Magazine

Klein kantoor, grote opdracht

Een consortium onder leiding van Blömer accountants en adviseurs in Nieuwegein zal in alle EU-landen de juistheid van de besteding van Europese subsidies op het gebied van research & development controleren. Het consortium doet dit in opdracht van de Europese Commissie. Met de opdracht is zo'n zestien miljoen euro gemoeid.

Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 11, 2009

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

» Download dit artikel in pdf

Blömer controleert Europese subsidies

Het is niet de eerste keer dat Blömer een opdracht van de EU in de wacht weet te slepen. In 1999 viel men voor de eerste keer in de prijzen. Bij het verkrijgen van de eerste opdracht was het werk van een in Brussel gestationeerde lobbyist niet onbelangrijk. De klus die men nu gaat doen is de derde opdracht van deze omvang.

Hans Odijk is partner van Blömer en verantwoordelijk voor het binnenhalen van de opdracht. “Het is de bedoeling dat we op drie niveaus onderzoek doen naar de juiste besteding van EU-subsidie op het gebied van R&D (research & development). Dat is ten eerste bij beursgenoteerde bedrijven die veel aan onderzoek doen. In Nederland valt te denken aan bijvoorbeeld Philips, Akzo en DSM. Daarnaast zullen we bij alle Nederlandse universiteiten nagaan of de aan hen verstrekte subsidies ook zijn besteed aan de juiste doelen. En ten derde doen we onderzoek bij diverse onderzoeksinstellingen, waaronder het RIVM en TNO.”

Consortium

Blömer heeft de opdracht niet op eigen kracht binnengehaald. Dat is ook onmogelijk volgens Odijk. “Want de EU verlangt dat je in alle lidstaten hetzelfde onderzoek uitvoert met dezelfde kwaliteit. Dat is voor een kantoor dat zelf geen buitenlandse vestigingen heeft onmogelijk. Daarom hebben wij al in 1999 een consortium opgericht, bestaande uit leden van Polaris International. Het zijn met Blömer vergelijke kantoren van middelgrote omvang in de andere EU-landen. De leiding van de uitvoering vindt plaats in Brussel, met een beperkt team van vier tot zes mensen. Dit is voldoende, want ons Brusselse team coördineert alleen maar de werkzaamheden tussen de kantoren en de EU. Het feitelijke controlewerk wordt gedaan door al onze partners in de diverse EU-landen.”

Grote klus

Blömer is ‘hoofdaannemer’ en feitelijke opdrachtgever van de kantoren in de andere landen. Om die reden krijgt zij van de totale omzet die met het contract is gemoeid een naar verhouding groot gedeelte, namelijk zo'n tien procent. Het kantoor in Nieuwegein kent zo'n negentig medewerkers en een omzet van negen miljoen euro per jaar.

Geeft het Odijk een voldaan gevoel dat hij de grote kantoren te slim af is geweest bij het binnenhalen van deze opdracht? “Uiteraard, dat gevoel hebben we toch wel enigszins. Ik denk dat onze omvang overigens in ons voordeel heeft gewerkt. Als relatief klein kantoor kunnen we sneller inspelen op vragen uit de markt dan de big four. Wat ook meespeelt is dat een opdracht van in totaal zestien miljoen euro voor alle betrokken kantoren echt een grote klus is. Uiteraard vindt een big four-kantoor het ook heel aangenaam een opdracht van zestien miljoen binnen te halen, maar daar is het een van de vele klussen van die omvang. Bij ons ligt dat anders.”

Goed bewaken

Toch kunnen er voor kleine kantoren wel degelijk nadelen ontstaan wanneer ze een grote internationale opdracht binnenhalen. Odijk: “Een big four-kantoor heeft als internationale organisatie een standaard audit die in alle landen waar men is gevestigd volgens dezelfde systematiek wordt uitgevoerd. Uiteraard is het zaak dat het werk bij ons op een vergelijkbare manier gebeurt. Niet voor niets verlangt de Europese Commissie dat we in alle landen op dezelfde manier en op basis van dezelfde kwaliteit werken. Maar waar een big four-kantoor kan terugvallen op een gestandaardiseerde organisatie, moeten wij dat proces per land organiseren en goed bewaken.”

