzakelijk te danken was aan de verkoop van twee gebouwen, terwijl de liquiditeitspositie ondanks een positieve kasstroom nauwelijks verbeterde en het balanstotaal verder steeg tot 1.047 miljoen euro;
  • met ingang van 2010 een stelselwijziging werd doorgevoerd waarbij de beleggingspanden en projecten niet meer werden gewaardeerd tegen kostprijs of eventueel lagere marktwaarde, maar tegen de (geschatte) onderhandse verkoopwaarde;
  • voor de waardering gebruik werd gemaakt van een waarde-indicatie van een makelaar die zich uitsluitend baseerde op een door Eurocommerce aangeleverd huuroverzicht van een aantal panden (zie 2.11 in de uitspraak);
  • dit overzicht in een aantal opzichten gebrekkig was, omdat onvoldoende rekening werd gehouden met incentives, terwijl wel enkele niet bestaande huurovereenkomsten in aanmerking werden genomen alsmede huurovereenkomsten met groepsmaatschappijen die in feite geen huur betaalden en slechts op beperkte schaal onderhuurders hadden;
  • op deze basis een herwaardering met 65 miljoen euro heeft plaatsgevonden, waarvoor een herwaarderingsreserve werd gevormd;
  • de geconsolideerde jaarrekening van Eurocommerce over 2010 aldus nog een eigen vermogen liet zien van 230.211.000 euro;
  • de solvabiliteit desondanks beneden het convenant met twee van de klagende banken bleef.

In september 2011 heeft de accountant een liquiditeitsprognose gemaakt: de 25 miljoen euro aan liquide middelen zouden eind april 2012 verdwenen zijn, terwijl er eind juli 2012 een tekort van 9,3 miljoen euro zou zijn. In de prognose was de betaling van 40 miljoen euro voor twee gebouwen in Amsterdam niet meegenomen, hoewel hiervoor een financiering was toegezegd van 35 miljoen euro. Eén van de banken ontdekt dat vermoedelijk stukken zijn vervalst die Eurocommerce moest aanleveren ten behoeve van verschillende financieringen, waaronder die voor de twee gebouwen in Amsterdam. In december 2011 doet de bank aangifte bij de officier van justitie.

In de maand december 2011 vinden uitgebreide besprekingen tussen X1 en X2 Bank en Eurocommerce plaats over deze verdenking van fraude, de liquiditeitsproblemen in het licht van de gemaakte afspraken over aflossing en de financiering van drie nog af te nemen kantoorgebouwen van in totaal rond 25 miljoen euro.

SRA toetst in september en december 2011 twee dossiers bij het kantoor van de accountant. Eén van die dossiers betrof het controledossier 2010 van de holding van Eurocommerce. De toetsers stellen onder meer vast dat:

  • de vakbekwaamheid van de accountant in onvoldoende mate bleek uit de dossiers;
  • de fee voor overige dienstverlening belangrijk hoger is dan de controle-fee, terwijl dit niet als onafhankelijkheidsrisico is aangeduid en niet duidelijk is hoe deze bedreiging ongedaan is gemaakt;
  • twee aangekochte projecten met een waarde van circa 24 miljoen euro en één opgeleverd, leegstaand project met een waarde van circa 70 miljoen euro niet zijn getaxeerd en op kostprijs zijn gewaardeerd;
  • in het accountantsverslag staat dat het project met de directie is besproken en géén afwaardering nodig is, maar dat dit niet is onderbouwd;
  • van de aangekochte projecten niet is onderbouwd of een eventuele afwaardering nodig is;
  • de accountant bij deze post niet professioneel-kritisch genoeg is geweest;
  • projecten die in voorgaande boekjaren waren afgerond werden gewaardeerd op actuele waarde op basis van een taxatie door een externe taxateur, terwijl uit het dossier niet blijkt hoe de accountant de uitgangspunten van de taxateur heeft beoordeeld;
  • een voorziening voor afgegeven huurgaranties is opgenomen van drieënhalf maal de jaarlijkse huurgarantie zonder onderbouwing.

In oktober 2012 heeft een ‘reviewer’ van de SRA een inventarisatiegesprek gevoerd met het accountantskantoor naar aanleiding van het faillissement van de Holding. Het leidt niet tot een nader onderzoek.

