Magazine

Twee meesters of één audit board?

Herman van Brenk en Remko Renes van Nyenrode Business Universiteit zijn al maanden bezig met een (inter)nationale tournee om hun idee van de ‘Audit Board’ te bespreken: een onafhankelijke marktmeester voor de accountantscontrole van organisaties van openbaar belang (oob’s). Dat de onderzoekers op een vruchtbaar gehoor kunnen rekenen blijkt uit hun overvolle whiteboard met afspraken. “We moeten oppassen dat we niet aan ons eigen succes ten onder gaan.”

Dit artikel is verschenen in Accountant Q3, 2019

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

» Download dit artikel in pdf

Interview Herman van Brenk en Remko Renes

De essentie van de Audit Board is dat de accountantscontrole bij oob’s wordt uitgevoerd door een onafhankelijke instantie, in de vorm van een op te richten ‘Audit Board’ zonder winstoogmerk. De Audit Board is een tussenvorm van de huidige manier van controleren en de door velen gevreesde genationaliseerde staatsaccountant. Het basisidee is dat de onafhankelijkheid van de accountant voor de belangrijkste controles zal toenemen, terwijl de huidige accountantskantoren gewoon kunnen voortbestaan en het grootste deel van alle wettelijke controles blijven verrichten.

Tegelijkertijd leveren de kantoren een deel van de mankracht voor de Audit Board: de zogenoemde ‘Audit Board fellows’ (telkens voor een aantal jaren, waarna de accountants weer naar hun eigen kantoor terugkeren). Hierdoor wordt wederzijdse expertise uitgewisseld en opgebouwd. De Audit Board moet voor (bijvoorbeeld) driekwart van het personeel bestaan uit een permanente staf van experts. Dus, nogmaals: accountantskantoren blijven gewoon bestaan, maar oob’s worden gecontroleerd door een nieuw in te stellen onafhankelijke Audit Board. Het nieuwe systeem kan daardoor de kracht van het bestaande systeem blijven benutten, terwijl de ‘pijn’ van mogelijk verkeerde prikkels wordt weggenomen.

Verkeerde prikkels

De Wet toezicht accountantsorganisaties gaat over het waarborgen van de publieke functie van de accountantsverklaring en de rol daarvan voor het maatschappelijk vertrouwen in de financiële markten. Vanuit dat perspectief, en zonder verdere historische beschouwing, is het opmerkelijk dat die publieke functie is ondergebracht in private organisaties die gericht zijn op winst. De mogelijke invloed van commerciële prikkels is daardoor ook een lastig en veelbesproken onderwerp.

Zien de onderzoekers commerciële prikkels als een probleem? Van Brenk: “Het stellen van die vraag is eigenlijk een gepasseerd station. Het commerciële vraagstuk, het zogenaamde ‘dienen van twee meesters’, is het essentiële aspect dat we proberen aan te pakken. Of de accountant daadwerkelijk twee meesters dient is niet aan de orde, want in de perceptie van mensen is dat wel het geval.”

Renes: “We vinden serieus dat de accountantskantoren goed werk leveren, maar het probleem is dat als het ergens misgaat, het goede werk niet wordt gezien door buitenstaanders. Je kunt als accountant misschien best gelijk hebben, maar als je het niet krijgt van de buitenwereld, dan is het vertrouwen gewoon weg. Dat is in essentie het probleem van de accountantscontrole op dit moment. Dat los je niet op met een veelheid aan maatregelen. Het fundamentele probleem blijft gewoon bestaan. Daar kunnen we beter iets aan gaan doen, in plaats van erover te blijven praten.”

Niet nieuw

Het te berde brengen van alternatieven voor de huidige accountantscontrole is zeker niet nieuw. Denk maar aan de NBA green paper Structuurmodellen Accountancy, waarin mogelijke oplossingen worden voorgesteld. Van Brenk: “Het viel mij op dat in de green paper weliswaar problemen zijn gesignaleerd en dat daarover is gediscussieerd, maar dat er niet grondig is nagedacht. Men kwam heel snel met vrij eenvoudige oplossingen. Terwijl ik dacht dat er ook heel andere manieren zijn, waarbij de status quo niet het uitgangspunt is. Het leek ons goed om dat verder uit te werken.” Renes: “We hanteren daarbij graag de strategie van de verbaasde kabouter die zich afvraagt: ‘Alsjemenou, wat gebeurt hier allemaal?’ Wat gebeurt er nu eigenlijk in de sector? Dat is een heel andere invalshoek dan die van een minister die op druk vanuit de politiek moet reageren.”

Het in detail uitwerken van een voorstel voor één concreet idee is een verademing. Het biedt een beter houvast voor discussies en het geeft veel belanghebbenden concrete stof tot nadenken over oplossingen. Van Brenk: “Men komt vaak al snel in een stramien terecht van rapporten en voorgestelde maatregelen. Tijdens meerdere van onze presentaties kregen we de vraag: ‘Bij welk alternatief structuurmodel uit de verkenning van de AFM past jullie model dan?’ Nou ja, bij geen een dus!” Renes: “Over innovatie gesproken…”

Je kunt je trouwens wel afvragen of het niet verstandig is om eerst te wachten en te kijken of reeds ingezette initiatieven effect hebben. Van Brenk: “Hoezo? Als academicus moet je altijd blijven nadenken hoe het beter kan, zeker als de rol van accountants kritisch wordt bekeken door de maatschappij. Het staat wat mij betreft los van elkaar. Mijn taak is niet het beroep op de schop te nemen. Mijn taak is om wetenschappelijk na te denken of het anders kan, en hoe. Dat proces moet altijd blijven doorgaan. Ook als het straks wél goed gaat trouwens.”

