Opinie

Accountant en fraude: van verstandshuwelijk naar liefdevolle verhouding

Onlangs schreef ik een blog over het rapport van de fraudewerkgroep. Een wat mij betreft teleurstellend rapport zonder verrassende analyses, laat staan bevlogen aanbevelingen. De constatering van werkgroepvoorzitter Craemer (in een interview) dat aanvullende regelgeving niet nodig is ('regels zijn er genoeg') acht ik wel van belang. Overigens heb ik dat al vaker gesteld.

Waar ik het werkgroeprapport de facto in nette bewoordingen 'als niet ter zake doende' met de grond gelijk maakte, kon ik negatieve reacties op mijn blog verwachten. Voor zover de - door mij gehate - duimpjes een indicatie geven was het tegendeel echter het geval: 123 groen, 8 rood. Meestal 'scoor' ik slechter.

Fraude en accountants vormen een 'slecht huwelijk'. Een verstandshuwelijk waar accountants zelf in zijn gestapt, in een tijdperk waarin (zelf)regulering nog aan hen werd toevertrouwd. Regulering die we nog steeds zien reflecteren in de controlestandaarden.

Bijvoorbeeld in NV COS 200, paragraaf 5: 'De Standaarden schrijven voor dat de accountant als basis voor zijn oordeel een redelijke mate van zekerheid moet verkrijgen over de vraag of de financiële overzichten als geheel vrij zijn van een afwijking van materieel belang die het gevolg is van fraude of fouten.'

Of NV COS, paragraaf 7, waarin staat dat de Standaarden van de accountant vereisen dat hij professionele oordeelsvorming toepast en een professioneel-kritische instelling handhaaft waardoor hij risico’s kan 'identificeren en inschatten op een afwijking van materieel belang die het gevolg is van fraude of fouten'.

En wat is ook al weer de definitie van 'professioneel-kritische instelling'? Zie de definitielijst in NV COS (paragraaf 13): 'Een houding die onder meer gekenmerkt wordt door een onderzoekende instelling, het alert zijn op omstandigheden die kunnen duiden op eventuele afwijkingen die het gevolg zijn van fouten of fraude, en een kritische evaluatie van controle-informatie.'

NV COS, paragraaf A18, benadrukt dat een professioneel-kritische instelling onder meer inhoudt 'het alert zijn op situaties die wijzen op mogelijke fraude'.

Of kijk naar het voor de accountantscontrole van belang zijnde begrip 'afwijkingen'. De definitielijst in NV COS 200 (paragraaf 13) geeft aan dat 'afwijkingen kunnen voortkomen uit fouten of uit fraude'.

Enfin, wat mij betreft is dit al overtuigend genoeg om aan te tonen dat accountants een belangrijke taak hebben als het gaat om fraude: zij kunnen daar in hun controle niet omheen. Gemakshalve laat ik NV COS 240 maar even onbesproken, dat niet meer is dan een concretisering en invulling van de verantwoordlijkheden die uit voorgaande overkoepelende bepalingen voortvloeien.

Terug naar mijn blog over de fraudewerkgroep. Collega Jan Wietsma vroeg mij mijn visie te geven op het volgende: 'Een deel van de accountants is van mening dat er veel te veel van de accountant wordt gevraagd als het gaat om het ontdekken van fraude. Daarbij worden wel of niet terecht argumenten gebruikt als ik ben geen politieman of het is juist aan justitie om fraude op te sporen. Deze accountants vinden dat ze alleen een rol hebben in het fraudeproces als ze er gedurende hun gebruikelijke werkzaamheden tegenaan lopen en dat er nu te veel van hun wordt gevraagd. Zou je daarover je licht nog kunnen laten schijnen?'

Arnout van Kempen reageerde op duidelijke wijze (ik had het niet beter kunnen zeggen): 'Het vergt een extreem flexibele geest om droog te houden dat een accountant die jaarrekeningen samenstelt of controleert geen andere verantwoordelijkheid zou hebben met betrekking tot fraude dan slechts reageren op wat hij/zij toevallig tegen komt.'

Dus, beste Jan: het gaat er niet om of we wel of geen politieagent zijn. Het gaat er niet om of we wel of niet officier van justitie zijn. Het gaat er slechts om dat we accountant zijn! Met name door het aanvaarden van controletaken (maar bij samenstel- en beoordelingsopdrachten is het niet veel anders) dient de accountant de geciteerde standaarden na te leven. Accountants die zich aan die - vanuit het beroep gedicteerde - standaarden niet willen conformeren kunnen wat mij betreft beter wat anders gaan doen.

Dus: geen nieuwe regels, maar je gewoon houden aan de regels die we al hebben. In veel casuïstiek die ik - ook van recente jaren - onder ogen krijg is, dat voor diverse accountants te veel gevraagd. Wat meestal geen kwestie is van de fraude niet kunnen zien, maar van de fraude niet willen zien. Hoezo professioneel-kritische instelling? Hoezo alertheid?

Of nog erger: de fraude in overleg met de cliënt wegmoffelen. Bijvoorbeeld onder het mom van niet-materieel. Of door de fraude te verleggen naar het buitenland. Of naar andere personen, zoals agenten en tussenpersonen in het geval van steekpenningenbetalingen. Dat alles om de cliënt uit de wind te houden.

Dergelijk handelen los je niet op met nieuwe regels of (weer) een verplichte cursus of een accountantseed. Waar het bij fraude om gaat is een mentaliteitsverandering: liefde voor het vak omvat ook liefde voor fraudebestrijding.

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Marcel Pheijffer (1967) is hoogleraar Forensische Accountancy aan de universiteiten Nyenrode en Leiden.

Gerelateerd

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.