Drie banken dienen een klacht tegen de accountant in.

Klacht

De accountant heeft onvoldoende professioneel-kritisch en met te weinig diepgang gecontroleerd en controle-informatie onzorgvuldig dan wel onvoldoende vastgelegd. Zo heeft de accountant:

A. onvoldoende controlewerkzaamheden uitgevoerd en onvoldoende controledocumentatie vergaard in verband met de waardering van het onroerend goed en de aansluiting van de inkomende huurstromen en huurcontracten met de gehanteerde parameters in de waardeberekening niet gecontroleerd;

B. geen professioneel-kritische instelling aan de dag gelegd ten aanzien van de stelselwijziging, die een positief effect van 65 miljoen euro had op het eigen vermogen, terwijl de vastgoedbranche op dat moment juist in een diepe crisis verkeerde;

C. onvoldoende kritisch gekeken naar de kwaliteit van de externe taxatierapporten en daardoor heeft gehandeld in strijd met Standaard 620;

D. ten onrechte ingestemd met het volwaardig waarderen van de vordering op de dga privé,  terwijl uit de jaarrekening 2010 volgt dat het gaat om een vordering van 100 miljoen euro op groepsmaatschappijen;

E. geen professioneel-kritische instelling aan de dag gelegd ten aanzien van de doorgevoerde schattingswijziging inzake de voorziening voor huurgaranties, wat een positief effect van 30 miljoen euro opleverde voor het resultaat over 2010;

F. geen professioneel-kritische instelling aan de dag gelegd ten aanzien van de schattingswijziging inzake de voorziening voor groot onderhoud, wat een positief effect van 6 miljoen euro opleverde voor het resultaat over 2010;

G. ten onrechte indirect goedgekeurd dat lopende rechtszaken en geschillen niet zijn opgenomen als niet uit de balans blijkende verplichtingen (zodat pas uit het eerste faillissementsverslag bleek dat Eurocommerce was betrokken bij veertien rechtszaken met een totaal financieel belang van afgerond 120 miljoen euro);

H. geen professioneel-kritische instelling aan de dag gelegd ten aanzien van de manier waarop met name de rentederivaten waren verwerkt in de jaarrekeningen;

I. geen professioneel-kritische instelling aan de dag gelegd ten aanzien van de manier waarop de kort lopende verplichtingen uit hoofde van financieringsovereenkomsten waren verwerkt;

J. geen professioneel-kritische instelling aan de dag gelegd ten aanzien van de continuïteitsveronderstellingen van het management bij het opmaken van de jaarstukken 2010 op going concern-grondslagen;

K. geen professioneel-kritische instelling aan de dag gelegd ten aanzien van de transacties met verbonden partijen.

Oordeel

Klachtonderdeel K is ongegrond. De klachtonderdelen D en H zijn (deels) niet-ontvankelijk. De rest van de klacht is (deels) gegrond.

Waardering (klachtonderdelen A, B en C)

Er zijn geen stukken in het controledossier waaruit blijkt dat de accountant heeft onderzocht in hoeverre de toegepaste waarderingssystematiek voor recent aangekochte panden viel te rijmen met de grondslag van de aanschafwaarde dan wel de lagere marktwaarde die in de jaarrekeningen stond. Evenmin blijkt dat hij heeft onderkend dat de informatie mogelijk innerlijk tegenstrijdig was, omdat de vermelde panden ondanks verhuur een aanzienlijk lagere marktwaarde hadden dan de kost-/aanschafprijs. De accountant heeft hiernaar ten onrechte geen aanvullend onderzoek gedaan. De accountant heeft zonder meer de waarderingsregel die de Eurocommerce Groep hanteerde gevolgd. Hij had daarentegen aanvullende controlewerkzaamheden moeten uitvoeren en de uitkomsten daarvan zichtbaar moeten afwegen, beoordelen en documenteren alvorens een en ander te aanvaarden. Dat hij dit heeft nagelaten getuigt van een onvoldoende professioneel-kritische instelling.

