Tuchtrecht

Curaçaose 'fraude-expert' drie keer onderuit

Een forensisch accountant op Curaçao doet zijn werk zo slordig dat hij wordt berispt en zijn inschrijving voor in totaal negen maanden wordt doorgehaald.

Accountantskamer

Zaaknummers:
11/1864, 11/1295 en 11/352 Wtra AK
Datum uitspraak:
25 mei 2012
Oordeel:
grotendeels gegrond
Maatregel:
doordaling zes maanden, berisping, doordaling drie maanden
Status:
definitief
Vindplaats:
ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0263, ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0264, ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0265

Lex van Almelo

Belangrijkste feiten

11/1864 Wtra

De raad van toezicht van de Universiteit van de Nederlandse Antillen vraagt een forensisch accountant de betrouwbaarheid van twee documenten te onderzoeken. Het ene document is de overeenkomst van opdracht die de rector magnificus voor zijn benoeming heeft gesloten voor een nevenactiviteit ten behoeve van het Openbaar Ministerie. Het tweede document is de rekening van 31.500 Antilliaanse guldens die hij daarvoor heeft verstuurd.

De accountant heeft de rector gehoord in het bijzijn van de leden van de raad van toezicht. De conceptrapportage is voor commentaar voorgelegd aan de rector. Na de reactie van de rector concludeert de accountant dat de opdrachtovereenkomst en de declaratie zijn vervalst en de rector magnificus heeft samengespannen met twee anderen. De stukken zouden zijn geantedateerd.

De universiteit ontslaat de rector op staande voet en doet aangifte wegens valsheid in geschrifte en/of verduistering in dienstbetrekking. De rector magnificus dient een klacht in.

11/1295 Wtra

In deze zaak klagen de algemeen directeur van een overheids-nv en diens plaatsvervanger over het onderzoek dat de accountant heeft ingesteld naar de rechtmatigheid van de directiesalarissen, de pensioenkosten van een deel van het personeel in de jaren 2006-2010 en andere kostenposten. De accountant concludeert dat er betalingen zijn gedaan zonder de juiste formele c.q. statutaire besluiten die daarvoor nodig zijn. Verder zijn er pensioenpremies betaald zonder dat daarvoor een wettelijke of contractuele grondslag bestaat. De directeur en zijn plaatsvervanger worden gemaand de ontvangen bedragen te restitueren.

De twee weerspreken dat zij zich hebben schuldig gemaakt aan ongeoorloofd of onrechtmatig handelen. Ook weerspreken zij de aantijgingen dat zij mogelijk strafbare feiten zouden hebben gepleegd. De twee dienen een klacht in bij de Accountantskamer.

11/352 Wtra

De fraude-expert doet een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bestedingen van een overheids-nv op Curaçao. De statutair directeur heeft hem deze opdracht gegeven onder druk van de raad van commissarissen. Het onderzoek spitst zich toe op de reis- en verblijfkosten (inclusief representatie en het bezoek van congressen), de investeringen in Panama, de overeenkomsten met een andere vennootschap, de werving en selectie van personeel, de overeenkomsten met derden over sleepboten, donaties, contacten met buitenlandse vertegenwoordigers en leveranciers, investeringen en de relatie tussen diverse vennootschappen.

De onderzoeker brengt tussentijds rapport uit aan de raad van commissarissen, die de statutair-directeur vervolgens schorst. Na de directeur te hebben gehoord, verlengt de algemene vergadering van aandeelhouders deze schorsing. Niet lang daarna wordt de statutair directeur ontslagen.

Klacht

11/1864 Wtra (onderzoek naar rector magnificus)

De klacht bestaat uit acht onderdelen, waarvan de onderstaande onderdelen (deels) gegrond zijn verklaard. De accountant:

  • is selectief te werk gegaan en heeft er voor gekozen enkele personen die cruciaal zijn voor het onderzoek niet te horen;
  • heeft alleen selectieve parafraseringen van de interviews voorgelegd aan de rector en niet de transcripten daarvan, zodat de rector niet heeft kunnen verifiëren of die parafraseringen juist zijn, wat de betrokkenen nog meer hebben gezegd en in welke context zij dat deden;
  • laat meningen, feiten, suggestieve opmerkingen en (ernstige) kwalificaties en beschuldigingen door elkaar heen lopen zonder onderbouwing;
  • heeft zich niet laten adviseren door een deskundige over de civielrechtelijke en strafrechtelijke kwalificaties die hij gebruikte en die de eer en goede naam van de rector ernstig aantastten;
  • niet op adequate wijze rekening gehouden met de belangen van de klager, zoals de Praktijkhandreiking persoonsgerichte onderzoeken vereist.

