Opinie

Inbrengverklaring geeft geen 'assurance'

Op 20 januari 2014 deed de Accountantskamer uitspraak betreffende een verstrekte inbrengverklaring (13/1846 WTRA). Geen opvallende uitspraak en de aangeklaagde AA werd vrijgesproken, maar één aspect verdient de aandacht: de aard van de opdracht.

In paragraaf 4.5.2 refereert de Accountantskamer aan Leidraad 7 van de NOvAA, overigens een citaat van de wettekst: 'De accountant verklaart dat hetgeen wordt ingebracht (...) tenminste overeenkomt met het bedrag van de stortingsplicht waaraan met de inbreng moet worden voldaan. Derhalve wordt op dit punt door de accountant assurance gegeven', aldus de Accountantskamer.

Derhalve? Als auteur van die Leidraad 7 ben ik van mening dat dit een onjuiste gevolgtrekking is en dat de Accountantskamer nalaat haar stelling nader te onderbouwen. Probleem is dat het toen geldende wetsartikel (2:204a BW, vervallen na invoering van de flex-bv), niet vermeldt op welk gebied de beweerde zekerheid wordt verschaft. Op basis van de desbetreffende EG-richtlijn en de Nederlandse implementatie voor de NV (in artikel 2:94a BW) is slechts één conclusie mogelijk: het is een oordeel over de waarde en geeft geen zekerheid over eigendom et cetera.

Tot 2008 waren de bepalingen voor NV en BV in 2BW gelijk (artikel 94a respectievelijk 204a), behoudens detailverschillen als gevolg van het verschil in openbaarheid; een accountant moest het oordeel geven over de waarde van de inbreng.

Vanaf 2008 nam Nederland een versoepeling over uit de tweede EG-richtlijn vennootschapsrecht en sindsdien hebben we artikel 94a lid 3 onder b: De inbrengverklaring kan ook worden verstrekt door een andere deskundige dan een accountant. Je moet daarbij denken aan een deskundig taxateur of bedrijvenwaardeerder, al ben ik nimmer een concrete toepassing tegengekomen.

Hoe dan ook, de exclusieve waardering door de accountant werd losgelaten en de inbrengverklaring werd uitgebreid tot andere professionals; zeer deskundig, maar niet in het verschaffen van assurance. Kortom, assurance volgt niet uit de inbrengverklaring.

Dat artikel 204a voor de bv ongewijzigd werd gelaten, had geen inhoudelijke betekenis maar was praktisch: door de flex-bv zou de inbrengverklaring toch verdwijnen en worden vervangen door uitbreiding van de aansprakelijkheid bij onjuiste inbreng.

Uit bovenstaande moge duidelijk zijn dat bij de inbrengverklaring geen sprake is van assurance. Het zal eerder 'assurance verwant' zijn, dus in dezelfde categorie als samenstelopdrachten. Dat is logisch, want ook al wordt geen zekerheid verstrekt, van de accountant wordt wel verwacht dat hij verder vraagt als daar reden voor is, net als bij samenstelopdrachten. De bemoeienis van de accountant geeft wel vertrouwen. Wellicht geldt voor andere deskundigen hetzelfde, bijvoorbeeld als een makelaar-taxateur op basis van branchekennis twijfelt of de inbrenger wel alle rechten over de inbreng kan doen gelden.

Het oordeel van de Accountantskamer is dus onjuist. Kan het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBB) deze uitspraak corrigeren? Niet waarschijnlijk: de AA is vrijgesproken en gaat niet in beroep. De klager misschien wel, maar die heeft geen enkel belang om het toetsingscriterium in te perken.

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Jan Achten is BDO- en NBA-pensionaris.

Gerelateerd

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.