Eurocommerce Groep baseerde zich voor de waardering van het onroerend goed in de jaarrekening 2010 vooral op het rapport van de makelaar uit november 2010. Het ging hier om een rapport van een deskundige die was ingeschakeld door de Eurocommerce Groep en niet door de accountant. Daarop is niet Standaard 620 maar Standaard 500 van toepassing. Volgens paragraaf 8 van Standaard 500 moet de accountant:

  • de competentie, de capaciteiten en de objectiviteit van de deskundige evalueren;
  • inzicht zien te krijgen in het werk van die deskundige;
  • kijken of het werk van die deskundige geschikt is. 

De accountant heeft dit niet of onvoldoende onderzocht.

In het makelaarsrapport zijn op veel plaatsen aanwijzingen te vinden voor de beperktheid van de taxatie. Zo wordt in de rubriek ‘Uitgangspunten, aannamen en beperkingen’ expliciet vermeld dat:

  • de waardering geen volledige waardering betreft;
  • verschillende aspecten buiten beschouwing zijn gelaten;
  • de objecten alleen aan de buitenkant zijn geïnspecteerd.

Elders staat dat:

  • “de taxatie is gebaseerd op slechts onze inspectie van de onroerende zaak en de ons ter beschikking gestelde informatie van de opdrachtgever”;
  • de opdrachtgever alleen een zogeheten ‘rent roll’ heeft verstrekt;
  • geen onderzoek is ingesteld naar huurcontracten en andere (mogelijk) waardebeïnvloedende factoren, zoals bestemming en milieuaspecten;
  • de makelaar iedere aansprakelijkheid uitsluit voor het geval de informatie die zij kreeg onjuist en/of onvolledig zou blijken.

Voor de accountant had een en ander aanleiding moeten zijn om (aanvullende) controlewerkzaamheden uit te voeren. Daarbij komt dat de makelaar “op niet voor misverstand vatbare wijze” heeft laten weten dat zij:

  • zich voor de waarde-indicatie in hoofdzaak heeft gebaseerd op de gestelde rent roll van Eurocommerce Groep;
  • die gegevens niet heeft geverifieerd aan de hand van de huurcontracten en/of interne inspecties van de panden/objecten.

Daarom had de accountant (volgens paragraaf A48 van Standaard 500) zonder meer de relevantie, de volledigheid en de betrouwbaarheid van die gegevens moeten onderzoeken, de uitkomsten daarvan moeten afwegen en die afweging en de conclusie daaromtrent moeten vastleggen. De accountant heeft desgevraagd op de zitting bevestigd dat hij ervan uitging dat het met de deskundigheid van de makelaar en van haar waarderingen wel goed zat. Hij had daarom te weinig geschikte controle-informatie.

De accountant is ook voorbijgegaan aan andere informatie die tot nader onderzoek noopte. Zo werd een pand in Rijswijk, dat volledig leegstond, toch tegen kostprijs gewaardeerd op 69,7 miljoen euro. In zijn accountantsverslag en managementletter schrijft de accountant daarover: “Het pand (…) staat helemaal leeg. Er heeft, in tegenstelling tot de andere panden, geen taxatie plaatsgevonden. Wij hebben gesproken om eventueel tot afwaardering over te gaan. U bent van mening dat hiertoe vooralsnog geen reden toe is. Het pand is pas in 2010 opgeleverd. De systematiek is dat pas eventueel wordt afgewaardeerd 2 tot 3 jaar na oplevering. In die tijd zullen huurders moeten worden gevonden. Ook zijn geen andere signalen die moeten leiden tot afwaardering.”

Het is echter niet duidelijk hoe deze keuze zich verhield tot de gekozen grondslag van actuele waarde, terwijl ook niet duidelijk is of de accountant heeft onderkend dat de informatie innerlijk tegenstrijdig was. Hij had op zijn minst moeten nagaan wat een actuele waardering (taxatie, waarde-indicatie of anderszins) zou uitwijzen en welke concrete vooruitzichten er zouden bestaan op substantiële verhuur van dat pand.

Voorziening huurgaranties (klachtonderdeel E)

Volgens de banken heeft de accountant de schattingswijziging inzake de huurgaranties in 2009 onvoldoende of niet gecontroleerd. Volgens de accountant hoefde de reden voor de schattingswijziging niet in de jaarrekening te worden toegelicht. Maar volgens de Accountantskamer gaat dit verweer niet op, omdat geklaagd wordt over (het nalaten) van controlewerkzaamheden en niet over de toelichting.

