Opinie

Eeuwige discussies: verhouding accountant en gecontroleerde

Jawel, het is weer zover. De discussie over de verhouding tussen gecontroleerde en accountant wordt weer gevoerd. De voorzitter van het NIVRA laat weten dat nationalisatie van het beroep niets oplost. En volgens oud-AFM-bestuurder Paul Koster, tegenwoordig toezichthouder in Dubai, moet er een soort 'centrale trust' komen die accountantscontrole inkoopt voor de gecontroleerde ondernemingen.

Ik kijk met enige verbazing naar de discussie, aangezien deze al jaren voortsleept zonder ook maar een schijn van ontwikkeling in argumenten, laat staan dat ergens in onze wereld concrete stappen worden gezet om daadwerkelijk iets te doen 

Onder de bijdrage van Ruud Dekkers verwijst Tom Nierop al naar de discussie zoals gevoerd in 2002, maar zonder linkjes. Dus laat me daar mee starten: 

In oktober 2002 schreef oud-NIVRA-voorzitter André Bindenga een voorstel dat  uitgebreider is dan het verhaal van Koster, maar verder nauwelijks inhoudelijk verschil laat zien. 

Bindenga wil de keuze voor de accountant nog bij de gecontroleerde laten, voor Koster is dat niet de bedoeling. Bindenga's voorstel gaat uit van een centraal toewijzingsorgaan (CTO) dat als het ware bemiddelt tussen gecontroleerde en accountant, op een manier die we kennen van de verhouding tussen zorgverleners, zorgvragers en verzekeraars die als CTO optreden. 

Dat voorbeeld laat meteen zien aan welk probleem dit model volledig voorbij gaat: Het CTO heeft geen natuurlijke prikkel om de kosten van het geleverde product (zorg of audit) te beteugelen. In de zorgsector wordt dat opgelost door marktwerking tussen verschillende CTO's te creëren, met beperkt resultaat. 

Toen nog hoogleraar Steven Maijoor (thans AFM-directeur) reageerde in deze lijn: het probleem zit niet bij de prijsconcurrentie, maar bij het gebrek aan kwaliteitsconcurrentie. Sterk punt, wat mij betreft, want het is nu juist aan de beroepsorganisaties wereldwijd te danken dat accountants niet eens mogen concurreren op kwaliteit. Immers, een accountantsverklaring is altijd hetzelfde, wie deze ook heeft afgegeven. Die fictie wordt al decennia bevorderd, en dan kijken we ineens gek op dat kantoren dan maar op prijs concurreren. Terwijl iedere econoom weet dat in een markt waarin geen onderscheid is tussen de producten, de prijs tendeert naar de kostprijs, en dus de kostprijs omlaag moet om nog geld te verdienen. 

Roger Dassen, toen voorzitter van Deloitte Accountants, signaleert dat als je met een CTO gaat werken, je niets oplost als de gecontroleerde nog steeds zelf zijn accountant mag uitzoeken. Kortom, hij geeft de afweging die Koster in 2010 overneemt in zijn voorstel. 

Dassen noemt vervolgens tien maatregelen die in zijn ogen wel zouden werken. Een deel daarvan is inmiddels geïmplementeerd, maar de roep om herziening van het beroep is er niet minder door geworden. 

In zijn weerwoord laat Bindenga weten dat hij niet uit is op een staatsaccountant, en dat hij de bezwaren tegen zijn voorstellen anders weegt dan zijn criticasters. Nieuwe argumenten volgen echter niet, waardoor de discussie wat blijft hangen op het niveau "ik vind dit, jij vindt dat, en zo vinden we allemaal wel wat". 

In september 2005 is Bindenga terug en zet hij de stap die in 2010 door Koster is overgenomen: hij meent niet langer dat gecontroleerden hun eigen accountant mogen uitzoeken, maar pleit nu voor één wereldwijde auditorganisatie. 

