Tuchtrecht

Controle bij frauderende drankenketen volstrekt onvoldoende

Een registeraccountant deed veel te weinig onderzoek en had op veel punten dan ook te weinig controle-informatie om de jaarrekeningen van een drankenproducent- en slijterijketen goed te keuren.

Accountantskamer

Zaaknummers:
21/1616 Wtra AK
Datum uitspraak:
20 juni 2022
Oordeel:
deels gegrond
Maatregel:
tijdelijke doorhaling voor één maand
Status:
beroep aangetekend
Vindplaats:
ECLI:NL:TACKN:2022:22

Lex van Almelo

Belangrijkste feiten

Een drankenproducent annex slijterijketen wordt gedreven door een groep ondernemingen, waarvan één persoon uiteindelijk de eigenaar is. Onder de top-bv hangen diverse dochtermaatschappijen, waaronder een cv voor de slijterijketen. De aandelen van de top-bv worden gehouden door twee bv’s, waarvan eentje (de meerderheidsaandeelhouder) 51 procent bezit en de ander, een holdingmaatschappij, 49 procent. De meerderheidsaandeelhouder houdt 51,55 procent van de aandelen in de holdingmaatschappij. De aandelen van de meerderheidsaandeelhouder zijn gecertificeerd; de certificaten zijn in handen van de uiteindelijk eigenaar. De top-bv heeft voor vrijwel alle dochtermaatschappijen een artikel 2:403 BW-verklaring afgegeven, zodat deze geen jaarrekeningen hoeven te deponeren.

Een registeraccountant controleert de (geconsolideerde) jaarrekeningen 2012, 2013 en 2014 van de top-bv en verstrekt daarbij goedkeurende verklaringen. De controle van de jaarrekening 2015 wordt niet voltooid. Bij de controle van de jaarrekening 2014 houdt de accountant rekening met een overall materialiteit van 1,7 miljoen euro en hanteert hij een uitvoeringsmaterialiteit van 1.020.000 euro. Voor de slijterijketen ligt de overall materialiteit op 7,5 ton en de uitvoeringsmaterialiteit op 4,5 ton.

In de loop van 2016 laat de toenmalige cfo van de hoofd-bv een intern onderzoek uitvoeren naar mogelijke fraude en onjuiste boekingen. In een interne notitie maakt de cfo melding van forse afboekingen voor in totaal 22 miljoen euro bij de hoofd-bv. De huisbankier van het bedrijf weigert daarna het gevraagde krediet te verhogen, waardoor het drankbedrijf in juli 2016 in surséance van betaling gaat. De Rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaart de onderneming elf dagen later failliet en benoemt twee curatoren.

De ceo van de slijterijketen, die tevens bestuurder was van de top-bv, verklaart in augustus 2019 schriftelijk dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan boekhoudfraude bij de slijterijketen door in de administratie memoriaalboekingen op te nemen zonder voldoende basis.

Na de verkoop van de activa en de afwikkeling van lopende zaken van de failliete boedel nemen de curatoren contact op met het accountantskantoor. Zij vragen herhaaldelijk om inzage in de controledossiers, maar het kantoor weigert dat. De controlerend accountant geeft wel een algemene toelichting en drie bijlagen, die meer licht werpen op zijn  controlewerkzaamheden. In een kort geding proberen de curatoren vergeefs inzage in het dossier af te dwingen. De curatoren dienen een klacht tegen de accountant in bij de Accountantskamer.

Klacht

De accountant heeft:

a. te weinig controlewerkzaamheden verricht ten aanzien van:

  1. de memoriaalboekingen;
  2. de filiaalvoorraad;
  3. de materiële vaste activa;
  4. de liquide middelen;
  5. crediteuren en overlopende passiva;
  6. de consolidatie;
  7. de volwaardigheid van de vorderingen op een bedrijfsonderdeel;

b. in het kader van een kort geding bewust onjuiste en misleidende verklaringen afgelegd;

c. ten onrechte geweigerd een afschrift van (delen van) de controledossiers te verstrekken aan de curatoren.

Oordeel

Klachtonderdeel a is - op punt 3 na - gegrond; de rest van de klacht is ongegrond.

Ad a.1 Memoriaalboekingen

Op grond van Standaard 240.33 (destijds Standaard 240.32) moet de accountant de controlewerkzaamheden zo opzetten en uitvoeren dat hij toetst of de in het grootboek vastgelegde journaalposten aanvaardbaar zijn, net als aanpassingen die tijdens het opstellen van de financiële overzichten zijn aangebracht. Het grootboek is het uitgangspunt bij het opzetten van de controlewerkzaamheden. Bovengenoemde verplichting is iets anders dan het risico inschatten dat het management de interne beheersingsmaatregelen doorbreekt.

