Melden gaat nog niet van harte
Accountants weten de weg naar het meldportaal van de FIU steeds vaker te vinden. Maar bij het meldrecord van 2019 zijn wel wat vraagtekens te plaatsen.
Dit artikel is verschenen in Accountant nr. 2, 2020
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
» Download dit artikel (pdf)
» Download het hele nummer (pdf)
Lex van Almelo
We zijn dol op cijfers, dus laten we daarmee beginnen. In 2019 hebben accountants 3.444 ongebruikelijke transacties gemeld bij de FIU-Nederland. Een absoluut record, dat de komende jaren waarschijnlijk fier overeind blijft. De huidige besmetting van de economie leidt namelijk tot minder transacties en waarschijnlijk ook tot minder ongebruikelijke transacties. Het BFT verwacht minder meldingen in 2020, niet alleen vanwege corona maar ook omdat sinds oktober 2019 transacties met risicolanden niet meer per definitie hoeven te worden gemeld. Die objectieve indicator heeft tot relatief veel onverdachte, maar toch gemelde transacties geleid.
Diepterecord
Vergeleken met aanpalende beroepsgroepen melden accountants het meest. Zo deden belastingadviseurs vorig jaar 284 meldingen en (kandidaat-)notarissen 1.317. Maar als je het afzet tegen de omvang van de beroepsgroepen zakt de sector in de rangschikking: gemiddeld zestien procent van de accountants deed een melding, terwijl deze percentages bij notarissen veertig en bij de belastingadviseurs 2,3 bedragen. Bescheidenheid is ook gepast gezien het diepterecord bij het fraudemeldpunt van de Nationale Politie. Daar hebben accountants in 2019 één melding gedaan en in 2018 drie.
De fraudepanels van de oob-kantoren zien hierin het bewijs dat accountants bij wettelijke controles de directie steeds tot adequate stappen weten te bewegen in geval van materiële fraude. Maar wie controleert of dit echt zo is, vragen de accountants achter het politiële fraudemeldpunt zich af. En waarom hoeft de samenstellend accountant, die veel meer van de klant weet dan de controlerend accountant, materiële fraudes niet te melden bij de opsporingsautoriteiten? Als de beroepsgroep haar verantwoordelijkheid als poortwachter serieus neemt, zou zij de fraudemeldregels moeten aanscherpen, meent de politie. Maar of die aanscherping en extra fraudemeldingen daadwerkelijk iets zullen toevoegen aan de FIU-meldingen is nog gissen.
‘Geen kerntaak’
De Vrije Universiteit onderzocht vorig jaar de meldmotieven van banken, trustkantoren en accountants. De accountants mopperen flink over de niet-declareerbare uren die het doen van een melding kost en over de gebruikersonvriendelijkheid van het meldportaal Go-AML. De FIU-Nederland stelde in oktober vorig jaar tegen Accountant.nl dat het meldprogramma wordt versimpeld.
Uit de interviews van de VU-onderzoekers blijkt dat “respondenten een spanning tussen de compliance-functie en de commerciële belangen ervaren, waarbij commercialiteit vaak prevaleert”.
Volgens de onderzoekers is het handhavingsrisico, dat sinds de historisch hoge boete voor ING te hoog wordt geschat, de “extrinsieke motivatie” om toch te melden. De externe drijfveer wordt verder aangewakkerd door het reputatierisico van een boete.
Bevraagde accountants vinden de aandringende compliance officer vaak lastig en zien fraude ontdekken niet als hun plicht. “Je mindset is niet: ik ga daar op zoek naar een ongebruikelijke transactie. Dat is niet onze taak”, aldus de een. Een andere accountant is het daar roerend mee eens: “Het is alleen een poortwachtersfunctie, geen opsporingsfunctie, dus je hoeft er niet naar op zoek.” Een derde beroepsgenoot: “Bij toeval kan je er tegenaan lopen, oké dan moet je melden, maar het is absoluut geen kerntaak. De accountant kijkt of het goed is, niet of het fout is.”
Demotiverend blijkt het idee dat er niets met de informatie uit de meldingen gebeurt. Accountantskantoren steken onevenredig veel tijd en geld in meldingen vergeleken bij de investeringen die de overheid doet in de opsporing. Een accountant die Wwft-cursussen geeft, krijgt nogal eens de vraag: wat doen ze er dan mee? “En dan moet ik zeggen: ‘Ja niets.’ Wat mij enorm zou helpen, is dat als we iets melden (…) er ook iets mee gebeurt. Dan wil ik op z’n minst een terugkoppeling van wat ze hebben gedaan en waarom ze het niet spannend vinden. Want dan meld ik iets de volgende keer ook gewoon niet meer.”
Meer witwaszaken
De scepsis is begrijpelijk. De FIU-Nederland zette een stap vooruit toen zij enkele jaren geleden praktijkgevallen op de website begon te plaatsen waarin duidelijk werd welke gevolgen een melding van een accountant had. Er zijn de laatste twee jaar echter geen zaken bijgekomen waarin de accountant als melder wordt genoemd.
Daar staat tegenover dat rechters steeds meer witwaszaken behandelen: 1.499 zaken in 2019, een groei van bijna een kwart. BNR Nieuwsradio, dat de cijfers opvroeg, spreekt daarom van een “explosie”. Cijfers van het WODC leren dat het Openbaar Ministerie tussen 2010 en 2016 gemiddeld 1.241 zaken per jaar voor de rechter bracht. De strafrechter deed in die jaren gemiddeld 1.074 zaken per jaar af en legde in gemiddeld 834 gevallen een straf op. In 2019 volgde 997 keer een straf, een absoluut record.