De accountant beweert dat hij de doorgevoerde schattingswijziging wel heeft gecontroleerd, maar de uitkomsten van zijn controlewerkzaamheden niet heeft vastgelegd. Toch vindt de Accountantskamer dat het niet aannemelijk is geworden dat hij voldoende en geschikte controle-informatie had over de aanvaardbaarheid van de schattingswijziging.

Verder heeft de accountant correspondentie overgelegd met de Belastingdienst over de fiscale aanvaardbaarheid van de post voorziening huurgaranties. Het bestaan van fiscale afspraken over een garantievoorziening is op zichzelf echter geen voldoende reden om ook voor de jaarrekening de schattingswijze voor de voorziening te wijzigen.

Voorziening groot onderhoud (klachtonderdeel F)

De voorziening groot onderhoud werd in 2009 geschat op nihil. Volgens het jaarverslag was een voorziening niet meer noodzakelijk. De Accountantskamer leidt daaruit af dat de kosten van groot onderhoud (voortaan) rechtstreeks werden verwerkt in de winst- en verliesrekening. Gezien RJ 212.445 vindt de Accountantskamer dat in dat geval geen sprake was van een schattingswijziging, maar van een stelselwijziging die volgens RJ 140 wel moet worden toegelicht.

Op de zitting heeft de accountant desgevraagd gezegd dat hij niet wist waarom het management van de holding vanaf 2009 geen voorziening voor groot onderhoud meer opnam. Uit de overgelegde stukken blijkt ook niet dat de accountant (aanvullende) controlewerkzaamheden heeft uitgevoerd. De doorgevoerde stelselwijziging en de eventuele gevolgen voor de controleverklaring waren echter wel materieel. De accountant had ook voor deze post geen voldoende en geschikte controle-informatie.

Voorziening juridische procedures (klachtonderdeel G)

De accountant meent dat hij hiervoor wel degelijk aanvullende controlewerkzaamheden heeft uitgevoerd. Hij heeft echter alleen een bespreking gevoerd met de bedrijfsjurist van de controlecliënt zelf en dat is niet voldoende. In dit geval had de accountant een onafhankelijke schatting moeten gebruiken (Standaard 540 paragraaf 10), bijvoorbeeld door een zogeheten ‘lawyer’s letter’ aan te vragen. De accountant heeft voor deze voorziening onvoldoende controlewerkzaamheden uitgevoerd en had dus niet voldoende en geschikte controle-informatie om de aanvaardbaarheid van deze post te kunnen beoordelen.

Leningen (klachtonderdeel H)

Op de zitting bij de Accountantskamer heeft de accountant gezegd dat hij van de Eurocommerce Groep over financieringsaangelegenheden moest praten met de zelfstandig financieel adviseur die de groep inschakelde. Volgens de accountant heeft hij contact gehad met deze adviseur. Daarover is echter niets vastgelegd in het controledossier. Met de adviseur had hij een diepgaand gesprek moeten voeren over de bankrelaties, maar de accountant heeft niet meer gedaan dan standaardbankverklaringen opvragen.

Uit de bankverklaring van 18 mei 2011 blijkt onder meer dat één van de banken aan de Eurocommerce Groep vier kredietfaciliteiten had verstrekt in de vorm van een rekening-courant. Op dat moment was de debetstand daarvan 88,5 miljoen euro. Die stand wijkt materieel af van de 52,6 miljoen euro aan kortlopende schulden die in de jaarrekening 2010 is gepresenteerd.

Omdat het verschil materieel was en de schulden direct opeisbaar waren, had de accountant deze bankverklaring en de schulden diepgaand en kritisch moeten onderzoeken voordat hij kon concluderen dat de gepresenteerde stand aan kortlopende schulden aanvaardbaar was.

Hij heeft echter niet aantoonbaar controlewerkzaamheden uitgevoerd en is dus ook op dit onderdeel “ernstig tekort (…) geschoten”.

Continuïteit (klachtonderdeel J)

Uit bovenstaande conclusie over de schulden volgt vanzelf dat de accountant ook geen voldoende en geschikte controle-informatie had over de juistheid van de continuïteitsveronderstelling. De accountant had (aanvullende) controlewerkzaamheden moeten uitvoeren, vanwege:

  • de moeilijke marktomstandigheden met onzekere vooruitzichten;
  • een toenemende voorraad van onverkochte en/of niet verhuurde panden;
  • een toenemende noodzaak/druk om te voldoen aan de ratio’s en voorwaarden van de financiers;
  • de grote afhankelijkheid van externe financiering;
  • de serieuze twijfel die hierdoor kon ontstaan over het vermogen om in het komende jaar zelfstandig aan de verplichtingen te voldoen.