De accountant heeft zich bij de controle van de memoriaalboekingen bij de slijterijketen gebaseerd op een Excel-lijst van het bedrijf. De accountant en zijn medewerkers hebben die niet afgestemd met de journaalposten in het Exact-grootboek van de keten. Volgens Standaard 240.33 (destijds 240.32) had dit wel gemoeten. Bij de controle is niet vastgesteld of de Excel-lijst volledig was en dus alle memoriaalboekingen van de jaarafsluiting bevatte die in het grootboek waren verwerkt. Dat het controleteam een risico van ‘management override’ had gesignaleerd, was hier een extra reden voor.

Als de accountant inzage had gekregen in de journaalposten van het grootboek had hij kunnen vaststellen dat elders nog meer memoriaalboekingen waren opgenomen. Die heeft hij nu dus gemist. Op dit onderdeel van de controle heeft de accountant daarom in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.

Ad a.2 Filiaalvoorraad

Bij dit klachtonderdeel gaat het om:

  • de risico-inschatting bij de gekozen controle-aanpak;
  • de controle van de waardering.

De risico-inschatting voor de omvang van de voorraad heeft de accountant vastgelegd in een risicomatrix. Wat het bestaan van de voorraad betreft was er volgens de accountant geen significant risico. Wegens het afstoten van winkels naar franchisenemers was er echter wel een reëel risico dat de voorraad geen eigendom meer zou zijn van het bedrijf, maar dat dit deel nog wel als zodanig vermeld zou worden in de jaarrekening. Volgens de Accountantskamer heeft de accountant de risicoduiding niet onjuist verwoord.

Voor de controle van de waardering van de filiaalvoorraad was het cruciaal om het juiste niveau van de voorraad te bepalen door een deugdelijke analyse van het verloop hiervan. De accountant heeft zich weliswaar een oordeel gevormd over de manier waarop tellingen op filiaalniveau werden gedaan. Maar per ultimo 2014 had hij geen gespecificeerd overzicht van de voorraad (per artikelsoort) per filiaal, terwijl dat essentieel was voor een goede analyse van de gehele voorraad. Bovendien kon de accountant zonder overzicht per filiaal niet vaststellen of sommige filialen een opmerkelijke grote voorraad hadden of dat bij sommige filialen geen detailhandelsverkoop bestond.

Verder is niet duidelijk hoe de accountant rekening heeft gehouden met de teruggang van het aantal filialen (van 128 in 2013 naar 70 in 2014) en wat dit betekende voor de omvang van de voorraad. Ook is niet duidelijk welke gevolgen de overdracht van filialen aan franchisenemers heeft. De accountant had dit moeten onderzoeken, ook al omdat de gemiddelde voorraad per filiaal:

  • per ultimo 2014 met meer dan 50 procent was toegenomen;
  • ook aanzienlijk hoger was dan de voorraad bij de drie filialen waar het controleteam zelf heeft geteld.

Verder ontbreken deugdelijke cijferanalyses van de ontwikkeling van de filiaalvoorraad. Daardoor had de accountant voor boekjaar 2014 onvoldoende en geschikte controle-informatie (in strijd met Standaard 500.6). Dat dit voor de andere boekjaren ook zo was, is niet gebleken. De accountant heeft in ieder geval voor boekjaar 2014 in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.

Ad a.3 Materiële vaste activa

Het ‘workpaper MVA’ was het uitgangspunt voor de controle van de materiële vaste activa. Gezien de uitleg van de accountant over zijn controlewerkzaamheden neemt de Accountantskamer aan dat hij op dit punt voldoende geschikte controle-informatie had.

Ad a.4 Liquide middelen

Voor de controle van kasgeld heeft de accountant de kassaprocedures deels systeemgericht gecontroleerd. Daarnaast heeft hij voor 2014 de specificaties van de kastelling van twee filialen opgevraagd. Deze specificaties sloten aan op de centrale administratie. De totale hoeveelheid kasgeld bedroeg eind 2014 (afgerond) 478.000 euro en eind 2013 (afgerond) 649.000 euro. Terwijl het aantal filialen terugliep, nam de hoeveelheid kasgeld per filiaal toe met 35 procent van 5.070 tot 6.829 euro per filiaal. Dat is opmerkelijk.