11/1295 Wtra (onderzoek naar directeur en plaatsvervanger)

De accountant heeft

  • de klagers niet tijdig en schriftelijk geïnformeerd over het onderzoek en geen hoor en wederhoor toegepast;
  • door desondanks te rapporteren niet objectief, niet deskundig, niet zorgvuldig en niet professioneel gehandeld.

11/352 Wtra (onderzoek naar statutair directeur)

De accountant heeft in zijn tussen- c.q. eindrapport

  • een persoonsgericht onderzoek verricht terwijl dat niet de opdracht was;
  • de klager niet tijdig en behoorlijk gehoord;
  • zijn stellingen onvoldoende onderbouwd, waaronder de stelling dat de statutair directeur niet altijd de medewerking heeft verleend die van hem werd verzocht;
  • eigenmachtig en zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vennootschap onderwerpen aan het onderzoek toegevoegd;
  • feitelijke onjuistheden opgenomen en onjuiste conclusies getrokken waarvoor een onderbouwing ontbreekt;
  • veel negatieve opmerkingen gemaakt;
  • wist dat de kwestie veel media-aandacht zou krijgen waardoor de statutair directeur en de vennootschappen permanente schade zouden oplopen.

Oordeel

11/1864 Wtra (onderzoek naar rector magnificus)

De Accountantskamer stelt vast dat de accountant het onderzoek wel degelijk heeft verricht als registeraccountant, ook al geeft hij zich uit als Certified Fraud Examiner (CFE).

De accountant had de hoogleraar Good Governance moeten horen, omdat deze volgens een rapport had kunnen getuigen dat de rector zich buiten werktijd vijf dagen per maand zou inzetten voor de opdracht en daarvoor vijf mille per maand zou ontvangen. De hoogleraar zou bovendien kunnen getuigen dat de voorganger van de rector akkoord is gegaan met de opdracht.

De accountant had de onderzochte rector de mogelijkheid moeten bieden om feitelijke onjuistheden recht te zetten in de verslagen van de gesprekken die de accountant met hem heeft gevoerd. Dat de rector had kunnen vragen om een bandopname maakt dit verzuim niet goed. Hoewel er geen regel is die de onderzoekend accountant verplicht om de transcripties van gesprekken met andere geïnterviewden voor te leggen, had het voor de hand gelegen dat hij deze als bijlagen had toegevoegd aan zijn rapport.

De accountant heeft enkele reacties van de rector op het concept niet verwerkt, terwijl deze spoorden met andere feitelijke aanwijzingen. De accountant had daarnaar nader onderzoek moeten instellen om een deugdelijke grondslag te verkrijgen. De paar citaten van de rector geven diens commentaar onvoldoende weer. De accountant heeft er te weinig oog voor gehad dat zijn conclusie over de vervalste documenten niet goed te rijmen valt met andere bekende feiten.

De accountant had zich mede daarom moeten onthouden van strafrechtelijke en civielrechtelijke kwalificaties.

Al met al heeft de accountant de beginselen van integriteit, objectiviteit, deskundigheid en zorgvuldigheid en professioneel gedrag geschonden.

11/1295 Wtra (onderzoek naar directeur en plaatsvervanger)

De Accountantskamer stelt vast dat voor dit soort opdrachten de voorschriften van de NVCOS 4400 van toepassing zijn (opdrachten tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden met betrekking tot financiële informatie). Volgens die voorschriften mag de accountant alleen verslag doen van feitelijke bevindingen die voortkomen uit zijn werkzaamheden. Hij verschaft geen zekerheid, zodat de gebruikers van het rapport zelf een oordeel moeten vormen en hun eigen conclusies moeten trekken. NVCOS 4400 schrijft hoor en wederhoor niet voor.