De heer Gerrit Eveleens (oud-KPMG'er) weerspreekt de analyse van Bindenga, echter zonder veel argumenten, en eindigt met een serie stellingen. Uit de stellingen krijg je de indruk dat ook Eveleens, zoals eerder onder meer Dassen en Maijoor, niet zo onder de indruk is van de financiële relatie tussen accountant en gecontroleerde, maar dat oplossingen moeten worden gezocht in de kwaliteitsbevordering van de accountantswerkzaamheden. 

In het licht van zoveel stellingnames en argumenten, door zo hooggeleerde heren en prominenten in het beroep, past enige bescheidenheid. Maar voor de debatvreugde verwijs ik graag naar mijn eigen standpunten in deze kwestie, zoals ik die in de loop van de jaren gaf: 

In oktober 2004 stelde ik de vraag of het accountantsberoep wel zo "in de drek" zat als met name accountants zelf beweerden. Ik blijf die vraag relevant vinden. Wilde concepten voor het oplossen van een probleem moeten wat mij betreft voldoen aan twee eisen: 

  1. Ze moeten aangrijpen bij een werkelijk bestaand probleem
  2. Ze moeten naar redelijke verwachting iets oplossen

Bij gebrek aan argumenten die laten zien dat aan beide eisen wordt voldaan, word ik niet vrolijk van het CTO-model. Immers, het probleem zit in de kwaliteit van de accountantscontrole en in de relevantie. Dat dit probleem start met de financiële relatie is niet alleen niet aangetoond, het wordt weersproken door vele tientallen jaren waarin het accountantsberoep uitstekend functioneerde onder dezelfde financiële verhoudingen, terwijl vooralsnog geen enkel argument is geboden waaruit zou moeten blijken dat het veranderen van die verhoudingen automatisch het kwaliteitsprobleem zou oplossen. 

In april 2005 wees ik, in een discussie over de minimale kostprijs van accountantscontrole, er op dat je niet moet ingrijpen op één aspect als je een ander aspect wil beïnvloeden, en als dat ook rechtstreeks kan. Als beroep, toezichthouders of wetgever menen dat de kwaliteit onder de maat is, richt dan effectief toezicht in op die kwaliteit. Daar zijn we nu pas net mee bezig in Nederland. Laat eerst maar eens zien dat deze directe aanpak faalt, voor we het via indirecte methodes gaan proberen. 

In januari 2006 reageerde ik op de stellingname van Bindenga uit september 2005. Mijn betoog toen was dat de accountant geen relatie heeft met de gecontroleerde, in casu het bestuur van een vennootschap, maar met de belanghebbende, in casu de aandeelhouders of de raad van commissarissen (RvC) van een vennootschap. Dat het zo in de praktijk niet werkt wist en weet ik ook wel, vandaar dat ik betoogde: los dat probleem dan op. Als de aandeelhouders en/of de RvC zich niet opstelt zoals past bij haar taak, dus als eigenaren c.q. vertegenwoordigers van de belanghebbenden bij de vennootschap, ga dat dan niet oplossen door de relatie tussen accountant en vennootschap verregaand te simplificeren. 

Onder de kop 'Wantrouwensman van het maatschappelijk verkeer' gaf ik in maart 2007 aan op welke manier de houding van de accountant zelf heeft bijgedragen aan de steeds verder oplopende discussies over zijn nut, zijn betrouwbaarheid en de manier waarop hij zich in steeds meer regelgeving  verschanst voor de enge buitenwereld. 

De financiële verhouding tussen accountant en gecontroleerde speelt daarin geen rol. Maijoor wees er in 2002 al op: iets wat tientallen jaren gewerkt heeft, kan niet ineens de hoofdoorzaak van het probleem zijn. Het echte probleem, zoals velen gesignaleerd hebben, is gebrek aan kwaliteit. En daar voegde ik dus aan toe: gebrek aan vrijmoedigheid en verantwoordelijkheid durven nemen. Lafheid, zo u wilt. 