Corruptie

Uiteraard kent Odijk de kritiek vanuit de EU op de zwakke integriteit van de maatschappelijke instellingen in bijvoorbeeld Bulgarije en Roemenië. Dat maakt een onderzoek naar de juiste besteding van EU-subsidies in die landen er niet makkelijker op.

Odijk reageert laconiek: “Ik sta in voor de kwaliteit van het werk van onze partnerkantoren in die landen. Maar als de expertise tekortschiet, en dat hoeft niets te maken hebben met corruptie in het land, kan altijd een van de Polaris-kantoren in een buurland ondersteuning verlenen. Dat gebeurt bijvoorbeeld in Slovenië, omdat het Polaris-kantoor in dat land nogal klein is. Die kunnen indien nodig ondersteuning krijgen van het consortiumlid in bijvoorbeeld Oostenrijk.”Overigens wordt er volgens Odijk wat betreft corruptie binnen de EU te veel blindgestaard op jonge lidstaten als Roemenië en Bulgarije. Hij wil geen namen noemen, maar vanuit Brussel hoort hij dat er op dit gebied ook risico's bestaan in EU-landen die al vele jaren lid zijn, zij het dat het volgens ingewijden daar ‘veel creatiever’ gebeurt.

Steeds moeilijker

Hans Odijk ervaart overigens dat het wel steeds moeilijker wordt om een Europese opdracht in de wacht te slepen. Het zou daarom wel de laatste keer kunnen zijn dat het Blömer gelukt is. “De EU stelt steeds strengere eisen. Zo verlangt men bijvoorbeeld omvangrijke financiële garanties voor het contract. Dat is voor een klein kantoor als Blömer op den duur niet meer op te brengen. Ook wordt het steeds moeilijker om in de diverse EU-lidstaten een kwalitatief goede partner te vinden. Of om een kantoor dat zijn kwaliteit heeft bewezen voor je organisatie te behouden. Zo is onze partner in Roemenië overgestapt van Polaris naar een ander internationaal consortium. Dat kantoor was in omvang het vierde van het land. Doordat het goed werk leverde, werd het een interessante prooi voor andere grotere consortia.”

Volgens Hans Odijk kan deze ontwikkeling met enige fantasie worden vergeleken met de positie van Nederland in het internationale profvoetbal. “Als een voetballer echt goed is, dan kunnen Nederlandse clubs hem niet houden. Hij zal altijd worden weggekocht door grotere rijkere clubs uit het buitenland.”

Steeds groter, steeds moeilijker

Blömer accountants en adviseurs controleert met zijn consortiumpartners of EU-subsidies voor het ‘Zesde Kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling’ wel op een juiste manier zijn besteed. Onder de noemer KP6 werden gedurende vijf jaar, van 2002 tot en met 2006, in de verschillende lidstaten diverse onderzoeksprogramma's uitgevoerd. In totaal was hiermee 17,5 miljard euro gemoeid. Een gigantisch bedrag, waarvan Blömer mag bekijken of het juist is besteed en of er nergens iets aan de strijkstok is blijven hangen.

Het wordt voor kleinere accountantskantoren steeds moeilijker om dit soort opdrachten binnen te halen. De reden: de subsidies die de EU verstrekt worden steeds groter. Zo is met het ‘Zevende Kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling’ (KP7), lopend over de zes jaar van 2007 tot en met 2013, inmiddels een bedrag van vijftig miljard euro gemoeid, een enorme verhoging van de onderzoekbudgetten.

Ook de terreinen waarop onderzoek wordt gedaan, zijn verdiept. Zo wordt er onderzoek gedaan op onder meer het gebied van gezondheid, voedseltechnologie, landbouw en biotechnologie, informatietechnologie, nanotechnologie, energie, milieu, transport, ruimtevaart, veiligheid en sociaal-economische vraagstukken. Net als bij KP6 ondersteunt de EU de afzonderlijke onderzoeksprojecten met een bedrag van minimaal vijftig procent tot honderd procent van de totale kosten.

Adrie Boxmeer is journalist.

Gerelateerd

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.