Opinie

Accountant bij financiële instelling: de ontvanger bepaalt

In een vorige bijdrage pleitte ik er voor de accountant bij financiële instellingen los van het bestuur zelfstandig te laten rapporteren aan de toezichthouder. In diverse reacties werd betoogd dat dit in de huidige (tripartiete) toezichtstructuur al voldoende is gewaarborgd. De werkelijkheid ligt echter genuanceerder.

Accountants zijn bekritiseerd omdat zij onvoldoende waarschuwden voor problemen bij de door hun gecontroleerde financiële sector.

PvdA-kamerlid Ronald Plasterk weet dit gebrek aan informatie gebrek aan de grote financiële afhankelijkheid van de accountant en de duur van de accountant-bestuursrelatie. Terwijl onderzoek beide opvattingen weerlegt, heeft Plasterk gelijk als hij zegt dat de relatie te nauw is.

Die verbondenheid heeft echter niet zo zeer van doen met de betalingen door het bestuur van het gecontroleerde bedrijf, maar meer met tot wie de accountant zich richt. Zo stuurt de accountant zijn rapportages aan het bankbestuur. Dat dit bestuur toevallig ook degene is die betaalt, is in dit verband niet essentieel. Wat van belang is, is de rapportagerelatie. (Download voor een uitvoeriger onderbouwing mijn artikel 'Geef accountant financiële instelling lossere positie'.)

Een accountant die dicht bij het bestuur van de financiële instelling staat, maakt in materiële zin (bewust of onbewust) deel uit van die organisatie. Het is bekend uit onderzoek dat zo gauw we deel uitmaken van een groep, we ook in het belang optreden van die groep, los van de vraag of dit optreden naar maatschappelijk maatstaven juist is of niet.

Zo is gedocumenteerd dat accountants bezittingen hoger (lager) waarderen als zij namens een verkopende (kopende) partij eenzelfde bezitting volgens vigerende verslaggevingsregels moeten waarderen.

Een dominante leiding van de financiële instelling kan relatief makkelijk een sfeer scheppen waarin een dergelijk geaccepteerd leiderschap ontstaat, en waarin ook de accountant diens visie ongewild nagenoeg blindelings volgt. Het wordt de accountant zelfs moeilijk gemaakt kritiek te uiten, zolang zijn zorgen door ‘de feiten' worden weerlegd.

Tot 2007 zagen we inderdaad feiten die het handelen van de leiding bevestigden (het ging immers 'goed') en dus de accountant ongelijk gaven. Nu (na 2008) de bankleiding onder vuur ligt, zal deze wellicht wat minder van zichzelf overtuigd naar buiten treden. Maar zelfs nu, of misschien wel juist nu, in deze tijd van onzekerheid, is het rustgevend om een leider in de bankwereld te hebben die ‘weet welke kant het op moet'. Waarom zou men in zo'n situatie iemand die ‘weet hoe het moet' van fundamentele kritiek voorzien?

Kan de accountant een alternatief tegenover het beleid van het bestuur stellen? Zo niet, dan krijgt het bestuur altijd gelijk!

Om nu te voorkomen dat de accountant van de financiële instelling (onbewust) te weinig tegendruk geeft,  is het van belang dat deze losser komt te staan van het bestuur van de financiële instelling. De verwachting is dat door directe rapportering aan de toezichthouder, het denken en handelen van de accountant bewust of onbewust meer in de richting van de toezichthouder worden gebracht en worden afgewend van de opvattingen van het bestuur.

Deze bijdrage verscheen op 17 november 2011 in iets gewijzigde vorm in het Financieele Dagblad.

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Jan Bouwens is hoogleraar accounting UvA en research fellow University of Cambridge.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.