Kind en badwater

Het uitgangspunt van het Audit Board-idee is nadenken over hoe het systeem van accountantscontrole anders kan worden ingericht, waarbij wel zoveel mogelijk wordt gesteund op de goede dingen die in de firma’s aanwezig zijn. Renes: “We hebben als randvoorwaarde meegenomen dat we gebruik moeten maken van de kracht van de accountantsfirma’s. En het is voor ons zo klaar als een klontje dat je de accountantscontrole niet in een staatsomgeving kunt onderbrengen en dan wereldwijd controles van multinationals kunt organiseren. Dat is onmogelijk. De infrastructuur is daarvoor echt ongeschikt.”

Volgens Renes wordt de maatschappelijke discussie in Nederland gedomineerd door ruim honderd beursgenoteerde ondernemingen, waarvan slechts vijftien echt grote wereldspelers zijn. “Maar die bepalen niet de veertigduizend controles die ieder jaar worden gedaan. Daarin zit een enorme disbalans. Grote ondernemingen zorgen echter wel voor een enorme hoeveelheid kennis bij de kantoren. Die ervaring is essentieel voor het doen van goede controles, ook bij niet-oob’s, en die moet liefst behouden blijven. We moeten dus beide werelden koesteren en het kind niet met het badwater weggooien.”

Warm welkom

Tijdens het gesprek valt op dat de meeste partijen waarmee Van Brenk en Renes spreken blij lijken te zijn met hun komst en zeer geïnteresseerd zijn in de achtergronden en uitwerking van het idee. “Ik vind het heel bijzonder dat we in het hol van de leeuw mogen komen”, aldus Van Brenk. “Je praat toch met kantoren over hun businessmodel, waarvoor wij een alternatief aandragen. Maar eigenlijk staan alle partijen open voor onze komst. Blijkbaar vindt men het interessant genoeg om het gesprek aan te gaan. Intern zijn de kantoren ook druk bezig met deze materie, mede door het AFM-rapport met alternatieve structuurmodellen. Het staat door de huidige dynamiek nadrukkelijk op de agenda. Met onze gesprekken stimuleren wij de discussie en helpen wij de kantoren in hun meningsvorming.”

Renes: “We horen regelmatig dat men het fijn vindt dat we inzichten komen delen. We krijgen ook best complimenten over het feit dat we ons idee doorwrocht hebben aangepakt en genuanceerd hebben neergezet. Men vindt het baanbrekend, in de sector maar ook daar buiten. We zijn ook nadrukkelijk bij de gecontroleerden langsgegaan, bijvoorbeeld VNO-NCW. Het appelleert ook omdat het iets totaal nieuws is.”

Van Brenk: “Er zijn veel proefballonnetjes opgelaten met eenvoudige oplossingen: partnerbeloning verlagen, audit only et cetera. Dat zijn te simpele oplossingen, die geen recht doen aan de complexiteit van hoe de controle op dit moment is georganiseerd. Ik merk dat er behoefte bestaat om dieper door te denken over een andersoortig alternatief. Mensen zijn ook blij dat er vanuit wetenschappelijke hoek iets verschijnt dat concreet toepasbaar is. Men is geïnteresseerd in het resultaat en wil graag verder spreken. Dat is mooi, want dan is er een dialoog.”

Hoe nu verder?

Maar hoe moet het nu verder? Wie gaat dit plan verder operationaliseren? Renes: “Dat is in principe niet aan ons als wetenschappers”, meent Renes. Onze eerste verantwoordelijkheid is het voeden van de internationale discussie door het publiceren van het artikel waarin wij onze voorstellen uitwerkten. Dan moet er verder worden gekeken naar de impact, bijvoorbeeld aan de hand van experimenten. Dat verschaft meer inzicht in en meer bewijs voor de werking. De discussie is dus nog lang niet ten einde. In de gesprekken merken we dat men een lastige invoering van het gehele model voorziet, maar dat het wel goede elementen bevat die in het bestaande systeem kunnen worden ingepast.”

Van Brenk: “Wij zien het als een bijdrage aan het debat. Ik vind niet dat dit nu dé oplossing moet zijn. Misschien is het nog wel te vroeg om dit model ten uitvoer te gaan brengen. Er moet meer voorwerk worden gedaan. Hoe moet bijvoorbeeld de wetgeving worden aangepast? Hoe gaat het internationaal werken?” Ook Renes vindt dat het idee “een faire kans” verdient. “Het is fijn als het op een beleidstafel belandt. Het is volgens velen echt onderscheidend ten opzichte van eerdere ideeën. Of het vervolgens doorgaat of niet, om wat voor redenen dan ook, dat is all in the game.”

Audit Board

Het idee van de Audit Board is uitgewerkt in een artikel dat Van Brenk en Renes hebben geschreven met Gregory Trompeter (director van de Kenneth G. Dixon School of Accounting en professor aan de University of Central Florida.) Het artikel is te downloaden via internet.

CV's

Herman van Brenk en Remko Renes

Herman van Brenk en Remko Renes zijn beiden universitair docent bij Nyenrode Business Universiteit en verbonden aan het Center voor Accounting, Auditing & Control.

Van Brenk is RA en werkte tot 2014 in de controlepraktijk, onder andere bij BDO en KPMG. Hij is gepromoveerd op de effecten van persoonlijkheid en beloning van accountants.

Renes is ook RA en heeft, tot 2009, bijna twintig jaar ervaring opgedaan bij KPMG. Zijn expertise ligt met name op het gebied van corporate governance. Hij is tevens lid van de Raad voor de Praktijkopleidingen van de NBA.

Luc Quadackers is eigenaar van Margila.

Gerelateerd

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.