Meer aandacht
Voor het BFT blijkt uit de meldcijfers een toenemende aandacht van accountants voor de naleving van de Wwft. De NBA-kringen Zeeland en Limburg hadden voor dit voorjaar bijeenkomsten over fraude op de rol staan, maar die zijn geannuleerd vanwege het coronavirus. Jammer, want het is een goede ontwikkeling dat ook in de regio meer aandacht voor fraude opkomt.
Toenemende aandacht leidt soms ook tot meer kritische observaties. Wwft-docent Arnout van Kempen schreef in maart op Accountant.nl: “We melden helemaal niet alles wat moet worden gemeld, maar dat we heel efficiënt aan de FIU doormelden wat intern wordt gemeld.” Maar wordt intern wel genoeg gemeld? Uit de cijfers die Van Kempen haalde uit transparantieverslagen en opvroeg bij de kantoren blijkt dat de big four-kantoren in 2018 gemiddeld 156 meldingen hebben gedaan bij de FIU-Nederland en BDO, Baker Tilly, Mazars, De Jong & Laan en ABAB gemiddeld twintig. Van Kempen: “Gezien de omvang van de praktijk van deze kantoren, de zeer ruime definitie van een ‘subjectieve indicator’ en mijn waarneming uit de dagelijkse accountantspraktijk, durf ik de stelling wel aan dat dit bescheiden aantallen zijn. Zeer bescheiden.” De meldingen zijn goed voor 36 procent van het totaal aantal meldingen dat de FIU-Nederland in 2018 ontving. Twee van de drie meldingen zijn dus kennelijk afkomstig van andere, kleinere kantoren.
Wegredeneren
Een maand eerder vroeg John Weerdenburg zich op Accountant.nl af: “Hebben we meldvrees, of schiet onze Wwft-kennis te kort?” Zijn antwoord: alle twee. Vooral in het mkb zou de vertrouwenspersoon zijn klant niet willen ‘verraden’ met een melding. Aan de andere kant weten accountants vaak niet waar sjoemelen overgaat in fraude. Tekortschietende kennis leidt tot twijfel en Weerdenburg is “ervan overtuigd dat een accountant alleen een melding zal doen als hij nagenoeg zeker is van zijn zaak”.
Een accountant die veel voeling heeft met het mkb zegt dat accountants in die sector “al gauw de neiging hebben om fraude weg te redeneren”, om al het gedoe te vermijden. Die indruk sluit goed aan bij de waarnemingen van het BFT. De toezichthouder heeft in 2019 van 26 grote en middelgrote accountantskantoren het risicobeleid en ‑management opgevraagd en beoordeeld. “Wij zijn positief over de manier waarop deze kantoren invulling hebben gegeven aan hun risicobeleid en -management”, zegt teamleider Fred Knook. “Maar deze positieve ontwikkelingen gelden niet voor alle accountants. Een significant deel van de accountantskantoren, waaronder ook veel kleine en mkb-kantoren, heeft zich nog niet aangemeld bij de FIU en daarom ook nooit een melding gedaan.”
Uit toezichtonderzoeken blijkt volgens Knook verder dat “accountants de risico’s op witwassen en terrorismefinanciering bij hun cliënten niet altijd goed inschatten dan wel niet alle ongebruikelijke transacties herkennen en deze daarom ook niet melden”.
Motivatie verhogen
De cijfers duiden op meer aandacht voor fraude en witwassen, maar suggereren ook dat er nog meer kan worden gemeld. Accountants lijken het primair te doen om beschamende boetes te vermijden en minder omdat zij zichzelf als poortwachter zien. Meer kennis en meer zicht op het vervolg van een melding kan de intrinsieke motivatie verhogen. Daar ligt zowel een taak voor de accountantssector als voor de overheid.
Gerelateerd
Opiniestuk FD: 'Stel UBO-register zo veel mogelijk open'
Een publiek toegankelijk UBO-register draagt bij aan misdaadbestrijding. De redenen voor het afsluiten van het tot najaar 2022 openbare register zijn gebaseerd op...
'Wonderbelegger' voor rechtbank om grootschalige beleggingsfraude
Een 27-jarige man moet bij de rechtbank in Zwolle verschijnen, omdat hij wordt verdacht van grootschalige beleggingsfraude. Het gaat om 'wonderbelegger' Max R.,...
DNB dreigt met tweede boete voor de Volksbank
De Volksbank, het moederbedrijf van ASN Bank, SNS, BLG Wonen en RegioBank, dreigt een tweede boete te ontvangen van De Nederlandsche Bank (DNB) om vermeende tekortkomingen...
Accountant moet UBO-uittreksel voorlopig opvragen via de klant
De aansluiting van accountants op het UBO-register van de Kamer van Koophandel is nog niet mogelijk. Accountants die gewaarmerkte KVK-uittreksels van klanten nodig...
Pheijffer: 'Accountants moeten lessen trekken uit casus Prestige Perfumes'
Het bedrijfsleven en het accountantsberoep moeten lessen trekken uit de witwascasus van het handelsbedrijf Prestige Perfumes. Dat stelt hoogleraar Marcel Pheijffer...