Omdat de totale hoeveelheid kasgeld boven de uitvoeringsmaterialiteitsgrens lag, had de accountant dit nader moeten onderzoeken. Door dit niet te doen heeft hij in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.

Voor de controle van de saldi openstaande pinbetalingen en bankstortingen heeft de accountant nooit een afloopcontrole uitgevoerd bij vijf van de tien filialen die het management had gekozen en waarbij volgens de accountant eind 2014 de openstaande saldi van pinbetalingen en bankstortingen het grootst waren. Deze saldi waren daar ultimo 2014 ten opzichte van 2013 met gemiddeld 90 (pinbetalingen) respectievelijk 33 procent (bankstortingen) per filiaal gestegen. De accountant heeft de selectie niet op juistheid gecontroleerd, terwijl eind 2014 onder ‘0317 Filialen Algemeen’ een frauduleuze memoriaalboeking van drie ton was gedaan voor pinbetalingen en bankstortingen die volgens de curatoren buiten de controle is gebleven.

De Accountantskamer geeft aan dat de gehanteerde deelwaarneming als controle-instrument pas aanvaardbaar is als deze deelwaarneming gebaseerd is op de juiste uitgangspunten. De accountant heeft de selectie van de deelwaarnemingen niet gecontroleerd op juistheid. Hij had dus ook op dit punt onvoldoende geschikte controle-informatie en heeft daarmee in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.

Wat betreft de controle van het saldo ‘overige waardebonnen’ op de saldibalans 2014 is van belang dat het saldo bij deze post is gestegen is van 66.000 (ultimo 2013) naar 595.000 euro (ultimo 2014). Deze bedragen liggen onder de uitvoeringsmaterialiteit, maar dat betekent volgens de Accountantskamer op zichzelf genomen nog niet dat de accountant hieraan bij een controle geen aandacht hoeft te besteden. Bij een bijzondere post moet dat wel degelijk, zeker wanneer die op een onjuiste plek wordt gepresenteerd. Volgens de accountant heeft hij dat ook gedaan en kwam hij daarbij een bijzondere post van 326.000 euro tegen inzake de afwikkeling van een vaststellingsovereenkomst; de overeenkomst zelf heeft de accountant naar eigen zeggen niet gezien.

De Accountantskamer vindt een vaststellingsovereenkomst zo’n bijzondere post dat de accountant het bestaan van de vordering en de reden van de overeenkomst had moeten onderzoeken. Door dit na te laten heeft hij in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.

Ad a.5 Crediteuren en overlopende passiva

Van de balanspost ‘totaal handelscrediteuren’ maakt grootboekrekening 1493 (Transitie dochter-BV) deel uit. Van de balanspost ‘totaal overlopende passiva’ is grootboekrekening 1694 (Nog te betalen kosten) een onderdeel. Op grootboekrekening 1493 staat een debetstand van 2.460.525,85 euro; op grootboekrekening 1694 staat een debetstand van 1.146.591,47 euro.

Volgens de curatoren heeft de accountant grootboekrekening 1493 niet merkbaar gecontroleerd. Volgens de accountant slaan genoemde posten op de onderlinge verhouding tussen de slijterijketen en een dochtermaatschappij, die in juni 2014 een distributieovereenkomst hebben gesloten. Daarin staat dat schulden en vorderingen die uit deze overeenkomst voortvloeien met elkaar verrekend kunnen worden. De onderlinge vorderingen en schulden werden centraal geadministreerd in het gezamenlijk systeem ASPOS.

Per ultimo 2014 stond tegenover een schuld van de slijterijketen aan de dochter van ongeveer 5,2 miljoen euro een vordering op de dochter van 2,5 miljoen euro. Per saldo resteerde een schuld van 2,7 miljoen euro, die is verwerkt op grootboekrekening 1493 en in de jaarrekening 2014. Volgens de accountant heeft hij de werking van het proces tussen keten en dochter systeemgericht gecontroleerd. Ook is de hoogte van de handling fee van de dochter gecontroleerd.

De Accountantskamer vindt dat de aanduiding ‘Transitie dochter’ bij grootboekrekening 1493 geen reden was voor twijfel of nader onderzoek. Gezien de omstandigheden was die aanduiding niet vreemd. Maar wat betreft de hoogte van de vordering van 2,5 miljoen euro had hij aanvullende controlewerkzaamheden moeten verrichten en niet mogen afgaan op de gegevens in ASPOS. Door die na te laten had hij onvoldoende controle-informatie over de hoogte van deze vordering en in strijd gehandeld met Standaard 500.6 respectievelijk het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.