Door een bezoek aan Moldavië kreeg ik de kans met een nieuw perspectief naar de situatie in Nederland te kijken. En, net zoals samen met Marc van Hilvoorde in ons Ned Ludd-artikel, was mijn conclusie dat opkomst en ondergang van het accountantsberoep volledig samen gaan met het vermogen van dit beroep toegevoegde waarde te leveren aan de maatschappij. 

Al sinds 2002 lukt het mij niet in te zien waarom de beide voorstellen van Bindenga of het recente voorstel van Koster, of welke andere variant op een CTO ook, de simpelste en effectiefste oplossing zouden zijn voor de problemen van het accountantsberoep. 

Dat wil niet zeggen dat ik uitsluit dat dergelijke voorstellen een bijdrage zouden kunnen leveren. Het wil wel zeggen dat ik niet geloof dat ze het gehele probleem oplossen, zonder eigen nieuwe problemen kunnen worden ingevoerd en dat het niet simpeler kan. Door toezicht daar waar het nodig is: op de kwaliteit van de accountantscontrole. 

Deze lange, veel te lange inleiding had ik nodig om een schets te geven van de stand van de discussie hierover zoals ik die waarneem. Ik zou graag willen bijdragen aan de debatvreugde door nieuwe argumenten te leveren, maar ik heb ze niet. Ik meen dat anderen, maar ook ikzelf, in het afgelopen decennium méér dan voldoende hebben aangegeven waarom het idee van een CTO een slecht idee is: 

  1. De oplossing lost een niet-bestaand probleem op, en negeert het wel bestaande probleem
  2. Een CTO werkt kostenverhogend doordat het prijsconcurrentie weg neemt
  3. Een CTO bevordert kwaliteitsconcurrentie niet
  4. De oplossing is gebaseerd op een onzalige simplificatie van de visie op de verhouding tussen accountant, opdrachtgever en gecontroleerde
  5. De oplossing is indirect, en in feite een kwestie van pappen en nathouden, omdat het de relevantievraag van de accountant negeert.

Wat moet dan wel gebeuren? 

Het probleem moet correct benoemd worden. Het feit dat de aandeelhouder een accountant inhuurt om het bestuur te controleren is niet het probleem. Het feit dat de aandeelhouder die taak de facto delegeert aan de gecontroleerde, het bestuur dus, is wel een probleem. Het feit dat de accountant zich niet altijd bewust lijkt van zijn rol als vertrouwensman van het maatschappelijk verkeer, die dus door zijn werk waarde moet toevoegen voor dat maatschappelijk verkeer, is ook een probleem. 

En dat alles komt samen in het echte probleem: kennelijk leveren accountants niet altijd de kwaliteit die van hen verwacht wordt. 

Dat betekent dus dat de oplossingen dáár moeten aangrijpen: 

  1. Onafhankelijk, krachtig toezicht op de kwaliteit van de accountantscontrole. Niet in het eerste jaar dat we serieus toezicht hebben al weer gaan roepen om iets nieuws dus.
  2. Bevorderen van kwaliteitsconcurrentie door onder andere: a. het afschaffen van standaardverklaringen b. het afschaffen van de controleplicht c. het afschaffen van de titelbescherming d. het ernstig beperken van de geheimhoudingsplicht van accountants
  3. Het verder versterken van de macht van de aandeelhouder (AvA) en de raad van commissarissen
  4. Het veel verder opvoeren van het debat met het maatschappelijk verkeer en het gericht zoeken naar de werkelijke toegevoegde waarde van accountants volgens de afnemers van accountantsdiensten en -producten.
  5. Een algeheel verbod op het gebruik van de kreet "verwachtingskloof"

Arnout van Kempen 

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Arnout van Kempen di CCO CISA is Senior manager Risk & Compliance bij Baker Tilly. Hij schrijft op persoonlijke titel. Hij is lid van de Commissie Financiƫle verslaggeving & Accountancy van de AFM en lid van de signaleringsraad van de NBA. Daarnaast is hij diaken van het bisdom 's-Hertogenbosch.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.