Of de accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, moet ook worden getoetst aan de Praktijkhandreiking persoonsgerichte onderzoeken. Want het onderzoek naar de twee directeuren was persoonsgericht. De accountant heeft echter niet onderzocht of hij zich aan de Praktijkhandreiking moest houden. Met het oog op de juiste omgangsvormen en de beroepsbeginselen had van de accountant verlangd mogen worden dat hij de klagers schriftelijk had geïnformeerd over het onderzoek dat hij ging instellen. Dat de klagers daarvan voldoende op de hoogte waren dankzij de media en perscommuniqués vindt de Accountantskamer niet toereikend.

De Accountantskamer herhaalt zijn mantra uit eerdere uitspraken dat hoor en wederhoor bij persoonsgerichte onderzoeken geen doel of verplichting op zich zijn, maar doorgaans een belangrijke waarborg om te voorkomen dat de beginselen deskundigheid, zorgvuldigheid en professioneel handelen worden bedreigd.

Gezien de ernstige aantijgingen had de accountant de directeuren moeten horen en de kans op wederhoor moeten bieden. Door dit achterwege te laten, mist het rapport een deugdelijke grondslag en heeft de accountant bovendien de vereiste omgangsvormen niet in acht genomen. Er zijn geen bijzondere omstandigheden die een uitzondering rechtvaardigen.

11/352 Wtra (onderzoek naar statutair directeur)

De klacht is op alle onderdelen gegrond.

De Accountantskamer vindt het opmerkelijk dat de accountant de tussentijdse rapportage eerst heeft laten lezen aan de raad van commissarissen, terwijl de statutair directeur de opdrachtgever was. Bovendien heeft de directeur niet de gelegenheid gekregen op het tussenrapport te reageren. Omdat het tussenrapport ook is uitgebracht aan derden (de raad van commissarissen) had de accountant hoor en wederhoor moeten plegen voordat hij de rapportage uitbracht.

Dat geldt eens temeer nu de accountant het onderzoek eigenmachtig heeft uitgebreid van negen bestedingen tot zestien bestedingen en er daarmee een persoonsgericht onderzoek van heeft gemaakt. Hij had de directeur moeten inlichten over deze uitbreiding.

Door het gebrek aan hoor en wederhoor, mist de rapportage een deugdelijke grondslag.

Alleen het laatste onderdeel van de klacht is niet gegrond. De directeur kan namelijk niet aantonen dat de accountant het rapport heeft laten lekken aan de media en dat er om die reden citaten in de media verschenen voordat de statutair directeur op de hoogte was van de inhoud van het rapport.

Maatregel

11/1864 Wtra (onderzoek naar rector magnificus)

Omdat de gevolgen van de rapportage ernstig zijn en de accountant zich afficheert als Certified Fraud Examiner vindt de Accountantskamer dat hem een ernstig verwijt moet worden gemaakt. De kamer legt een tijdelijke doorhaling op van zes maanden, die bovenop de doorhaling van drie maanden komt uit zaak 11/352 Wtra.

11/1295 Wtra (onderzoek naar directeur en plaatsvervanger)

De accountant heeft zijn onderzoek met onvoldoende distantie uitgevoerd en in zijn rapportage alleen aandacht gehad voor het perspectief van de onderneming. Met een ondeugdelijke rapportage heeft hij de belangen van de klagers in ernstige mate geschonden, waarbij hij geen of onvoldoende besef heeft gehad van zijn eigen beroepsregels. Daarom is een berisping passend en geboden.

11/352 Wtra (onderzoek naar statutair directeur)

De Accountantskamer rekent de accountant aan dat hij de uitvoering van zo'n belangwekkend persoonsgericht onderzoek niet op orde had. Hij heeft onvoldoende oog gehad voor de belangen van de statutair directeur, die uiteindelijk is ontslagen na het zeer kritische oordeel van de accountant. De Accountantskamer houdt rekening met de tijdelijke doorhaling en berisping die in de twee bovengenoemde zaken zijn opgelegd voor vergelijkbare vergrijpen. De Accountantskamer legt een doorhaling op van drie maanden, die pas ingaat op het moment dat de tijdelijke doorhaling definitief is en is geëindigd.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.