Tuchtrecht

Fiscaal advies aan wielerprof was keurig

Een accountant-administratieconsulent doet na overleg met zijn klant, een profwielrenner, ib-aangifte van 'winst uit onderneming'. Als de Belastingdienst dit afwijst, klaagt de renner ten onrechte.

Accountantskamer

Zaaknummers:
21/876 Wtra AK
Datum uitspraak:
27 december 2021
Oordeel:
ongegrond
Maatregel:
geen
Status:
definitief
Vindplaats:
ECLI:NL:TACAKN:2021:80

» Direct naar annotatie

Lex van Almelo

Belangrijkste feiten

Een profwielrenner is in loondienst van een Nederlands talententeam en gaat in oktober 2014 rijden voor een Amerikaanse ploeg. De Amerikaanse ploeg betaalt een vergoeding zonder loonbelasting en premies in te houden. Daarnaast ontvangt de renner soms prijzengeld. Medio 2015 bespreekt de renner de fiscale aspecten van de betalingen door de Amerikaanse ploeg met een accountant-administratieconsulent. Is hij in loondienst of gaat het om winst uit onderneming?

De accountant mailt hem dat de inkomsten wellicht kunnen worden opgegeven als winst uit onderneming of als resultaat uit overige werkzaamheden. Volgens de accountant is de belastingdruk op winst uit onderneming lager, omdat de renner kosten kan aftrekken van de ontvangen vergoedingen en hij recht heeft op bepaalde fiscale voordelen, zoals de zelfstandigenaftrek. De accountant schrijft dat de renner voor de zelfstandigenaftrek:

  • aannemelijk moet maken dat hij minimaal 1225 uur besteedt aan zijn onderneming;
  • ondernemersrisico moet lopen;
  • niet moet worden doorbetaald bij ziekte en vakantie;
  • meerdere opdrachtgevers moet hebben;
  • zijn werkzaamheden zelfstandig moet kunnen uitvoeren.

De accountant verwacht dat over enkele punten discussie kan ontstaan met de Belastingdienst: “De VAR-verklaring van de belastingdienst kan hiervoor uitkomst bieden”.

Namens de renner vraagt de accountant de Belastingdienst om een VAR-verklaring winst uit onderneming voor 2014 tot en met 2016. De accountant schrijft de Belastingdienst dat de renner voldoet aan de voorwaarden van het fiscaal ondernemerschap en dat zijn netto-inkomsten daarom als winst uit onderneming moeten worden beschouwd. De Belastingdienst geeft echter geen VAR-verklaring af. Voor 2014 is het verzoek te laat ingediend en voor 2015 en 2016 is de renner voor de inkomstenbelasting niet aan te merken als ondernemer.

In oktober 2016 doet de accountant de ib-aangiften over 2014 en 2015. Daarbij geeft hij de buitenlandse inkomsten aan als winst uit onderneming. Volgens de renner heeft de Belastingdienst de accountant geschreven dat de renner in 2014 en 2015 in loondienst is geweest bij de Amerikaanse ploeg en dat de resterende inkomsten in dat jaar worden aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden. De Belastingdienst handhaaft dit standpunt als de renner bezwaar maakt.

De renner dient een klacht tegen de accountant in bij de Accountantskamer.

Klacht

De accountant heeft:

a. de aftrekbare kosten beperkt tot één jaar, terwijl die tot vijf jaar terug kunnen worden opgevoerd;

b. de vrijstellingsregeling voor buitenlanddagen niet toegepast;

c. een VAR-verklaring winst uit onderneming aangevraagd, terwijl dat – gelet op het ontvangen van brutoloon uit het buitenland – niet relevant is;

d. zonder overleg contact opgenomen met de Belastingdienst en daarbij een onjuiste voorstelling van zaken gegeven;

e. over 2014 winst uit onderneming aangegeven, terwijl de renner in loondienst was, waardoor de renner een belastingkorting moest terugbetalen plus een boete;

f. de renner niet geïnformeerd over de hypotheekrenteaftrek;

g. tijdens een gesprek zijn fouten toegegeven, maar daarna niets meer laten horen.

Oordeel

De klacht is ongegrond.

Inleidende overweging

De renner ontving inkomsten van een buitenlands team, waarop geen belastingen werden ingehouden. In die situatie is het de vraag hoe je moet omgaan met de fiscaliteit van die inkomsten. De accountant heeft de renner drie keuzes voorgehouden, waarvan er twee overbleven. De ‘eenvoudige route’ was te kiezen voor aangifte van de inkomsten als loon. De moeilijker route was de netto-inkomsten aan te merken als winst uit onderneming. Dat was fiscaal voordeliger.

In zijn klaagschrift en tijdens de zitting heeft de renner beklemtoond dat hij geen stress wilde hebben van zijn belastingzaken. Hij wilde de ‘juiste’ belasting betalen. Volgens de accountant heeft de renner echter gevraagd hoe hij zo min mogelijk belasting hoefde te betalen. De accountant overlegt een mail waarin de renner schrijft: “Natuurlijk betaal ik het liefst zo min mogelijk belasting” en daarom lijkt het de renner wel de moeite waard om “hier een goeie constructie neer te zetten voor de hopelijk komende jaren”. Met ‘dit’ bedoelt de renner: aangifte doen op basis van winst uit onderneming.