De accountant had van de Eurocommerce Groep moeten verlangen dat zij een nadere analyse van de continuïteitsvooruitzichten had gemaakt en die analyse intensief moeten beoordelen.

De accountant heeft niet aannemelijk dat hij de continuïteit van de Eurocommerce Groep diepgaand heeft onderzocht.

Conclusie

De accountant heeft:

  • op meerdere majeure onderdelen van de geconsolideerde jaarrekeningen 2008, 2009 en 2010 van de holding en de toelichting daarop niet voldoende en geschikte controlewerkzaamheden uitgevoerd;
  • niet voldoende en geschikte controle-informatie verkregen;
  • de controle van de geconsolideerde jaarrekeningen 2008, 2009 en 2010 niet diepgaand en professioneel-kritisch genoeg gepland en uitgevoerd;
  • bij de genoemde jaarrekeningen ondeskundig en onzorgvuldigheid een goedkeurende verklaring afgegeven.

Maatregel

Doorhaling, waarbij de accountant zich niet binnen vier maanden opnieuw in het register kan laten inschrijven.

De accountant gaf drie maal een goedkeurende verklaring af, terwijl hij wist dat die van essentieel belang was voor de banken (die de Eurocommerce Groep overeind hielden) en voor andere derden die transacties met de Eurocommerce Groep aangingen of wilden aangaan.

Hij is met name tekortgeschoten bij de waardering van het onroerend goed en het onderscheid in de langlopende en de kortlopende schulden. Deze balansposten waren zowel absoluut als relatief gezien van materieel belang voor het inzicht in het vermogen en het resultaat.

De accountant had extra oplettend en professioneel-kritisch moeten zijn omdat:

  • de (bovengenoemde) belangen zo groot waren;
  • het risico bestond dat de administratieve organisatie gebrekkig was;
  • de onderneming feitelijk werd geleid door één persoon;
  • de omvangrijke financiering door de banken afhing van het voldoen aan de afgesproken ratio’s;
  • de marktomstandigheden verslechterd waren;
  • de materie complex was;
  • veel posten een aanmerkelijk subjectief element hadden.

De accountant heeft zijn kerntaak als controlerend accountant veronachtzaamd en de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid geschonden. Hij heeft “in hoge mate” het vertrouwen in de beroepsgroep geschaad en daardoor ook het fundamentele beginsel van professioneel gedrag overtreden. De accountant lijkt niet te beseffen dat hij anders had moeten handelen. Een tijdelijke doorhaling komt niet in aanmerking, omdat de accountant niet vakbekwaam is.

Kantoorgenote

De accountant heeft als vennoot zijn toenmalige ondergeschikte kantoorgenote opgedragen het controledossier 2010 “op orde te brengen”. Dat kwam erop neer dat zij zichzelf op werkprogramma’s en vragenlijsten van zeer materiële jaarrekeningposten ten onrechte heeft vermeld als degene die de controlehandelingen had uitgevoerd in plaats van de vennoot. De accountant heeft die controlestukken vervolgens als ‘reviewer’ afgetekend.

Op deze manier heeft de accountant niet alleen de waarheid “op niet te onderschatten wijze geweld aan gedaan”. Ook heeft hij ten onrechte zijn kantoorgenote in een tuchtrechtelijk laakbare positie gebracht, terwijl  zij net was afgestudeerd als accountant en weinig ervaring had met controlewerk. Ook op dit punt ziet de accountant niet in dat hij fout zat, ook al zegt hij dat hij de verantwoordelijkheid voor de controle van de jaarrekening 2010 niet bij haar wil leggen.

De vier-maandentermijn van de doorhaling wordt opgeteld bij de twee doorhalingen met een niet-herinschrijvingstermijn van één maand uit de twee andere klachten (zie hieronder). Daardoor kan de accountant op zijn vroegst opnieuw eind mei 2016 aan de NBA vragen om hem opnieuw in te schrijven in het register.

Andere uitspraken

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.