Ad a.6 Consolidatie

De accountant had de opdracht om de jaarrekening(en) van de top-bv te controleren en niet die van de meerderheidsaandeelhouder. De top-bv kwalificeert als groep in de zin van Standaard 600.9 onder e. Ook al maakt de top-bv zelf (wellicht) deel uit van een groep in de zin van deze Standaard. Volgens artikel 2:406 lid 2 BW moet een vennootschap een geconsolideerde jaarrekening opstellen als deze in haar groep:

  • dochtermaatschappijen heeft; of
  • overheersende zeggenschap uitoefent; of
  • de centrale leiding heeft over andere rechtspersonen.

Op grond van de fundamentele beginselen is het een externe accountant toegestaan een opdracht te aanvaarden voor de controle van de (geconsolideerde) jaarrekening van een groep die zelf deel uitmaakt van een andere groep. Echter: volgens Standaard 600.17 moet de accountant de risico’s op een afwijking van materieel belang identificeren en inschatten door inzicht te verwerven in de entiteit en haar omgeving. In dit geval was dat extra relevant omdat de onderlinge verwevenheid tussen de top-bv en de meerderheidsaandeelhouder groot was.

Zo was sprake van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting, was de UBO bestuurder van zowel de top-bv als van de meerderheidsaandeelhouder en waren de bv’s financieel met elkaar vervlochten. Onder deze omstandigheden is het belangrijk de omvang en samenstelling van de groepsentiteiten adequaat te analyseren, alsmede de onderlinge transacties en verhoudingen. Daarmee onderken je ook eerder het risico dat de opdrachtgever de controleopdracht vanuit financiële motieven beperkt tot een bepaald deel van de vennootschappen om daarmee het financiële plaatje rooskleuriger voor te stellen dan de werkelijkheid.

Uit het controledossier blijkt niet dat de accountant voldoende inzicht had in de entiteit en haar omgeving. De onderlinge verhoudingen tussen de genoemde bv’s bespreken bij de opdrachtaanvaarding is niet genoeg. De accountant had in het controledossier moeten vastleggen:

  • wat zijn overwegingen op dit punt waren;
  • hoe hij het risico op een afwijking van materieel belang wegens deze onderlinge verwevenheid heeft beoordeeld.

De accountant heeft in strijd gehandeld met Standaard 600.17 en Standaard 230.8. Volgens laatstgenoemde Standaard moet de accountant de controledocumentatie zo opstellen dat die voldoende is om een ervaren accountant, die niet eerder betrokken was bij de controle, in staat te stellen inzicht te verwerven in:

a. de aard, timing en omvang van de controlewerkzaamheden die zijn uitgevoerd;

b. de uitkomsten van de uitgevoerde controlewerkzaamheden, alsmede de verkregen controle-informatie; en

c. significante aangelegenheden die tijdens de controle aan de orde zijn gekomen, de daaruit getrokken conclusies en significante professionele oordeelsvormingen die tot de conclusies hebben geleid.

In Standaard 230.6 staat bij a dat onder controledocumentatie wordt verstaan:

  • de vastlegging van de uitgevoerde controlewerkzaamheden;
  • de verkregen relevante controle-informatie; en
  • de conclusies die de accountant heeft getrokken.

Door niet te voldoen aan deze eisen heeft de accountant de Standaarden 600.17 en 230.8 niet nageleefd en in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.

Ad a.7 Volwaardigheid vorderingen op bedrijfsonderdeel

Vennootschappen die bij de top-bv horen hadden enkele vorderingen op vennootschappen die behoorden tot een bedrijfsonderdeel met een andere naam dan de slijterijketen. Al deze vorderingen staan tegen (vrijwel) de nominale waarde in de geconsolideerde jaarrekeningen van de top-bv, zonder voorziening voor oninbaarheid. De totale waarde van deze vorderingen bedroeg ultimo 2014 bijna 25 miljoen euro.

Gezien de hoogte waren deze vorderingen van materieel belang voor de controle van de jaarrekening 2014. De accountant meent dat (primair) het bestuur van de top-bv moest beoordelen of een voorziening nodig was. Volgens de Accountantskamer doet die verantwoordelijkheid van het bestuur niets af aan de verantwoordelijkheid van de externe accountant om te beoordelen of bij deze vorderingen sprake was van een bijzondere waardevermindering. De accountant mocht niet zonder nader onderzoek afgaan op de informatie van het management.