De Accountantskamer gaat er daarom van uit dat de accountant:

  • de Belastingdienst ervan moest overtuigen dat de renner ondernemer was voor de inkomstenbelasting;
  • de aangiften inkomstenbelasting op die basis moest indienen.

Ad a Beperking aftrekbare kosten

De accountant heeft een e-mail overgelegd, waarin de renner alle kosten opsomt over de periode november 2013 tot en met 2015. De accountant zegt dat hij:

  • die kosten heeft verwerkt voor de ingediende ib-aangiften over 2014 en 2015;
  • in die aangiften ook rekening heeft gehouden met de afschrijving van een eerder aangekochte wattagemeter.

De renner heeft dit onderbouwde verweer niet weerlegd. Volgens de Accountantskamer heeft de accountant zelfs meer kosten in verwerkt dan de renner heeft opgesomd in genoemde e-mail, namelijk ook afschrijvingskosten.

Ad b Vrijstellingsregeling buitenlanddagen

Hier wordt kennelijk gedoeld op de zogeheten 183-dagenregeling. De Accountantskamer is het met de accountant eens dat deze regeling alleen relevant is wanneer het inkomen als loon is aangegeven. Omdat de renner en de accountant hebben gekozen voor winst uit onderneming kan de renner de accountant niet met succes verwijten dat hij de 183-dagenregeling niet heeft toegepast.

Ad c Aanvraag VAR-verklaring

De accountant voert aan dat hij met de aanvraag overleg kon afdwingen met de Belastingdienst en een standpunt uitlokken over de vraag of de netto-inkomsten van de renner als winst uit onderneming mochten worden gekwalificeerd. De renner heeft de aanvraag met betrekking tot het jaar 2015 ondertekend.

Volgens de Accountantskamer had de accountant goede redenen voor zijn voorstel de VAR-verklaring aan te vragen. Die aanvraag was wel degelijk relevant en de renner heeft hiermee ingestemd.

Ad d Contact met de Belastingdienst

De accountant heeft de aanvraag van de VAR-verklaring nader toegelicht in een brief aan de Belastingdienst. Uit de schriftelijke reactie, waarin de Belastingdienst de aanvragen voor 2014 tot en met 2016 afwijst, blijkt, dat de accountant en de Belastingdienst ook telefonisch contact hebben gehad.

Volgens de Accountantskamer ligt het voor de hand dat de brief en het telefonisch contact onderdeel uitmaakten van de opdracht om de VAR-verklaring(en) te verkrijgen. Tijdens de zitting kon de renner desgevraagd niet uitleggen waaruit de onjuiste voorstelling van zaken zou hebben bestaan.

Ad e  Aangifte winst uit onderneming

Uit de stukken blijkt dat de renner uitdrukkelijk akkoord is gegaan met de ib-aangiften 2014 en 2015. Toen was bekend dat de Belastingdienst de VAR-verklaring over het fiscale ondernemerschap had afgewezen. Uit overgelegde e-mails blijkt verder dat de renner ervoor heeft gekozen de aangiften niet te doen conform het standpunt van de Belastingdienst (loon), maar als ondernemer (winst). De renner koos hiervoor nadat de accountant had voorgerekend dat de belastingdruk over de jaren 2015 en 2016 lager is bij winst uit onderneming.

Voor 2014 kon de berekening nog niet worden gemaakt. Maar toen heeft de renner wel duidelijk te kennen gegeven dat hij zo min mogelijk belasting wilde betalen en daarom opteerde voor winst uit onderneming.

Ad f Hypotheekrenteaftrek

Volgens de renner heeft de accountant hem nooit geïnformeerd over hypotheekrenteaftrek terwijl hij wist dat de renner een hypotheek had. De accountant bestrijdt dit. Het staat in ieder geval vast dat de hypotheekrenteaftrek pas aan de orde is gekomen bij de ib-aangifte over 2016. De accountant heeft die aangifte niet verzorgd, omdat de zakelijke relatie met de renner inmiddels was geëindigd. In de jaren daarvoor was de hypotheekrenteaftrek niet relevant, omdat de renner geen eigenwoningschuld had.

Ad g Teruggekomen op fouten

In april 2019 heeft de renner zijn bezwaren besproken met de accountant. Op de zitting heeft de accountant ontkend dat hij toen fouten heeft toegegeven. De renner heeft desgevraagd niet kunnen aangeven welke fout de accountant zou hebben toegegeven.

Maatregel

Geen.

Annotatie Lex van Almelo

Een wielrenner die in loondienst is bij een Nederlands talenteam gaat rijden bij een Amerikaanse ploeg. Die betaalt hem een vergoeding zonder belasting en premies in te houden. Het is dan niet duidelijk hoe je buitenlandse bruto-vergoedingen fiscaal moet verwerken. De accountant zegt dat ‘winst uit onderneming’ het gunstigst is, omdat de renner dan allerlei kosten kan aftrekken. Daarvoor moet de renner wel aan de voorwaarden voor ondernemerschap voldoen. De renner wil het erop wagen, maar dient een klacht in als hij de fiscus geld moet terugbetalen en een boete krijgt. Hij komt dan met nog meer verwijten, die hij evenmin kan onderbouwen. Omdat de accountant zijn dossier op orde heeft, kan deze aantonen dat de renner na overleg geïnformeerd heeft gekozen voor de ingeslagen weg en de accountant daarvoor een opdracht had. Overleg dus goed met de klant en bewaar alle e-mails en correspondentie in het klantendossier tot aan de meet.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.