Standaard 500.6 bepaalt dat de accountant zijn controlewerkzaamheden zo moet opzetten en uitvoeren dat hij voldoende geschikte controle-informatie vergaart. Volgen Standaard 230.8 moet hij zijn overwegingen hierover vastleggen in het controledossier. De accountant heeft echter nagelaten:

  • de volwaardigheid van de vorderingen te beoordelen;
  • te beoordelen of het reëel was dat de vordering op een zekere dochter ultimo 2014 nog altijd als een gewone (kortlopende) handelsvordering kon worden aangemerkt;
  • te onderzoeken of de feitelijke waardering passend was bij de verwachte looptijd van de vorderingen.

Volgens de Accountantskamer heeft de accountant bij de beoordeling van de volwaardigheid van de vorderingen niet in overeenstemming gehandeld met Standaard 500.6 en met Standaard 230.8 en dus ook niet met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.

Ad b Verklaring bij de rechtbank

Volgens de curatoren heeft de accountant bewust onjuiste en misleidende verklaringen afgelegd in het kort geding bij de Rechtbank Rotterdam. Zij verwijten de accountant met name dat hij zijn advocaat ten onrechte heeft laten verklaren dat:

  1. het accountantskantoor de door de curatoren genoemde memoriaalboekingen niet kon terugvinden;
  2. de detailboekhouding van de slijterijketen overeenkomt met de uiteindelijke geconsolideerde jaarrekening van de top-bv;
  3. de facto geen enkele post is gecontroleerd die onder de materialiteitsgrens van 7,5 ton lag;
  4. er geen aanleiding was om een voorziening te treffen voor de oninbaarheid van vorderingen op het andere bedrijfsonderdeel.

Volgens de Accountantskamer mag een accountant in een zakelijk conflict een verdedigbaar civielrechtelijk standpunt kenbaar maken aan zijn wederpartij of derden, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals het bewust of verwijtbaar innemen van een onjuist of misleidend standpunt.

In deze specifieke context kunnen de verklaringen, die zijn advocaat heeft afgelegd in het kader van dit kort geding, worden toegerekend aan de accountant. De accountant was weliswaar persoonlijk geen partij bij het kort geding, maar de inzet van het geding was afgifte van stukken uit zijn controledossier. De curatoren hebben niet aannemelijk gemaakt dat de accountant hier bewust pogingen heeft gedaan om de rechter te misleiden.

Ad c Weigering controledossiers

De curatoren menen dat het accountantskantoor ten onrechte heeft geweigerd om hun (delen uit) het controledossier ter beschikking te stellen. De Accountantskamer heeft al eerder gezegd dat een accountant bereid moet zijn informatie te verstrekken over zijn werkzaamheden aan zijn opdrachtgever en aan de curator in het faillissement van die opdrachtgever. In beginsel moet hij daarbij ruimhartig inzicht geven in de uitgevoerde werkzaamheden en controlebevindingen.

Aanvankelijk hebben de curatoren gevraagd het hele controledossier te overleggen. Er is echter geen algemene regel is die zegt dat je desgevraagd zonder meer het hele controledossier moet verstrekken aan de opdrachtgever en/of curator in het faillissement van die opdrachtgever. De curatoren hebben niet (voldoende) onderbouwd waarom dat hier wel had moeten gebeuren.

De curatoren hebben hun verzoek om afschriften uit de controledossiers na de aanvankelijke weigering gespecificeerd. Ook hebben zij de accountant specifieke vragen gesteld over de verrichte controlewerkzaamheden. De advocaat van de accountant heeft eind oktober 2020 uitgebreid schriftelijk gereageerd namens het accountantskantoor op de verzoeken om informatie en daarbij zestien dossierstukken overgelegd. In deze brief gaat de raadsman ook specifiek in op overige stukken waarom de curatoren hebben gevraagd. Daarmee is afdoende gereageerd op de verzoeken.

Door niet meteen alle stukken te verschaffen waarom specifiek is gevraagd heeft de accountant niet klachtwaardig gehandeld, omdat hij:

  • van sommige een uitleg heeft geven; en
  • daarbij onderbouwende stukken heeft verstrekt.

De curatoren hadden vervolgens aan moeten geven waarom dit niet voldoende was en zij de  resterende stukken uit het dossier ook wilden ontvangen. In de ogen van de Accountantskamer heeft de accountant onder de gegeven omstandigheden en gezien de brief van oktober 2020 zijn plicht om ruimhartig inzicht te geven in de door hem verrichte controlewerkzaamheden voldoende vervuld.

Maatregel

Tijdelijke doorhaling voor één maand. De ervaren (maar niet eerder tuchtrechtelijk veroordeelde) externe accountant had bij wezenlijke posten geen toereikende controle-informatie en heeft daardoor:

  • zijn kerntaak als controlerend accountant veronachtzaamd;
  • in meerdere opzichten in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.

Annotatie Lex van Almelo

Een drankenproducent en misschien wel ‘de gezelligste’ slijterijketen van Nederland zit in financiële problemen en stoot daarvoor onder meer winkels af aan franchisenemers. De financieel directeur van de onderneming vermoedt fraude en ziet na een intern onderzoek voor 22 miljoen aan afboekingen. De bank weigert prompt het krediet te verhogen en medio 2016 gaat de onderneming failliet. De ceo van de slijterijketen (tevens bestuurder van de onderneming) bekent drie jaar later dat hij boekhoudfraude heeft gepleegd met memoriaalboekingen. De curatoren roepen de controlerend accountant ter verantwoording bij de tuchtrechter.

De Accountantskamer stelt vast dat de accountant op wezenlijke posten geen toereikende controle-informatie had, omdat hij:

  • de memoriaalboekingen op een Excel-lijst van het bedrijf controleerde zonder vast te stellen of die lijst volledig was en of daarin alle memoriaalboekingen van de jaarafsluiting waren verwerkt;
  • geen inzage had in de journaalposten van het grootboek en daarom niet zag dat elders nog meer memoriaalboekingen waren gedaan;
  • onvoldoende informatie had over de voorraden op filiaalniveau;
  • de hoeveelheid kasgeld onvoldoende heeft onderzocht, terwijl die boven de materialiteitsgrens lag;
  • ondanks een frauduleuze memoriaalboeking van drie ton voor pinbetalingen en bankstortingen bij deelwaarnemingen zonder meer akkoord ging met de steekproef van tien filialen die de directie voorstelt;
  • de onderlinge verrekening van schulden en vorderingen zonder nader onderzoek heeft overgenomen uit een centraal administratiebestand.

Verder heeft de accountant nagelaten de bijzondere post van de vaststellingsovereenkomst te controleren, terwijl dat wel had gemoeten, ook al lag die onder de materialiteitsgrens. Bovendien had hij onvoldoende inzicht in de entiteit en haar omgeving om de risico’s op een afwijking van materieel belang te kunnen identificeren en in te schatten. Gezien de grote onderlinge verwevenheid van moeder en dochter(s) was er alle aanleiding om de omvang en samenstelling van de groepsentiteiten adequaat te analyseren en goed kijken naar de onderlinge transacties en verhoudingen. Zo had de accountant het risico kunnen onderkennen dat de opdrachtgever de controleopdracht vanuit financiële motieven beperkte tot een bepaald deel van de groep om daarmee het financiële beeld op te poetsen.

Tot slot heeft de controlerend accountant niet zelf beoordeeld of een bijzondere waardevermindering nodig was voor vorderingen van materieel belang, maar is zonder nader onderzoek afgegaan op de informatie van het management.

De Accountantskamer legt de accountant een tijdelijke doorhaling op voor één maand en wijst erop dat hij als ervaren professional zijn kerntaak als controlerend accountant heeft veronachtzaamd.

Dat hij niet zijn complete controledossier heeft overgelegd, is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. De Accountantskamer heeft al eerder gezegd dat een accountant weliswaar bereid moet zijn om (de faillissementscurator van) zijn opdrachtgever ruimhartig inzicht te geven in de controlewerkzaamheden die hij heeft uitgevoerd en bevindingen die hij daarbij heeft gedaan. Maar schriftelijk vragen beantwoorden en onderbouwende stukken meesturen kan daarbij voldoende zijn.

De uitspraak laat verder zien dat je je als accountant niet kunt verschuilen achter jouw advocaat. De advocaat van de accountant werd ervan beticht in het kort geding over de afgifte van het controledossier uitspraken te hebben gedaan en informatie te hebben verstrekt die onjuist of misleidend waren. De Accountantskamer rekent dit toe aan de accountant. De accountant ontspringt de dans echter, omdat de klagende curatoren niet hebben aangetoond dat zijn advocaat de rechter misleidde of voorloog.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.